4.4.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 24 december 2020 te Rotterdam
zijn zus [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [naam slachtoffer 1] meermalen
tegen het hoofd en de armen te slaan en te duwen en tegen de rug te trappen en met een riem op/tegen de rug en billen en kuiten te slaan.
2
hij op 24 december 2020 te Rotterdam
zijn broer [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [naam slachtoffer 2] meermalen op het gezicht te slaan en met een riem op de rug te slaan.
3
hij op 24 december 2020 te Rotterdam
wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
- een pistool, van het merk en type Bbm Minigap, kaliber 9 mm, en
- een pistool, van het merk en type Bbm 315 Auto, kaliber 6.35 mm, en
voor deze vuurwapens geschikte munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens
en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III onder 1º te weten één of meer kogelpatronen van het kaliber 6.35 mm voorhanden heeft gehad;
4
hij omstreeks 24 december 2020 te Rotterdam
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als
bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
- een kogelpatroon NK 1971, kaliber 7.62 mm en
- twee kogelpatronen 10 91, kaliber 7.62 mm en
- drie kogelpatronen GFL, kaliber 9 mm knal en
- een kogelpatroon S&B, kaliber 9 mm PA Blanc en
- een kogelpatroon CBC 380, kaliber 9 mm en
- drie revolver kogelpatronen Fiocchi, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.