ECLI:NL:RBROT:2021:3374

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
16 april 2021
Zaaknummer
10/320991-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in een woning voorhanden hebben van (vuur)wapens en illegaal vuurwerk

Op 29 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 18 december 2020 in Rotterdam meerdere vuurwapens, stroomstootwapens en illegaal vuurwerk voorhanden had. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.C. Levy, werd beschuldigd van het in bezit hebben van wapens en vuurwerk, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De officier van justitie, mr. N. van der Meij, eiste een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 230 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, die zonder nadere motivering bewezen werden verklaard. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte mee. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en toonde spijt voor zijn daden. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 230 dagen, en stelde bijzondere voorwaarden aan de proeftijd, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank benadrukte het risico dat het onbevoegd voorhanden hebben van wapens met zich meebrengt voor de veiligheid van anderen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/320991-20
Datum uitspraak: 29 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M.C. Levy, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 230 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 25 februari 2021;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 18 december 2020 te Rotterdam, wapen
sals bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere vuurwapens in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van
- een revolver van het merk ROHM, type RG 76, kaliber .22 LR en
- een revolver van het merk Smith & Wesson, kaliber .38 en
- een gaspistool van het merk Umarex, type Walther P99, kaliber 9 mm PAK,
voorhanden heeft gehad;
2
hij op 18 december 2020 te Rotterdam, in een woning gelegen aan het [adres verdachte] en in een berging behorende bij voornoemde woning, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten,
- een door verdachte zelf vervaardigd en/of geïmproviseerd stuk vuurwerk, te weten een buisje met daarin knalvuurwerk en een lont en meerdere knikkers en
- meerdere stuks knalvuurwerk, te weten Super Cobra 6 en
- meerdere vuurpijlen, te weten Arena of Rockets en- meerdere enkel schotsbuizen, te weten Flash Bang en Double Strike en
Sterling Thunder en Asian Thunder, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad;
3
hij op 18 december 2020 te Rotterdam, meerdere wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 5º van de Wet wapens en munitie, te weten voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, te weten meerdere stroomstootwapens voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;

2..

overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;

3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 18 december 2020 in zijn slaapkamer vuurwapens, stroomstootwapens en illegaal vuurwerk voorhanden gehad. Tevens is in de berging van de woning illegaal vuurwerk aangetroffen.
Het onbevoegd voorhanden hebben van wapens - en met name vuurwapens - brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Vuurwapenbezit leidt meer dan eens tot vuurwapengebruik. Daarom moet tegen ongecontroleerd bezit van vuurwapens streng worden opgetreden. Daarnaast heeft de verdachte, door illegaal – zwaar en geïmproviseerd – vuurwerk op te slaan in zijn slaapkamer en de berging van zijn woning, onverantwoorde risico’s genomen en de algemene veiligheid van personen en goederen ernstig in gevaar gebracht. Als het vuurwerk tot ontbranding was gekomen, zou dit niet alleen ernstige gevolgen kunnen hebben gehad voor de verdachte en zijn gezinsleden, maar ook voor (bewoners van) woningen in de buurt. Het gaat immers om vuurwerk dat krachtige explosies teweeg brengt, vergelijkbaar met de kracht van een handgranaat. Het gevaar van spontane explosies was niet denkbeeldig, in aanmerking genomen dat de verdachte zich kennelijk ook bezig hield met het uit elkaar halen van vuurwerk en het construeren van geïmproviseerde explosieven.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij niet heeft stilgestaan bij deze risico’s, te meer omdat de verdachte een baan heeft in de brandveiligheid.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 februari 2021, dat onder meer het volgende inhoudt. De verdachte verklaart dat hij sinds zijn jeugd wapens verzamelt en dat dit ‘een foute interesse’ van hem is. Hij verklaart echter nooit kwade bedoelingen met de wapencollectie die bij hem is aangetroffen te hebben gehad. De verdachte verklaart een van de wapens te hebben aangeschaft vanuit een gevoel van onveiligheid, dat is ontstaan toen zijn broer in de zomer van 2020 is neergestoken door een buurtbewoner.
Als beschermende factoren worden zijn vaste baan, inkomen en woning genoemd. De verdachte woont samen met zijn broer bij zijn ouders. De verdachte geeft aan dat hij op korte termijn een eigen woning in een rustige omgeving wil kopen; zijn broer zal dan bij hem intrekken. De referenten die zijn gesproken omschrijven de verdachte als een rustige, zorgzame jongen die geen kwaad in zich heeft. Zij geven aan dat de verdachte van survivallen houdt en dat hij graag op pad gaat met zijn metaaldetector.
De reclassering kan het risico op recidive op dit moment niet inschatten. Er lijkt een verband te zijn tussen de bestaande psychische problemen en het delictgedrag. Een behandeling lijkt de reclassering noodzakelijk om enerzijds aan de problematiek van de verdachte te werken en anderzijds om de risico’s te beperken. De verdachte is in het kader van het huidige schorsingstoezicht aangemeld bij Fivoor en staat gemotiveerd tegenover een behandelverplichting en reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan daarop in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. De omstandigheden zoals geschetst in het reclasseringsrapport en hetgeen de rechtbank ter terechtzitting is gebleken geven hiertoe aanleiding. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte met misdadige intenties de (vuur)wapens heeft verzameld en hij heeft er ter zitting blijk van gegeven in te zien dat hij een fout heeft gemaakt en dat hij daar oprecht veel spijt van heeft. De verdachte heeft werk, woont bij zijn ouders en toont zich bezorgd om zijn moeder die met gezondheidsklachten kampt. Daarnaast is hij niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en heeft hij ruim een maand in voorlopige hechtenis gezeten. Zijn vaste baan en inkomen die als beschermende factoren gelden, lopen gevaar bij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op deze omstandigheden zal de rechtbank – in lijn met de eis van de officier van justitie en het verzoek van de raadsvrouw – een taakstraf van de maximale duur aan de verdachte opleggen, in combinatie met een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij de bijzondere voorwaarden die door de reclassering noodzakelijk worden geacht. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ten aanzien van feit 2, het derde en vierde gedachtestreepje, verzoekt de raadsvrouw artikel 9a Wetboek van Strafrecht toe te passen. Daarin kan de rechtbank de raadsvrouw niet tegemoet komen, want genoemd artikel maakt slechts mogelijk dat in het geheel geen straf wordt opgelegd; het leent zich niet voor toepassing ten aanzien van (onderdelen van) afzonderlijke feiten. In aanmerking genomen evenwel dat – zoals de raadsvrouw heeft gesteld en bij ontbreken van aanwijzingen voor het tegendeel – de vuurpijlen en de enkelschotsbuizen vóór 1 december 2020 aan particulieren verkocht mochten worden, dus niet kan worden uitgesloten dat de verdachte deze legaal heeft verworven, zal de rechtbank bij de straftoemeting aan het feit dat de verdachte dit vuurwerk na 1 december 2020 nog voorhanden had geen gewicht van betekenis toekennen. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 1.2.2. van het Vuurwerkbesluit.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 270 (tweehonderdzeventig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
230 (tweehonderddertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam, zo lang en zo vaak als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 18 december 2020 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere, althans een, vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van
- een revolver van het merk ROHM, type RG 76, kaliber .22 LR en/of
- een revolver van het merk Smith & Wesson, kaliber .38 en/of
- een gaspistool van het merk Umarex, type Walther P99, kaliber 9 mm PAK, voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 18 december 2020 te Rotterdam, in een woning gelegen op/aan het [adres verdachte] en/of in een berging behorende bij voornoemde woning, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten,
- een door verdachte zelf vervaardigd en/of geïmproviseerd stuk vuurwerk, te weten een buis(je) met daarin knalvuurwerk en/of een lont en/of meerdere, althans een, knikker(s) en/of
- meerdere stuks knalvuurwerk, te weten Super Cobra 6 en/of
- meerdere vuurpijl(en), te weten Arena of Rockets en/of
- meerdere enkelschotsbuizen, te weten Flash Bang en/of Double Strike en/of Sterling Thunder en/of Asian Thunder, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 18 december 2020 te Rotterdam, meerdere, althans een, wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 5º van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, te weten meerdere, althans een, stroomstootwapen(s) voorhanden heeft gehad.