ECLI:NL:RBROT:2021:3373

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
16 april 2021
Zaaknummer
10/315287-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie

Op 29 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 13 december 2020 in Rotterdam een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.W.E. Ros. De officier van justitie, mr. N. van der Meij, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit door de verdachte bekend was en dat er geen verweer was gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank verklaarde het feit wettig en overtuigend bewezen, waarbij het wapen als een vuurwapen van categorie III werd gekwalificeerd.

De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van vuurwapens in de openbare ruimte een groot probleem is, vooral in Rotterdam, en dat dit de veiligheid van de burgers in gevaar brengt. De verdachte had het wapen bij zich ter zelfverdediging, maar de rechtbank vond dit niet voldoende om de ernst van het feit te mitigeren. De verdachte was bovendien onder invloed van alcohol toen hij het wapen bij zich had. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad en de rapportage van de reclassering, die aangaf dat de verdachte openstond voor begeleiding.

Uiteindelijk legde de rechtbank een gevangenisstraf op van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich tijdens de proeftijd niet aan strafbare feiten mocht schuldig maken en dat hij moest meewerken aan het toezicht van de reclassering. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. M.C. Franken, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 29 maart 2021.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/315287-20
Datum uitspraak: 29 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. P.W.E. Ros, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, alsmede een contactverbod met medewerkers van P.I. Hoogvliet en een verbod zich binnen een straal van 100 meter rondom P.I. Hoogvliet te bevinden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Het feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 13 december 2020 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk Bbm Olympic 38 met bijbehorende munitie, te weten twee S&B kogelpatronen van het kaliber .380 R Knal met loden projectiel voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het, op de openbare weg, voorhanden hebben van een vuurwapen en het voorhanden hebben van voor dat wapen geschikte munitie. Bij de transportfouillering van de verdachte viel het wapen op de grond. Naar eigen zeggen had de verdachte recentelijk dreigementen aan zijn adres ontvangen en had hij daarom ter zelfverdediging een wapen bij zich.
De aanwezigheid en het gebruik van vuurwapens in de openbare ruimte is in Rotterdam een groot probleem, waardoor het veiligheidsgevoel van veel mensen wordt geraakt. Dat geldt te meer voor wapens als de verdachte voorhanden had: een alarmrevolver die zodanig gewijzigd was dat daarmee scherpe munitie kon worden verschoten; in het wapen bevonden zich ook knalpatronen die van loden projectielen waren voorzien. Het voorhanden hebben van dergelijke vuurwapens leidt al te vaak tot het gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens moet daarom streng worden opgetreden. De rechtbank rekent het de verdachte bovendien aan dat hij onder invloed van alcohol was toen hij het geladen vuurwapen bij zich had.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Antes Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 februari 2021. Hierin staat dat de verdachte sinds zijn zestiende levensjaar veelvuldig in aanraking is geweest met justitie, maar niet eerder vanwege het overtreden van de Wet wapens en munitie. De reclassering maakt zich zorgen over het sociale netwerk van de verdachte en zijn financiën. Er zijn aanwijzingen dat de verdachte een vuurwapen bij zich heeft gehad om zichzelf te beschermen, mogelijk tegen personen uit zijn verleden. De reclassering heeft geen beschermende factoren waargenomen, maar vindt het positief dat de verdachte openstaat voor een reclasseringstoezicht en dat hij wil meewerken aan bijzondere voorwaarden. Geadviseerd wordt dan ook om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met reclasseringstoezicht met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een inspanningsverplichting voor dagbesteding en het op orde krijgen van zijn financiën.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder het vuurwapen is aangetroffen en de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging heeft, naast de oplegging van een voorwaardelijke straf, verzocht om een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen gelijk aan het voorarrest, zodat de verdachte in vrijheid wordt gesteld. Daarvoor is het feit echter te ernstig. Het is zeer kwalijk en verontrustend dat de verdachte, in dronken toestand, op de openbare weg, een vuurwapen bij zich heeft om zich – naar zijn zeggen – te beschermen tegen personen die hem kennelijk iets aan willen doen.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding om een locatie- en contactverbod op te leggen. De verdachte heeft ter zitting verklaard het incident dat zich tijdens zijn voorarrest in P.I. Hoogvliet heeft voorgedaan te hebben uitgesproken met de desbetreffende medewerkers van de P.I. Omdat dit incident ook los staat van het strafbare feit waarvoor de verdachte wordt veroordeeld, is oplegging van de gevraagde verboden in dit vonnis niet op zijn plaats.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden, zoals omschreven in het rapport, noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Antes Reclassering, zo lang en zo vaak als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal meewerken aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding en het op orde krijgen van zijn financiële situatie, zolang de reclassering noodzakelijk vindt.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 december 2020 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk Bbm Olympic 38, kaliber .380 R Knal voorzien van loden projectiel (met bijbehorende munitie, te weten twee S&B kogelpatronen van het kaliber .380 R Knal met loden projectiel) voorhanden heeft gehad.