ECLI:NL:RBROT:2021:3352

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
C/10/614869 / FA RK 21-2002
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met zwakbegaafdheid en psychotische symptomen

Op 30 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan zwakbegaafdheid en psychotische symptomen. De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam heeft op 12 maart 2021 een verzoekschrift ingediend, vergezeld van diverse medische en zorgdocumenten. Tijdens de mondelinge behandeling, die ook via beeld- en geluidverbinding plaatsvond, zijn zowel de betrokkene als zijn advocaat en een verpleegkundig specialist gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, die een IQ van 50 heeft en in het verleden gediagnosticeerd is met schizofrenie, niet in staat is zelfstandig te functioneren. De huidige zorgsetting is noodzakelijk om ernstig nadeel te voorkomen, aangezien de betrokkene gevaarlijk gedrag vertoont en niet bereid is om vrijwillige zorg te accepteren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Wvggz van toepassing is, ondanks de zwakbegaafdheid die pleit voor de Wzd, en heeft een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden. De rechtbank heeft de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is mondeling gegeven door rechter N. Doorduijn en schriftelijk uitgewerkt op 14 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/614869 / FA RK 21-2002
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 30 maart 2021 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteland betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats betrokkene] , gemeente [gemeente] ,
thans verblijvende in Antes, locatie Albrandswaardsedijk te Poortugaal,
advocaat mr. S. Scheimann te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 12 maart 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 3 maart 2021;
  • de zorgkaart van 4 februari 2021;
  • het zorgplan van 10 februari 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz; en
  • de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 maart 2021. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat; en
  • [naam verpleegkundig specialist] , verpleegkundig specialist, verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat betrokkene lijdt aan zwakbegaafdheid (hij heeft een IQ van 50), dat hij in het verleden gediagnostiseerd is met schizofrenie en dat hij na middelengebruik psychotische symptomen vertoont met daarbij gevaarlijk gedrag. De zwakbegaafdheid staat op dit moment op de voorgrond, mede doordat hij nu geen middelen gebruikt en de psychose op de achtergrond is geraakt. Betrokkene is niet in staat zelfstandig te functioneren en de huidige situatie is alleen onder controle door de structuur van de kliniek. De psychiater die de medische verklaring heeft afgegeven, heeft geen aanwijzingen waargenomen voor een psychotisch toestandsbeeld. Op de mondelinge behandeling heeft de verpleegkundig specialist verklaard dat zij, net als de psychiater, geen psychoses heeft waargenomen. Zij wees er wel op dat betrokkene op stemmings- en antipsychoticamedicatie zit en dat dat – zo begrijpt de rechtbank haar toelichting – het zicht op onderliggende problemen kan beperken. De verpleegkundig specialist verklaarde twijfels te hebben bij de diagnose schizofrenie, maar wel uit te gaan van psychotische aspecten. Zij wil de medicatie niet afbouwen, want ook in de huidige, gecontroleerde, setting heeft betrokkene veel begeleiding nodig. Hij dreigt bijna dagelijks met fysiek geweld naar medepatiënten en het afbouwen van de medicatie wordt daarom thans niet overwogen. Zij verklaarde verder dat het IQ van betrokkene er op zich op wijst dat hij in de verstandelijke gehandicapten (VG) sector zou horen, maar dat de combinatie met middelengebruik betrokkene voor die sector complex maakt. Een overplaatsing stuit ook op praktische problemen. De VG-sector hanteert uitsluitingscriteria (middelengebruik, (zeden)-delictgedrag, weigeren samenwerking en forse agressieproblemen). Bij toepassing van de Wet zorg en dwang (Wzd) op betrokkene wil de VG-sector een terugkeergarantie van Antes, die Antes niet kan geven, aldus de verpleegkundig specialist. Zij wijst er ook op dat betrokkene altijd zorg van de GGZ heeft gehad en dat hij het in de kliniek nu goed doet.
2.2.
Over de vraag of betrokkene onder de Wvggz of onder de Wzd zou moeten vallen, overweegt de rechtbank het volgende. De zwakbegaafdheid van betrokkene staat op dit moment op de voorgrond. Dat pleit sterk voor toepassing van de Wzd. Tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat er psychotische aspecten zijn en dat er stemmings- en antipsychoticamedicatie nodig is die niet afgebouwd kan worden vanwege het gedrag van betrokkene. Van belang is verder dat betrokkene langere tijd in zorg is geweest bij de GGZ en dat het op dit moment dankzij de begeleiding vanuit de GGZ relatief goed met hem gaat. Daaruit kan afgeleid worden dat de huidige setting aansluit bij de zorgbehoeften van betrokkene. Van belang is tenslotte dat een overplaatsing naar een Wzd instelling – terecht of niet – op praktische problemen stuit, problemen die er niet zijn bij toepassing van de Wvggz. Alles afwegend, met name de omstandigheid dat betrokkene al langere tijd in de GGZ zit en het daar nu betrekkelijk goed doet, zal de rechtbank de Wvggz toepassen.
2.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Betrokkene is snel geagiteerd, zowel verbaal als fysiek agressief, achterdochtig en gedesoriënteerd in het denken en spreken. In het verleden heeft betrokkene, onder invloed van een psychose, gevaarlijk gedrag vertoond zoals vuurwapenbezit en ontremming waarbij hij meermaals met politie en justitie in aanraking is geweest. Momenteel is betrokkene niet in staat om zelfstandig te wonen, te functioneren en zijn financiën te beheren waardoor hij forse schulden heeft opgelopen. Het steunsysteem van betrokkene is overbelast. Tijdens de opname veroorzaakt betrokkene overlast op het terrein van de kliniek. De verpleegkundig specialist verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat het voorzienbaar is dat betrokkene decompenseert wanneer hij zal stoppen met het innemen van zijn antipsychotica.
2.4.
Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht; zo ziet hij geen nut in de huidige opname en wil hij een eigen huis. Bovendien wil betrokkene geen hulp accepteren van de hulpverlening. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.6.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid; en
  • het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd.
2.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.6. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 maart 2022;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 30 maart 2021 mondeling gegeven door mr. N. Doorduijn, rechter, in tegenwoordigheid van G. de Man, griffier, en op 14 april 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.