ECLI:NL:RBROT:2021:3351

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
C/10/614956 / FA RK 21-2053
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met psychische stoornissen

Op 30 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, waaronder middel geïnduceerde psychoses en een verstandelijke beperking. De officier van justitie had op 15 maart 2021 een verzoekschrift ingediend, vergezeld van relevante medische en zorgdocumenten. Tijdens de mondelinge behandeling, die via een beeld- en geluidverbinding plaatsvond, zijn zowel de betrokkene als zijn advocaat en een verpleegkundig specialist gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan ernstige psychische problemen, wat leidt tot een aanzienlijk risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, maar de verpleegkundig specialist benadrukte de noodzaak van intensieve behandeling.

De rechtbank overwoog dat er argumenten zijn voor zowel de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) als de Wet zorg en dwang (Wzd), maar concludeerde dat de Wvggz van toepassing is, gezien de psychotische aspecten en de huidige zorgbehoefte van de betrokkene. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg zijn en de betrokkene onvoldoende ziektebesef heeft. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van twaalf maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en beperking van de bewegingsvrijheid. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter N. Doorduijn en schriftelijk uitgewerkt op 14 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/614956 / FA RK 21-2053
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 30 maart 2021 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] , [geboorteland betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats betrokkene] , gemeente [gemeente] ,
thans verblijvende in Antes, locatie Albrandswaardsedijk te Poortugaal,
advocaat mr. J.A. Smits te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 15 maart 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 3 maart 2021;
  • de zorgkaart van 10 maart 2021;
  • het zorgplan van 12 februari 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz; en
  • de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 maart 2021. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat; en
  • [naam verpleegkundig specialist] , verpleegkundig specialist, verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van middel geïnduceerde psychoses en een stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol. Betrokkene is verder bekend met suïcidaliteit en een posttraumatische stressstoornis. Ook heeft hij een verstandelijke beperking. Er is sprake is van een psychotisch toestandsbeeld waarbij betrokkene gedesoriënteerd is in het denken en spreken. Tevens is er sprake van een zeer kwetsbare persoonlijkheidsstructuur met een ultra hoog risico op psychoses. Het emotionele ontwikkelingsniveau van betrokkene is disharmonisch en wordt geschat rond de eerste individuatiefase. Er zijn verder vermoedens van niet aangeboren hersenletsel. De verstandelijke beperking staat op dit moment op de voorgrond.
2.2.
De advocaat heeft namens betrokkene bepleit om het verzoek af te wijzen omdat de verstandelijke beperking van betrokkene op de voorgrond staat waardoor het verzoek onder het bereik van de Wet zorg en dwang (hierna: Wzd) valt. De verpleegkundig specialist verklaarde tijdens de mondeling behandeling dat betrokkene intensieve behandeling krijgt waarbij hij positieve stappen vooruit maakt. Verder verklaarde zij dat een overplaatsing het risico met zich meebrengt dat zij betrokkene niet meer terug kunnen nemen omdat Antes na overplaatsing niet meer gefinancierd worden. Zij wees er ook op dat de GGZ meer aanbod heeft voor de specifieke doelgroep waaronder betrokkene valt en dat hij naar haar mening beter op zijn plek zit bij de GGZ dan bij de Wzd.
2.2.
Over de vraag of betrokkene onder de Wvggz of onder de Wzd zou moeten vallen, overweegt de rechtbank het volgende. Voor toepassing van beide wetten is op dit moment iets te zeggen. De verstandelijke beperking van betrokkene staat op dit moment op de voorgrond. Dat pleit voor toepassing van de Wzd. Tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat er zwaarwegende psychotische aspecten zijn en dat er dankzij de begeleiding door de GGZ positieve stappen worden gezet. Dat bevestigt wat de verpleegkundig specialist verklaarde, namelijk dat betrokkene op dit moment op een plek zit die voor hem geschikt is en die aansluit op zijn zorgbehoefte. Van belang is tenslotte dat een overplaatsing naar een Wzd instelling – terecht of niet – op praktische problemen stuit, problemen die er niet zijn bij toepassing van de Wvggz. Een alternatieve plaats is er voor betrokkene op dit moment eenvoudig niet. Alles afwegend zal de rechtbank de Wvggz toepassen.
2.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Het steunsysteem is uitgeput; zo kan de moeder van betrokkene de zorg voor hem niet meer aan. De stoornis van betrokkene in het gebruik van middelen leidt tot agitatie en verwardheid; zo liet hij recentelijk zijn geslachtsdeel aan de verpleegkundige zien. Er is sprake van snel oplopende spanning. Tijdens de opname heeft betrokkene constant sturing en begeleiding nodig om niet in conflict te komen met anderen. Gedurende het verlof is betrokkene meermaals door politie teruggebracht naar de kliniek nadat hij buiten in conflict was geraakt met anderen. In eerste instantie weigerde betrokkene het innemen van zijn medicatie. Inmiddels gaat het beter met betrokkene en neemt hij zijn medicatie in. Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde de verpleegkundig specialist dat het toestandsbeeld van betrokkene nog te fragiel is om met ontslag te gaan. Een langere opname is daarom noodzakelijk. Betrokkene is aangemeld bij de kliniek Weerlanden van Fivoor in Den Haag. De diagnostiek van betrokkene zal nader worden onderzocht waarbij er gekeken zal worden of betrokkene uiteindelijk moet worden opgenomen in het kader van de Wzd.
2.4.
Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene heeft geen ziektebesef of ziekte-inzicht. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.6.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid; en
  • het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd.
2.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.6. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 maart 2022;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 30 maart 2021 mondeling gegeven door mr. N. Doorduijn, rechter, in tegenwoordigheid van G. de Man, griffier, en op 14 april 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.