Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde 1] ,
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een huurrechtelijke kwestie. De eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde M. Hennen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning die hij had verhuurd aan de gedaagden, die zelf procederen. De eiser stelde dat de gedaagden tekortgeschoten waren in hun verplichtingen, waaronder het niet tijdig betalen van huur. De gedaagden, bestuurders van een stichting, betwistten echter dat zij persoonlijk verantwoordelijk waren voor de huurovereenkomst, aangezien deze was aangegaan door de stichting zelf. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst niet met de gedaagden, maar met de stichting was gesloten. Hierdoor kon de vordering van de eiser niet worden toegewezen. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden op nihil zijn vastgesteld, omdat zij in persoon procederen en geen kosten hebben gemaakt. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste partijstelling in civiele procedures, vooral in huurrechtelijke geschillen.