ECLI:NL:RBROT:2021:3345

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
8799749 CV EXPL 20-34967
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit overeenkomst van opdracht met gedeeltelijke toewijzing

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2021, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een andere besloten vennootschap (gedaagde) over een overeenkomst van opdracht. Eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 5.542,03, vermeerderd met wettelijke handelsrente, als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van de betalingsverplichtingen door gedaagde. De procedure begon met een dagvaarding op 14 september 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en repliek. Gedaagde heeft geen conclusie van dupliek ingediend.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde in ieder geval € 3.267,- aan eiseres verschuldigd is voor de werkzaamheden aan een sculptuur van een eekhoorn en een wesp/bij. Eiseres heeft daarnaast nog een resterend bedrag van € 121,- voor de eekhoorn en € 1.149,50 voor de wesp/bij gevorderd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de meerprijs van de eekhoorn, maar heeft de vordering voor de wesp/bij toegewezen. Eiseres heeft ook aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, die gedeeltelijk zijn toegewezen, evenals de wettelijke handelsrente.

De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 4.416,50, vermeerderd met wettelijke handelsrente, en heeft gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde moet voldoen aan de veroordeling, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8799749 CV EXPL 20-34967
uitspraak: 26 maart 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]h.o.d.n.
[handelsnaam 1], [handelsnaam 2], [handelsnaam 3],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. J.J.F.M. Konings,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]h.o.d.n.
[handelsnaam 4], [handelsnaam 5], [handelsnaam 6], [handelsnaam 7], [handelsnaam 8],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: [naam].
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 14 september 2020, met bijlagen;
de conclusie van antwoord, met bijlagen;
de conclusie van repliek, met bijlagen.
Hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld heeft [gedaagde] geen conclusie van dupliek genomen.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
Op verzoek van [gedaagde] hebben partijen medio januari 2020 een overeenkomst van opdracht gesloten. [eiseres] heeft in dit kader voor [gedaagde] haar sculptuur van een eekhoorn van 5-6 vierkante meter met een staarthoogte van ongeveer 2,30 meter voorbewerkt en behandeld met een kunststofcoating. [eiseres] heeft daarnaast [gedaagde] haar sculptuur van een wesp/bij van 2-3 vierkante meter bewerkt en afgelakt met een kunststofcoating.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 5.542,03 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over (het restant van) een bedrag van € 4.537,50 vanaf 14 september 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, met bepaling dat [gedaagde] over het bedrag van deze proceskosten de wettelijke rente verschuldigd zal zijn vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening, alsmede met veroordeling van [gedaagde] in de nakosten..
3.2
[eiseres] legt aan haar vordering tot betaling primair nakoming van de overeenkomst van opdracht en subsidiair vergoeding van redelijk loon ten grondslag. Omdat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting moet zij ook de buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente betalen.
3.3
[gedaagde] heeft de vordering betwist. Op het verweer van [gedaagde] wordt hierna - voor zover van belang voor de uitkomst van de procedure - verder ingegaan.

4..De beoordeling

hoofdsom

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat Sober in ieder geval een bedrag aan [eiseres] van € 3.267,- verschuldigd is, bestaande uit een bedrag van € 2.400,- exclusief btw voor de werken aan de eekhoorn en een bedrag van € 300,- exclusief btw voor de meerwerken aan de wesp/bij, te vermeerderen met 21% btw over deze bedragen. [gedaagde] zal dan ook in ieder geval worden veroordeeld tot betaling van € 3.267,-.
4.2
Het bovenstaande heeft tot gevolg dat [eiseres] ten aanzien van de werken aan de eekhoorn nog een resterend bedrag van € 121,- inclusief btw vordert en ten aanzien van de meerwerken aan de wesp/bij nog een resterend bedrag van € 1.149,50.
4.3
Ten aanzien van de werken aan de eekhoorn stelt [eiseres] dat de door [gedaagde] opgegeven oppervlakte van de eekhoorn niet juist was. Na opmeting bleek het oppervlak namelijk ruim 70% meer te zijn, waardoor partijen hiervoor een meerprijs van € 100,- exclusief btw (€ 121,- inclusief btw) overeengekomen zouden zijn. [gedaagde] betwist dit. Als volgt wordt overwogen. Vast staat dat partijen op enig moment akkoord waren met een offerte van € 2.400,- exclusief btw. [eiseres] stelt dat er een significant verschil zit tussen de afmeting waarop de offerte is gebaseerd en de afmeting waarop de uiteindelijke factuur is gebaseerd, maar laat na dit verschil in afmeting op de factuur te specificeren. [eiseres] laat tevens na om enig ander stuk te overleggen waaruit gesteld verschil in afmeting blijkt en waaruit blijkt dat partijen een dergelijke meerprijs zijn overeengekomen. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] heeft [eiseres] onvoldoende gesteld om dit deel van haar vordering toe te wijzen. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van de werken aan de wesp/bij is in geschil wat partijen voor prijs zijn overeengekomen, dan wel wat een gebruikelijk of redelijk loon is voor de door [eiseres] gedane werkzaamheden. [gedaagde] betwist bij conclusie van antwoord het door [eiseres] gevorderde bedrag en voert aan dat partijen een bedrag van € 300,- exclusief btw zijn overeengekomen. Kunststof Coating voert aan dat de facturering van de wesp/bij in lijn met die van de eekhoorn is en stelt bij repliek dat het niet logisch zou zijn als zij de wesp/bij voor zoveel minder in behandeling zou nemen. [gedaagde] heeft nagelaten hierop te reageren bij conclusie van dupliek. De kantonrechter neemt aan dat [gedaagde] hiermee haar betwisting niet heeft gehandhaafd, dan wel dat zij [eiseres]’ vordering ten aanzien van de wesp/bij onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Dit deel van de vordering zal dan ook worden toegewezen.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.5
[eiseres] maakt voorts aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiseres] heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, nu [eiseres] niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben. Omdat slechts een gedeelte van [eiseres] haar vordering aan hoofdsom zal worden toegewezen, zal aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 665,63(exclusief btw) worden toegewezen, bestaande uit 15% van de hoofdsom van € 4.416,50. De gevorderde (extra) invorderingskosten ad € 40,00 zullen worden afgewezen, omdat die kosten geacht worden te zijn begrepen in voornoemde buitengerechtelijke incassokosten. Anders dan [eiseres] kennelijk meent, biedt artikel 6:96 BW namelijk geen grondslag voor het naast elkaar vorderen van dergelijke kosten.
4.6
[eiseres] vordert tevens een vergoeding van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:120 lid 2 in samenhang met artikel 6:119a BW. [gedaagde] heeft geen specifiek verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke handelsrente. De gevorderde wettelijke handelsrente zal worden toegewezen over het saldo vanaf 30 januari 2020 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan.
Conclusie
4.7
Samengevat zal worden toegewezen een hoofdsom voor een bedrag van € 4.437,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het saldo vanaf 30 januari 2020 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan..
4.8
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 499,- aan griffierecht, € 87,99 aan dagvaardingskosten en € 622,- (2 x € 311,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde. De apart gevorderde nakosten zijn ook toewijsbaar. Indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na betekening vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met € 124,- aan salaris, en een bedrag van € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.
4.9
Dit vonnis wordt zoals [eiseres] vordert ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] aan de veroordeling moet voldoen, ook als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.416,50, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW over het saldo vanaf 30 januari 2020 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 499,- aan griffierecht, € 87,99 aan dagvaardingskosten en € 622,- (2 x € 311,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde. De apart gevorderde nakosten zijn ook toewijsbaar. Indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na betekening vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met € 124,- aan salaris, en een bedrag van € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236