In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2021, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een andere besloten vennootschap (gedaagde) over een overeenkomst van opdracht. Eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 5.542,03, vermeerderd met wettelijke handelsrente, als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van de betalingsverplichtingen door gedaagde. De procedure begon met een dagvaarding op 14 september 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en repliek. Gedaagde heeft geen conclusie van dupliek ingediend.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde in ieder geval € 3.267,- aan eiseres verschuldigd is voor de werkzaamheden aan een sculptuur van een eekhoorn en een wesp/bij. Eiseres heeft daarnaast nog een resterend bedrag van € 121,- voor de eekhoorn en € 1.149,50 voor de wesp/bij gevorderd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de meerprijs van de eekhoorn, maar heeft de vordering voor de wesp/bij toegewezen. Eiseres heeft ook aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, die gedeeltelijk zijn toegewezen, evenals de wettelijke handelsrente.
De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 4.416,50, vermeerderd met wettelijke handelsrente, en heeft gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde moet voldoen aan de veroordeling, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.