ECLI:NL:RBROT:2021:3340

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
10/996693-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk doen van onjuiste aangifte waardoor te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk doen van onjuiste aangifte bij de Belastingdienst. De tenlastelegging betrof het indienen van elektronische aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 2012 en 2013, waarbij de verdachte opzettelijk een te laag bedrag aan belastbaar inkomen en een te hoog bedrag aan uitgaven voor giften had opgegeven. Dit gebeurde in de periode van 25 juli 2013 tot en met 2 april 2014, waarbij de verdachte in totaal 4000 euro en 4500 euro aan giften aan de Islamitische Universiteit van Europa had opgegeven, terwijl hij in werkelijkheid slechts een fractie van deze bedragen had betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd.

De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 40 uren. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen. De verdachte had in een periode van twee jaar te lage aangiften gedaan, wat de belastingmoraal ondermijnde en schade toebracht aan de samenleving en de stichting die de kwitanties had verstrekt. De rechtbank heeft geen feiten of omstandigheden aangetroffen die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, en heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met de bepaling dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis zal worden toegepast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken op de terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996693-18
Datum uitspraak: 24 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. G. Kaya, advocaat te Roosendaal.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 1 december 2020 en 10 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Hes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 uren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 25 juli 2013 tot en met 2 april 2014 te Vlaardingen en elders in Nederland, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten elektronische aangiften voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2012 (DOC-006)
en 2013 (DOC-007)
ten name van [naam verdachte] ,
onjuist heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen of de belastingdienst, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
immers heeft hij, verdachte, telkens op de bedoelde elektronische aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de genoemde jaren, een te laag bedrag aan belastbaar inkomen en een te hoog bedrag aan uitgaven voor giften opgegeven te weten 4000 euro en 4500 euro, aan de Islamitische Universiteit van Europa.
Kennelijke schrijffouten zijn in de tenlastelegging verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een periode van twee jaar te lage aangiften inkomstenbelasting gedaan, door in zijn aangiften te hoge bedragen aan uitgaven voor giften als aftrekpost op te nemen. De verdachte maakte daarvoor gebruik van kwitanties van een stichting, terwijl hij in werkelijkheid maar een fractie van de daarop aangegeven waarde had betaald. Daarmee heeft hij het door de Belastingdienst gehanteerde systeem, dat erop berust dat steeds op de juistheid van de gedane aangiften en onderliggende administratie moet kunnen worden vertrouwd, ondergraven. Hierdoor is de overheid, en daarmee de gehele samenleving benadeeld en is de algemene belastingmoraal ondermijnd. Naast de genoemde schade voor de samenleving als geheel is daarmee ook schade toegebracht aan de stichting op wier naam de kwitanties zijn uitgeschreven. Al met al is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een kwalijk feit.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf opleggen. Bij de bepaling van de duur van de taakstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. Het feit is voorts niet van recente datum en niet gebleken is dat de verdachte nadien wederom met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 9, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
30 (dertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
15 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. C.E. Bos en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode van 25 juli 2013 tot en met 2 april 2014 te Vlaardingen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (elektronische) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het/de jaar/jaren 2012 (DOC-006) en/of
2013 (DOC-007)
ten name van [naam verdachte] ,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) op het/de bedoelde (elektronische) aangifte(n) inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het/de genoemd(e) jaar/jaren, een te laag bedrag aan belastbaar inkomen en/of (een) te ho(o)g(e), althans gefingeerd(e) bedrag(en) aan uitgaven voor giften en/of (andere) aftrekposten opgegeven/vermeld, te weten 4000 euro en/of 4500 euro, althans enig geldbedrag en/of gift aan de Islamitische Universiteit van Europa.