ECLI:NL:RBROT:2021:3336

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
10/996707-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsfraude en valsheid in geschrift door feitelijke bestuurder van schoonmaakbedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als feitelijke bestuurder van een failliet verklaard schoonmaakbedrijf wordt beschuldigd van faillissementsfraude en valsheid in geschrift. De verdachte, die samen met zijn broer de helft van de aandelen in het schoonmaakbedrijf bezat, heeft geldbedragen en goodwill aan de failliete boedel onttrokken door facturatie te laten plaatsvinden via een andere onderneming, terwijl hij wist dat het faillissement onafwendbaar was. De rechtbank oordeelt dat de verdachte een beleidsbepalende rol had binnen het failliete bedrijf, ondanks dat hij niet als formele bestuurder was ingeschreven. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, welke door de rechtbank werd opgelegd. De rechtbank concludeert dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld om de schuldeisers te benadelen en dat zijn handelen het vertrouwen in de zakelijke wereld schaadt. De verdachte werd schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het medeplegen, en kreeg een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996707-17
Datum uitspraak: 24 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.A. Visser, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.C. Vermaseren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde. Dit feit zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
Ten aanzien van feit 1
4.2.1.
Vaststaande feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden die ter terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Op 14 oktober 2015 is door stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het
Schoonmaak- en glazenwassersbedrijf (hierna: het pensioenfonds) en de stichting Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en glazenwassersbranche (hierna: RAS) het faillissement van Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . (hierna: [naam schoonmaakbedrijf 1] ) aangevraagd, welk faillissement bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 januari 2016 daadwerkelijk is uitgesproken. Ten tijde van het faillissement hield de verdachte samen met zijn broer ieder de helft van de aandelen. De verdachte was binnen [naam schoonmaakbedrijf 1] verantwoordelijk voor de administratie en de financiën en zijn broer nam de uitvoerende (schoonmaak)werkzaamheden voor zijn rekening en stond in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven als enige statutaire bestuurder van [naam schoonmaakbedrijf 1] . De kinderen van de verdachte, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] , waren ten tijde van het faillissement in loondienst van [naam schoonmaakbedrijf 1] en werkten beiden op de administratie. Hun werkzaamheden bestonden voornamelijk uit het opstellen van facturen van de door [naam schoonmaakbedrijf 1] uitgevoerde werkzaamheden. De verdachte en zijn broer hebben op 8 oktober 2014 samen nog een andere schoonmaakonderneming opgericht, genaamd [naam schoonmaakonderneming] (hierna: [naam schoonmaakonderneming] ). Zij stonden ten tijde van het tenlastegelegde beiden ingeschreven als bestuurder en aandeelhouder van [naam schoonmaakonderneming] bij de Kamer van Koophandel.
Nadat het faillissement van [naam schoonmaakbedrijf 1] was uitgesproken, heeft de curator overeenstemming bereikt met [naam schoonmaakbedrijf 2] (hierna: [naam schoonmaakbedrijf 2] ) en zijn de bedrijfsinventaris, voorraad en goodwill van [naam schoonmaakbedrijf 1] , waaronder haar klantenbestand/opdrachtgevers, verkocht en geleverd aan [naam schoonmaakbedrijf 2] .
Op 24 oktober 2016 heeft de curator melding gemaakt van onbehoorlijk bestuur dan wel onrechtmatig handelen van de bestuurders van de failliete rechtspersoon [naam schoonmaakbedrijf 1] . Bij een eerste onderzoek was hem gebleken dat vanaf de datum dat het faillissement was aangevraagd facturatie heeft plaatsgevonden door [naam schoonmaakonderneming] in plaats van door [naam schoonmaakbedrijf 1] .
Hiertoe zijn op facturen van [naam schoonmaakbedrijf 1] het logo en bankrekeningnummer veranderd in die van [naam schoonmaakonderneming] . Op de urenverantwoording stond evenwel de naam van [naam schoonmaakbedrijf 1] vermeld. Debiteuren hebben daardoor betaald op rekening van [naam schoonmaakonderneming] . Ook was hem gebleken dat een deel van het klantenbestand van [naam schoonmaakbedrijf 1] aan [naam schoonmaakbedrijf 2] heeft laten weten dat zij benaderd waren door [naam schoonmaakonderneming] en reeds door [naam schoonmaakonderneming] werden bediend.
4.2.2.
Het verwijt
De verdachte wordt kortgezegd verweten dat hij samen met zijn medeverdachte, te weten zijn broer ( [naam schoonmaakbedrijf 1] ) als (feitelijke) bestuurder van [naam schoonmaakbedrijf 1] ter bedrieglijke verkorting van de schuldeisers geldbedragen en de goodwill van [naam schoonmaakbedrijf 1] , bestaande uit onder meer het klantenbestand van deze onderneming, aan de failliete boedel heeft onttrokken en die goodwill en klantenbestand om niet heeft vervreemd, zoals hierboven omschreven.
4.2.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Hiertoe is aangevoerd – kort samengevat weergegeven – dat de verdachte ten tijde van het faillissement geen bestuurder was in de zin van artikel 343 van het Wetboek van Strafrecht, dat de verdachte geen opzet had op benadeling van schuldeisers, dat door [naam schoonmaakbedrijf 1] geen klantenportefeuille is overgeheveld naar [naam schoonmaakonderneming] en dat van verkorting van rechten van schuldeisers dan ook geen sprake is.
4.2.4.
Beoordeling
Juridisch kader
De tenlastelegging onder 1 is toegesneden op artikel 343 aanhef sub 1 en sub 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), zoals dit luidde ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Voor zover van belang richt deze bepaling zich tot de bestuurder van een rechtspersoon. In dit artikel is strafbaar gesteld om in het zicht van het faillissement of tijdens het faillissement goederen aan de boedel te onttrekken (sub 1) en weg te geven of beneden de waarde te verkopen (sub 2).
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte toen en in de periode daarna bestuurder van [naam schoonmaakbedrijf 1] was in de zin van artikel 343 Sr. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten.
Als bestuurder heeft in elk geval te gelden degene die in formele zin bestuurder is. Dat neemt niet weg dat ook de feitelijke leidinggever bestuurder in de zin van artikel 343 Sr kan zijn. Volgens de memorie van toelichting bij de wetswijziging van 2016 inzake de herziening strafbaarstelling faillissementsfraude (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 994, nr. 3) komt het begrip bestuurder van een rechtspersoon, “zoals dat wordt gebruikt in de strafbaarstellingen met betrekking tot faillissementsfraude, (…) een autonome, ruime betekenis toe die in beginsel losstaat van formele criteria als inschrijving in de hoedanigheid van bestuurder in het handelsregister. Ook degenen die feitelijk de rechtspersoon besturen, zonder een officiële functie als bestuurder of commissaris te vervullen, kunnen gelden als bestuurder. Bepalend is in dit verband onder meer of de betreffende persoon het beleid van de rechtspersoon heeft bepaald, of mede heeft bepaald, als ware hij bestuurder.” Weliswaar ziet deze overweging op de nieuwe redactie van de desbetreffende bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht, maar nu geen sprake is van een verandering van inzicht in de strafwaardigheid van deze bepalingen, kan deze overweging ook dienen als uitleg van de betekenis van artikel 343 (oud) Sr. Dat geldt te meer, nu dit aansluit bij de wijze waarop in het strafrecht bepalingen met betrekking tot rechtspersonen en het feitelijke leidinggeven als bedoeld in artikel 51 Sr gebruikelijk worden uitgelegd.
Feitelijke bestuurder
Uit de stukken in het dossier blijkt dat de verdachte de persoon was die dagelijks op kantoor aanwezig was en die de financiële gang van zaken van [naam schoonmaakbedrijf 1] beheerste. Hij stond geregistreerd bij de bank, nam personeel aan en regelde kwesties rondom salaris(betalingen). Uit de verklaring van de medewerker van de curator [naam medewerker] tegenover de verbalisanten van de FIOD, later herhaald in zijn verhoor bij de rechter-commissaris, kan daarnaast worden afgeleid dat de verdachte in het kader van de afwikkeling van het faillissement de beschikking had over alle financiële stukken en dat hij namens [naam schoonmaakbedrijf 1] het woord voerde (over onder andere de relatie met fiscus, bank, pensioenfonds, personeel en opdrachtgevers). Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte daarmee een beleidsbepalende rol gehad binnen [naam schoonmaakbedrijf 1] die zodanig cruciaal en van zodanig gewicht is geweest dat de verdachte als feitelijke bestuurder kan worden aangemerkt. Dat de verdachte niet als bestuurder stond ingeschreven in het handelsregister, maakt dit oordeel niet anders.
Wetenschap faillissement
Voor wat betreft de verwijten dat er onttrekkingen hebben plaatsgevonden die strekten tot benadeling van schuldeisers, dient allereerst te worden beoordeeld of de verdachte eerder dan de feitelijke faillietverklaring wetenschap had dat een faillissement onafwendbaar was.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat (op de dag af) vanaf het moment van de faillissementsaanvraag op initiatief van de verdachte facturatie door [naam schoonmaakonderneming] heeft plaatsgevonden uit vrees voor beslaglegging op de zakelijke bankrekening van [naam schoonmaakbedrijf 1] door het pensioenfonds en voor intrekking dan wel verlaging van het kredietlimiet bij de ING-bank. Gelet op deze wijze van handelen vanaf het tijdstip van de faillissementsaanvraag kan het niet anders zijn dan dat de verdachte wist dat een faillissement van [naam schoonmaakbedrijf 1] onafwendbaar zou zijn dan wel dat er een aanmerkelijke kans bestond dat een faillissement van [naam schoonmaakbedrijf 1] (met een tekort) zou volgen. Het dreigende faillissement is uiteindelijk ook gevolgd.
Onttrekkingen aan de boedel
Door klanten/opdrachtgevers van [naam schoonmaakbedrijf 1] is slechts waargenomen dat op de facturen het bankrekeningnummer was gewijzigd. Door hen was niet onderkend dat zij van doen hadden met een andere rechtspersoon, doordat het logo en de naam op en de lay-out van de facturen vrijwel identiek waren gebleven. [naam schoonmaakonderneming] heeft daardoor aanzienlijke bedragen die waren bestemd voor [naam schoonmaakbedrijf 1] – de desbetreffende schoonmaakwerkzaamheden waren immers met bedrijfsmiddelen en door personeel van [naam schoonmaakbedrijf 1] uitgevoerd – ontvangen. Niet is gebleken dat [naam schoonmaakonderneming] (al) deze gelden heeft doorgestort naar [naam schoonmaakbedrijf 1] .
Anders dan de verdediging heeft gesteld blijkt uit het dossier dat klanten/opdrachtgevers van [naam schoonmaakbedrijf 1] , waaronder Heijmans, Van Erk en NBU, door de verdachte zijn benaderd om klant te worden bij [naam schoonmaakonderneming] vanaf het moment dat het faillissement was aangevraagd. Dit stelde [naam schoonmaakbedrijf 2] voor een voldongen feit toen [naam schoonmaakbedrijf 2] een begin maakte met het benaderen van klanten. Immers, toen bleek dat genoemde klanten reeds werden bediend door [naam schoonmaakonderneming] . Het bod van [naam schoonmaakbedrijf 2] is daardoor uiteindelijk beduidend lager uitgevallen, ten nadele van het actief van [naam schoonmaakbedrijf 1] . Ten aanzien van de overname van deze klanten door [naam schoonmaakonderneming] ontbreken eveneens stukken in het dossier waaruit blijkt dat aan [naam schoonmaakbedrijf 1] enige vergoeding is betaald voor (de volledige waarde van) het klantenbestand.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte gelet op het voorgaande met deze handelwijze geldbedragen, goodwill en klantenbestand aan de boedel van [naam schoonmaakbedrijf 1] heeft onttrokken en om niet heeft vervreemd.
Opzet verdachte op verkorting rechten schuldeisers
Gelet op het feit dat de onderneming, zoals hiervoor overwogen, vanaf 14 oktober 2015 op een faillissement afstevende en de verdachte hiermee rekening hield, althans had moeten houden, bestond vanaf dat moment (minst genomen) de aanmerkelijke kans dat door de gedragingen van de verdachte de schuldeisers in het faillissement zouden worden benadeeld doordat gelden, goodwill en klantenbestand aan [naam schoonmaakbedrijf 1] aan de boedel zijn onttrokken en om niet zijn vervreemd. De curator zou immers als gevolg hiervan niet in staat zijn een overzicht te krijgen van de rechten en de plichten van de onderneming – de administratie was ondoorgrondelijk – en het actief in de boedel van [naam schoonmaakbedrijf 1] is lager geworden als gevolg van de onttrekkingen.
Medeplegen
De verdachte zal worden vrijgesproken van het onderdeel medeplegen. De medeverdachte, de natuurlijke persoon [naam schoonmaakbedrijf 1] , is vrijgesproken van enige betrokkenheid bij het ten laste gelegde onder 1 en ook overigens zijn geen aanknopingspunten in het dossier aanwezig waaruit blijkt dat de verdachte bij het hem ten laste gelegde onder 1 nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander.
4.2.5.
Conclusie
De verweren worden in al hun onderdelen verworpen.
Het ten laste gelegde onder 1 primair is, behoudens het medeplegen, wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
primair
hij
op tijdstippen in de periode van 14 oktober 2015 tot en met 30 juni 2016, te Zwijndrecht en Dordrecht telkens
als bestuurder van een rechtspersoon, te weten Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . ,
welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank Rotterdam d.d. 15 januari 2016 in staat van faillissement is verklaard,
telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde rechtspersoon geldbedragen van totaal euro 278.290,67 en goodwill en klantenbestand, aan de boedel van genoemde rechtspersoon heeft onttrokken,
en
die goodwill en dat klantenbestand om niet heeft vervreemd, immers
zijn de hiervoor vermelde geldbedragen bestemd als vergoeding voor werkzaamheden en/of diensten verricht door Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . gefactureerd op naam van [naam schoonmaakonderneming] . en gefactureerd aan de hand van een factuur vermeldende het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] (ten name van [naam schoonmaakonderneming] )
en
zijn de betalingen en geldbedragen van/betreffende die werkzaamheden en/of diensten ontvangen enter beschikking gekomen en ten goede gekomen aan [naam schoonmaakonderneming] ;
en
zijn de hierna genoemde klanten en/of opdrachtgevers en/of contractanten van Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . aan de boedel onttrokken, en om niet, overgegaan op en/of overgedaan aan rechtsopvolger [naam schoonmaakonderneming] ,
immers zijn deze ondernemingen op verzoek van verdachte klant geworden van rechtsopvolger [naam schoonmaakonderneming] , te weten:
Van Erk bouw B.V. en Blokland bouwpartners B.V. en NBU B.V. en NSI N.V.;
2.
primair
hij
op tijdstippen in de periode van 14 oktober 2015 tot en met 30 juni 2016 te Zwijndrecht en Dordrecht,
telkens tezamen en in vereniging met anderen facturen, te weten
1.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Aannemersbedrijf Gebr. Blokland
d.d. 17-11-2015 (bijlage DOC-010);
en
2.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan BM Bouw B.V. d.d. 17-11-2015
(bijlage DOC-012);
en
3.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan VKV Groep d.d. 17-11-2015
(bijlage DOC-013);
en
4.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Blokland Bouwpartners B.V. d.d. 26-11-2015 (bijlage DOC-015);
en
5.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Heijmans Utiliteitsbouw d.d. 26-11-2015
(bijlage DOC-016);
en
6.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Adriaan van Erk Bouw B.V.
d.d. 27-10-2015 (bijlage DOC-028);
en
7.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan NSI HNK B.V. d.d. 27-10-2015
(bijlage DOC-034);
en
8.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan NSI Monumenten B.V. d.d. 1-11-2015
(bijlage DOC-036);
en
9.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan VastNed Offices Benelux Holding B.V.
d.d. 1-11-2015 (bijlage DOC-037);
en
10.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Rehorst Bouw B.V. d.d. 2-11-2015 (bijlage DOC-038);
en
11.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Woonbron Dordrecht d.d. 5-11-2015
(bijlage DOC-045);
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt door op die facturen,
het logo en/of tenaamstelling [naam schoonmaakbedrijf 1] . aan te passen en/of te wijzigen;
en
als bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] (ten name van [naam schoonmaakonderneming] ) te vermelden terwijl in werkelijkheid de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht door Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . en die facturentoebehoren aan en/of afkomstig waren van Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] .,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
en
opzettelijk bovenbedoelde/genoemde valse geschriften
voorhanden heeft gehad en heeft afgeleverd en/of doen en/of laten afleveren bij Aannemersbedrijf Gebr. Blokland B.V. en BM Bouw B.V. en VKV-Groep en
Blokland Bouwpartners B.V. en Heijmans Utiliteitsbouw en
Adriaan van Erk Bouw B.V. en NSI HNK B.V. en
NSI Monumenten B.V. en VastNed Offices Benelux Holding B.V. en
Rehorst Bouw B.V. en Woonbron Dordrecht,
terwijl hij, verdachte, en zijn, verdachtes, mededaders wisten dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren zij echt en onvervalst.
3.
hij
op 23 oktober 2015 te Zwijndrecht, een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een Verklaring van betalingsgedrag van de Belastingdienst (met kenmerk
[kenmerknummer] ), valselijk heeft opgemaakt immers heeft hij, verdachte, valselijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op dat formulier doen voorkomen dat de Belastingdienst verklaart dat Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . alle verschuldigde loonbelasting en sociale verzekeringspremies (loonheffingen) betaald heeft tot op 23 oktober 2015,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
(primair)
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon, enig goed aan de boedel onttrekken, meermalen gepleegd;
en
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon, enig goed om niet vervreemden, meermalen gepleegd;

2.

(primair)
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk voorhanden hebben en afleveren en doen afleveren van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
3.
valsheid in geschrift.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan faillissementsfraude. Hij heeft in het zicht van het faillissement geldbedragen en de goodwill van [naam schoonmaakbedrijf 1] overgeheveld naar zijn eigen vennootschap [naam schoonmaakonderneming] . De verdachte heeft hiertoe klanten van [naam schoonmaakbedrijf 1] benaderd om klant te worden bij [naam schoonmaakonderneming] en samen met zijn mededaders op facturen van [naam schoonmaakbedrijf 1] valselijk het logo, de naam en het bankrekeningnummer gewijzigd in dat van [naam schoonmaakonderneming] .
De verdachte heeft met zijn handelen de schuldeisers van de failliete rechtspersoon in een ongunstiger positie gebracht en hiermee blijk gegeven zijn eigen financiële belangen hoger in te schatten dan die van de schuldeisers. Daarnaast heeft de verdachte door zijn handelen het de curator veel moeilijker gemaakt om het faillissement op een juiste wijze af te wikkelen.
De rechtbank neemt de verdachte dit handelen buitengewoon kwalijk, omdat door faillissementsfraude als deze de gedupeerde schuldeisers hun financiële schade niet kunnen verhalen en omdat het opmaken van valse facturen het vertrouwen tussen ondernemers onderling - dat van essentieel belang is voor een goed functionerend handelsverkeer - aantast.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte meer dan eens eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 november 2018. De rechtbank heeft hiervan kennis genomen en vastgesteld dat de daarin beschreven situatie niet langer actueel is.
7.4.
Conclusie van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en omvang van de fraude en daarmee de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de ernst en aard van de feiten bieden hiertoe geen ruimte.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 27 november 2017 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 27 november 2017 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van bijna 40 maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van 24 maanden, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van 16 maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf. Indien er geen sprake zou zijn geweest van genoemde overschrijding, zou de rechtbank een gevangenisstraf hebben opgelegd van 12 maanden. Daarop zal ter compensatie een vermindering worden toegepast van 6 maanden.
Alles afwegend acht de rechtbank derhalve de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 56, 57, 225 en 343
oudvan het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. C.E. Bos en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 oktober 2015 tot en met 30 juni 2016, te Zwijndrecht en/of Dordrecht en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
als bestuurder van een rechtspersoon, te weten Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] .,
welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank Rotterdam d.d. 15 januari 2016 (D-004) in staat van faillissement is verklaard,
(telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde rechtspersoon (een) geldbedrag(en) van (totaal) euro 278.290,67 (D-081) en/of goodwill en/of klantenbestand, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) en/of vorderingen, aan de boedel van genoemde rechtspersoon heeft/hebben onttrokken, en/althans doen onttrekken, en/of (deze) baten (geheel of gedeeltelijk) niet verantwoord en/of heeft/hebben verantwoord in de administratie van Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] .,
en/of
(die) goodwill en/of klantenbestand om niet en/of klaarblijkelijk beneden de waarde heeft/hebben vervreemd, immers
is/zijn het/de hiervoor vermelde geldbedrag(en) bestemd als vergoeding voor werkzaamheden en/of diensten verricht door Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . gefactureerd op naam van [naam schoonmaakonderneming] en/of gefactureerd aan de hand van een factuur vermeldende het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] (ten name van [naam schoonmaakonderneming] )
en/of
is/zijn de betaling(en) en/of geldbedrag(en) van/betreffende die werkzaamheden en/of diensten ontvangen en/of ter beschikking gekomen en/of ten goede gekomen aan [naam schoonmaakonderneming] , in elk geval zijn de geldbedrag(en) aan de boedel van schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . onttrokken;
en/of
is/zijn de hierna genoemde klant(en) en/of opdrachtgevers en/of contractanten van Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . aan de boedel onttrokken, en/of om niet, in elk geval beneden de waarde, overgegaan en/of overgedaan aan (rechtsopvolger) [naam schoonmaakonderneming] ,
immers is/zijn deze onderneming(en) op verzoek van verdachte en/of zijn mededader(s) klant geworden van (rechtsopvolger) [naam schoonmaakonderneming] , te weten:
Van Erk bouw B.V. en/of Blokland bouwpartners B.V. en/of NBU B.V. en/of NSI N.V.;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 oktober 2015 tot en met 30 juni 2016, te Zwijndrecht en/of Dordrecht en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank Rotterdam d.d. 15 januari 2016 (D-004) in staat van faillissement is verklaard, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde rechtspersoon (een) geldbedrag(en) van (totaal) euro 278.290,67 (D-081) en/of goodwill en/of klantenbestand, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) en/of vorderingen, aan de boedel van genoemde rechtspersoon heeft/hebben onttrokken, en/althans doen onttrekken, en/of (deze) baten (geheel of gedeeltelijk) niet verantwoord en/of heeft/hebben verantwoord in de administratie van Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] .,
en/of
(die) goodwill en/of klantenbestand om niet en/of klaarblijkelijk beneden de waarde heeft/hebben vervreemd, immers
is/zijn het/de hiervoor vermelde geldbedrag(en) bestemd als vergoeding
voor werkzaamheden en/of diensten verricht door Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . gefactureerd op naam van [naam schoonmaakonderneming] en/of gefactureerd aan de hand van een factuur vermeldende het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] (ten name van [naam schoonmaakonderneming] )
en/of
is/zijn de betaling(en) en/of geldbedrag(en) van/betreffende die werkzaamheden en/of diensten ontvangen en/of ter beschikking gekomen en/of ten goede gekomen aan [naam schoonmaakonderneming] , in elk geval zijn de geldbedrag(en) aan de boedel van schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . onttrokken;
en/of
is/zijn de hierna genoemde klant(en) en/of opdrachtgevers en/of contractanten van Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . aan de boedel onttrokken, en/of om niet, in elk geval beneden de waarde, overgegaan en/of overgedaan aan (rechtsopvolger) [naam schoonmaakonderneming] , immers is/zijn deze onderneming(en) op verzoek van verdachte en/of zijn
mededader(s) klant geworden van (rechtsopvolger) [naam schoonmaakonderneming] , te weten:
Van Erk bouw B.V. en/of Blokland bouwpartners B.V. en/of NBU B.V. en/of NSI N.V.
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, tot de/het vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
2.
hij
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 14 oktober 2015 tot en met 30 juni 2016,
te Zwijndrecht en/of Dordrecht, en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
factu(u)r(en), te weten
1.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming]
gericht aan Aannemersbedrijf Gebr. Blokland
d.d. 17-11-2015
(bijlage DOC-010);
en/of
2.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan BM Bouw B.V. d.d. 17-11-2015
(bijlage D0C-012);
en/of
3.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan VKV Groep d.d. 17-11-2015
(bijlage DOC-013);
en/of
4.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Heijmans Utiliteitsbouw d.d. 24-11-2015
(bijlage DOC-014);
en/of
5.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Blokland Bouwpartners B.V.
d.d. 26-11-2015 (bijlage DOC-015);
en/of
6.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Adriaan van Erk Bouw B.V.
d.d. 27-10-2015 (bijlage DOC-028);
en/of
7.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan NSI HNK B.V. d.d. 27-10-2015
(bijlage DOC-034);
en/of
8.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan NSI Monumenten B.V.
d.d. 1-11-2015 (bijlage DOC-036);
en/of
9.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan VastNed Offices Benelux Holding B.V.
d.d. 1-11-2015 (bijlage DOC-037);
en/of
10.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Rehorst Bouw B.V. d.d. 2-11-2015
(bijlage DOC-038);
en/of
11.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Woonbron Dordrecht d.d. 5-11-2015
(bijlage DOC-045);
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/althans valselijk heeft doen en/of laten opmaken door op/in die factu(u)r(en),
het logo en/of tenaamstelling [naam schoonmaakbedrijf 1] . aan te passen en/of te wijzigen;
en/of
als bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] (ten name van [naam schoonmaakonderneming] ) te vermelden en/of weer te geven,
terwijl in werkelijkheid de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht door Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . en/of die factu(u)r(en) toebehoren aan en/of afkomstig was/waren van Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] ., zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
en/of
opzettelijk bovenbedoeld(e)/genoemd(e) valse of vervalst(e) geschrift(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben afgeleverd en/of doen en/of laten afleveren bij
Aannemersbedrijf Gebr. Blokland B.V. en/of
BM Bouw B.V. en/of VKV-Groep en/of
Heijmans Utiliteitsbouw en/of Blokland Bouwpartners B.V. en/of
Adriaan van Erk Bouw B.V. en/of NSI HNK B.V. en/of
NSI Monumenten B.V. en/of VastNed Offices Benelux Holding B.V. en/of
Rehorst Bouw B.V. en/of Woonbron Dordrecht,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 oktober 2015 tot en met 30 juni 2016, te Zwijndrecht en/of Dordrecht en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
factu(u)r(en) te weten
1.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Aannemersbedrijf Gebr. Blokland
d.d. 17-11-2015 (bijlage DOC-010);
en/of
2.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan BM Bouw B.V. d.d. 17-11-2015
(bijlage DOC-012);
en/of
3.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan VKV Groep d.d. 17-11-2015
(bijlage DOC-013);
en/of
4.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Heijmans Utiliteitsbouw
d.d. 24-11-2015 (bijlage DOC-014);
en/of
5.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Blokland Bouwpartners B.V.
d.d. 26-11-2015 (bijlage DOC-015);
en/of
6.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Adriaan van Erk Bouw B.V.
d.d. 27-10-2015 (bijlage DOC-028);
en/of
7.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan NSI HNK B.V. d.d. 27-10-2015
(bijlage DOC-034);
en/of
8.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan NSI Monumenten B.V.
d.d. 1-11-2015 (bijlage DOC-036);
en/of
9.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan VastNed Offices Benelux Holding B.V.
d.d. 1-11-2015 (bijlage DOC-037);
en/of
10.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Rehorst Bouw B.V. d.d. 2-11-2015 (bijlage DOC-038)
en/of
11.
een factuur van [naam schoonmaakonderneming] gericht aan Woonbron Dordrecht
d.d. 5-11-2015 (bijlage DOC-045);
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/althans valselijk heeft doen en/of laten opmaken door op/in die factu(u)r(en),
het logo en/of tenaamstelling [naam schoonmaakbedrijf 1] . aan te passen en/of te wijzigen;
en/of
als bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] (ten name van [naam schoonmaakonderneming] ) te vermelden en/of weer te geven, terwijl in werkelijkheid de werkzaamheden en/of diensten zijn verricht door Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . en/of die factu(u)r(en) toebehoren aan en/of afkomstig was/waren van Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] .,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
en/of
opzettelijk bovenbedoeld(e)/genoemd(e) valse of vervalst(e) geschrift(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben afgeleverd en/of doen en/of laten afleveren bij
Aannemersbedrijf Gebr. Blokland B.V. en/of BM Bouw B.V. en/of
VKV-Groep en/of Heijmans Utiliteitsbouw en/of Blokland Bouwpartners B.V. en/of
Adriaan van Erk Bouw B.V. en/of NSI HNK B.V. en/of NSI Monumenten B.V. en/of
VastNed Offices Benelux Holding B.V. en/of Rehorst Bouw B.V. en/of
Woonbron Dordrecht,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
althans alleen, tot de/het vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
3.
hij
op of omstreeks 23 oktober 2015 te Zwijndrecht, althans in Nederland, een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een Verklaring van betalingsgedrag van de Belastingdienst (met kenmerk
[kenmerknummer] ), valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft hij, verdachte, valselijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op/in dat formulier doen voorkomen dat de Belastingdienst verklaart dat Schoonmaakbedrijf [naam schoonmaakbedrijf 1] . alle verschuldigde loonbelasting en sociale verzekeringspremies (loonheffingen) betaald heeft tot op 23 oktober 2015,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken.