ECLI:NL:RBROT:2021:3335

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
C/10/589990 / HA ZA 20-77
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na brand in garagebedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Botelco Trading B.V. en een autobedrijf, vertegenwoordigd door hun respectieve advocaten. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding na een brand die op 16 juni 2018 heeft plaatsgevonden in het garagebedrijf van de gedaagde. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade die Botelco had geleden door de brand. Botelco vorderde een schadevergoeding van € 925.961,92, vermeerderd met wettelijke rente, en de kosten van de procedure. De gedaagde voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vorderingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schadevergoeding moet worden berekend op basis van de vervangingswaarde van de inventaris ten tijde van de brand. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de inventaris niet nauwkeurig kon worden vastgesteld, omdat gegevens over de ouderdom van de inventaris waren vernietigd. De rechtbank heeft de vervangingswaarde van de inventaris geschat op 55% van de nieuwwaarde, wat resulteerde in een schadebedrag van € 46.000,05 voor de inventaris. Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van Botelco tot een totaalbedrag van € 920.711,97 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Botelco zijn begroot op € 12.249,38. De gedaagde is verplicht om deze kosten binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis te voldoen, met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt. Het vonnis is uitgesproken in het openbaar en is ondertekend door de rolrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/589990 / HA ZA 20-77
Vonnis van 21 april 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOTELCO TRADING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. P.J.P. van Huizen te Deventer,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [naam autobedrijf],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Botelco en [gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het incident van 20 mei 2020 en de daarin vermelde processtukken,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 12 oktober 2020 en de daarin vermelde processtukken,
  • de akte na comparitie van [gedaagde] ,
  • de akte na comparitie tevens vermeerdering van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Op 16 juni 2018 is brand uitgebroken in het garagebedrijf van [gedaagde] aan de [adres] te Rotterdam (hierna: de brand). Door de brand is schade ontstaan aan het garagebedrijf en het naastgelegen bedrijfspand aan de [adres] , waar Botelco destijds haar bedrijf uitoefende.
2.2.
Bij vonnis van 20 november 2019 (in de zaak met zaaknummer / rolnummer 562801 / HA ZA 18-1118) heeft deze rechtbank voor recht verklaard dat [gedaagde] jegens Botelco op grond van artikel 6:175 BW aansprakelijk is voor de door Botelco geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de brand. [gedaagde] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
2.3.
Interpolis heeft uit hoofde van een door Botelco bij haar afgesloten opstalverzekering en de door de brand ontstane schade aan Botelco dekking verleend voor een bedrag van € 1.052.885,31.
2.4.
Een voor vorenbedoelde verzekeraar optredende schade-expert heeft een ‘akkoordverklaring omvang schade’ opgesteld die op 20 februari 2019 namens Botelco is ondertekend. Daarin staat – voor zover hier van belang – :
“ (…) De totale waarde van de beschadigde inventaris op de schadedatum heb ik vastgesteld op € 104.091 exclusief btw aan de hand van verkregen specificatie. Deze waarde is op basis van de nieuwwaarde vastgesteld.
(…)”

3..Het geschil

3.1.
Na eisverminderingen vordert Botelco – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen aan Botelco tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 925.961,92, althans een door de rechtbank in goede justitie te betalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, te rekenen vanaf 16 juni 2018, althans de datum van de onderhavige dagvaarding tot de dag van de algehele voldoening,
II. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de advocaat van Botelco,
III. [gedaagde] te veroordelen om de kosten van dit geding te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis en (voor het geval voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening,
IV. [gedaagde] te veroordelen in de nakosten en de eventuele verdere executiekosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

4..De beoordeling

4.1.
Botelco heeft eerst na de mondelinge behandeling haar eis vermeerderd met € 27.993,48 (het verschil tussen het oorspronkelijke gevorderde schadebedrag voor inventaris en het bij de akte na comparitie berekende schadebedrag daarvoor). Die akte is genomen op dezelfde dag dat [gedaagde] zijn akte na comparitie nam, zodat [gedaagde] geen gelegenheid heeft gekregen om op die vermeerdering van eis en de daaraan ten grondslag gelegde berekening in te gaan. Gelet op het late tijdstip in de procedure waarop die berekening in het geding is gebracht zou het tot een onredelijke vertraging van de procedure leiden indien [gedaagde] die gelegenheid alsnog wordt geboden. Daarom dient de vermeerdering van eis als in strijd met de eisen van een goede procesorde te worden beschouwd en zal de rechtbank deze ambtshalve weigeren en beslissen op de onder 3.1 vermelde vordering sub I.
4.2.
Het door Botelco gevorderde bedrag van € 925.961,92 is opgebouwd als volgt:
schadebedrag
uitgekeerd
verschil
A. voorraad
€ 903.428,92
€ 230.000,00
€ 673.428,92;
B. inventaris
€ 62.500,00
€ 11.250,00
€ 51.250,00;
C. bedrijfsschade
€ 304.604,00
€ 103.357,00
€ 201.283,00.
4.3.
Over de waarde van de voorraad ten tijde van de brand van € 903.418,92 en over de door Botelco door de brand geleden bedrijfsschade van € 304.604,00 bestaat tussen partijen geen geschil meer. De rechtbank zal daarom van die waarde van de voorraad en dat bedrag aan bedrijfsschade uitgaan. Hetzelfde geldt voor de onder 4.2 vermelde uitgekeerde bedragen, nu deze niet door [gedaagde] zijn weersproken.
4.4.
De stelling van Botelco dat de waarde van de inventaris ten tijde van de brand geen € 62.500,00 maar € 90.493,48 bedroeg wordt als tardief gepasseerd. Dit omdat Botelco deze stelling eerst bij haar akte na comparatie heeft geponeerd en (met stukken) heeft onderbouwd en, zoals hiervoor is overwogen, [gedaagde] geen gelegenheid heeft gehad om daarop te reageren en het tot onredelijke vertraging van de procedure zou leiden indien die gelegenheid alsnog wordt geboden.
4.5.
Het aanvankelijk door Botelco gestelde schadebedrag voor de inventaris van
€ 62.500,00 baseert Botelco op de door de schade-expert van Interpolis vastgestelde nieuwwaarde van de inventaris van € 104.091,00, een inventarislijst met inkoopjaren en een door de schade-expert op basis van ervaring geschatte (markt)waarde van 60% van die nieuwwaarde. Ook stelt zij dat de gegevens over de ouderdom van de inventaris door de brand zijn vernietigd. [gedaagde] bestrijdt dat het percentage van 60% de waarde van de inventaris ten tijde van de brand oplevert. Zij voert daartoe aan dat de inventaris grotendeels tweedehands is aangeschaft, dat onbekend is hoe oud de inventaris is en dat volgens haar schade-expert de waarde ten tijde van de brand tussen 35% en 40% van de opgegeven waarde op de inventarislijst lag. Botelco heeft hierop niet bestreden dat de inventaris grotendeels tweedehands is aangeschaft, maar heeft daarin geen aanleiding gezien het percentage voor de vaststelling van de waarde ten tijde van de brand neerwaarts bij te stellen.
4.6.
Uitgangspunt voor berekening van de omvang van de verplichting tot schadevergoeding is dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand wordt gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Echter, niet in geschil is dat de gegevens over de ouderdom van de inventaris bij de brand zijn vernietigd. De waarde van de inventaris ten tijde van de brand kan daarom niet nauwkeurig worden vastgesteld, zodat deze dient te worden geschat.
4.7.
De door Botelco overgelegde inventarislijst waarnaar [gedaagde] verwijst sluit op het bedrag van € 104.091,00, zodat tussen partijen niet in geschil is dat dit bedrag bij de begroting van de waarde van de inventaris ten tijde van de brand als uitgangspunt dient te worden genomen. De rechtbank zal partijen daarin volgen en zal daarbij, gelet op de onder 2.4 vermelde inhoud van de door Botelco ondertekende ‘akkoordverklaring omvang schade’, er vanuit gaan dat dit bedrag, zoals Botelco aanvankelijk heeft gesteld, de nieuwwaarde van de inventaris was. Nu Botelco dat niet heeft bestreden zal er ook vanuit worden gegaan dat de inventaris grotendeels tweedehands is aangeschaft.
4.8.
In aanmerking nemend dat [gedaagde] jegens Botelco aansprakelijk is voor de nadelige gevolgen die zij door de brand ondervindt, dient de vernietiging van gegevens over de ouderdom van de inventaris en de daardoor ontstane onduidelijkheid over die ouderdom (voornamelijk) voor haar rekening en risico te komen. Een ander standpunt zou afbreuk doen aan het uitgangspunt van volledige schadevergoeding.
4.9.
Dit alles geeft de rechtbank aanleiding de vervangingswaarde van de inventaris ten tijde van de brand op 55% van € 104.091,00, oftewel € 57.250,05 te schatten. Na aftrek van het reeds uitgekeerde bedrag van € 11.250,00 resteert een door [gedaagde] te vergoeden schadebedrag voor de inventaris van € 46.000,05.
4.10.
Het vorenstaande leidt tot toewijzing van de hoofdvordering tot het bedrag van (€ 673.428,92 + € 46.000,05 + 201.283,00 =) € 920.711,97.
4.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Botelco worden begroot op:
- dagvaarding
83,38
- griffierecht
4.131,00
- salaris advocaat
8.035,00
2,5 punten x tarief VII ad € 3.214,00 per punt
totaal
12.249,38
4.12.
De over de hoofdsom en de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen nu deze niet afzonderlijk door [gedaagde] is bestreden en voldoende steun vindt in de wet en de vaststaande feiten.
4.13.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als na te melden. De gevorderde executiekosten zullen worden afgewezen, omdat uit het systeem van de wet volgt dat kosten van ambsthandelingen van deurwaarders door middel van de executie zelf worden verhaald. Voor zover het kosten betreft die zien op andere handelingen van de deurwaarder dan ambtshandelingen zijn die slechts toewijsbaar als zij in redelijkheid zijn gemaakt, hetgeen niet op voorhand te beoordelen is.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] aan Botelco tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van € 920.711,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 16 juni 2018 tot de dag van de algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Botelco tot op heden begroot op € 12.249,83 te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis en indien voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de eerste dag na het verstrijken van die termijn tot aan de dag van de algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. den Hollander. Het is ondertekend door de rolrechter en op 21 april 2021 uitgesproken in het openbaar.
2515/2872