ECLI:NL:RBROT:2021:3326

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
8817081 CV EXPL 20-36274
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en tekortkoming in uitvoering van tuinwerkzaamheden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2021, gaat het om een geschil tussen een opdrachtgever, aangeduid als [eiser 1], en een opdrachtnemer, aangeduid als [gedaagde], over de uitvoering van tuinwerkzaamheden. De opdrachtgever heeft de opdrachtnemer in de zomer van 2019 opdracht gegeven voor het uitvoeren van diverse tuinwerkzaamheden, waaronder het snoeien en afvoeren van bomen en het aanleggen van een heg. De werkzaamheden zijn echter niet naar behoren uitgevoerd, wat heeft geleid tot schade aan de woning van de opdrachtgever. De opdrachtgever vordert schadevergoeding van de opdrachtnemer, die in zijn verweer stelt dat hij de werkzaamheden conform de afspraken heeft uitgevoerd en dat de schade niet door hem is veroorzaakt.

De rechtbank oordeelt dat de opdrachtnemer tekort is geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden, waardoor schade is ontstaan aan het bedrijfspand van de opdrachtgever. De rechtbank kent een schadevergoeding toe van € 1.424,17, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast wordt de opdrachtnemer veroordeeld tot betaling van vervangende schadevergoeding van € 225,00 voor niet uitgevoerde werkzaamheden. De vordering van de opdrachtnemer in reconventie, die onder andere vernietiging van de overeenkomst op basis van misbruik van omstandigheden eiste, wordt afgewezen. De rechtbank wijst de proceskosten toe aan de opdrachtgever, die grotendeels in het gelijk is gesteld.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van opdrachtnemers bij het uitvoeren van werkzaamheden en de gevolgen van tekortkomingen in de uitvoering, evenals de mogelijkheid voor opdrachtgevers om schadevergoeding te vorderen in geval van niet-nakoming van afspraken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8817081 CV EXPL 20-36274
uitspraak: 2 april 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser 1],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser bij exploot van dagvaarding van 5 oktober 2020,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. C.P. van Zomeren te Assen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. J.P. van Veenendaal te Den Haag.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser 1]” respectievelijk “[gedaagde]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
 de dagvaarding, met producties;
 de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie;
 het tussenvonnis van 4 januari 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
 de akte indienen extra stukken/ toelichting conclusie van antwoord, met producties van de zijde van [gedaagde];
 de akte overlegging verklaring, met productie, van de zijde van [eiser 1];
 de akte van eisvermeerdering/aanvulling in reconventie van de zijde van [gedaagde].
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 februari 2021 via Skype voor Bedrijven. [eiser 1] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. [gedaagde] heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en diens kantoorgenoot mr. S. van Veldhoven. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Partijen zijn in de zomer van 2019 overeengekomen dat [gedaagde] tuinwerkzaamheden voor [eiser 1] zou verrichten, bestaande uit het snoeien, kappen en afvoeren van bomen en een heg voor een bedrag ad € 1.600,-. De werkzaamheden zijn begin augustus 2019 afgerond.
2.2.
Vervolgens zijn partijen een tweede opdracht overeengekomen. Die opdracht zag op het
verwijderen van de tuin, het afvoeren van het puin, plaatsen van grasmatten en het plaatsen van een heg. Daarnaast zijn aanvullende afspraken gemaakt in verband met het leggen van tegels en gras. De overeengekomen aanneemsom bedroeg € 3.450,-. De werkzaamheden voor deze opdracht zijn op 6 september 2019 aangevangen.
2.3.
Op 1 september 2019 heeft [eiser 1] de volgende WhatsApp-berichten aan [gedaagde] gestuurd:
“Ik heb geen zin om naar de volgende kut smoes te moeten luisteren! Ik ben er godverdomme echt hekemaal klaar mee met al je kut smoezen de godsganse kut tijd”
“Nee ik wil godverdomme niet meer oraten! Ik wik godverdomme resultaat! We hebben genoeg gepraat nu”
“Ik voel me echt keihard genaaid door jou”
2.4.
Op 16 september 2019 heeft [eiser 1] het volgende WhatsApp-bericht aan [gedaagde] gestuurd:
“Je moet je gewoon afmaken en jezelf een keer niet achter dingen gaan verschuilen. Voor woensdag is het af. Anders heb je een heel groot probleem met mij. En geloof me, dan heb je echt een reden om zielig te zijn”
2.5.
Nadien heeft [eiser 1] in de periode tot 22 september 2019 de volgende WhatsApp-berichten aan [gedaagde] gestuurd:
“Ik vind je exht een fijne gast. Je bent geen slechte gozer. Maar hou je toch ajb aan je afspraken. Je hebt kwaliteiten, groene handen, benut je kwaliteiten. Dan ga jij er zeker komen. Stoppen met liegen, afspraken nakomen en hard werken. Gouden toekomst ligt er dan voor je”
“Ik wil je echt graag helpen, maar jij moet wel de eerste zijn die opstaat!”
“Weer niet gelukt he. Echt schandalig. Dat je jezelf niet schaamt. Echt zo dom dit allemaal van je.”
“Je kan me negeren, dat is geen probleem. Ik huur dan mensen in die het puin bij jou op de [adres] komen dumpen.
Kosten zullen we ook op jou verhalen, en ik zal eens een goed gesprek met je paps en mams gaan houden. En achter je nieuwe werkgever zijn gegevens kom ik ook nog wel achter.”
2.6.
In een namens [eiser 1] opgestelde brief van 22 september 2019 aan [gedaagde] staat - voor zover thans van belang -:
“Beste [gedaagde],
Op 6 september 2019 ben jij begonnen met de werkzaamheden in de tuin zoals onderling overeengekomen. De eerste opdracht bestond uit het ruimen van de tuin. De bomen en het heg moesten gesnoeid, gekapt en afgevoerd worden Na jouw eerste opdracht, is er een tweede opdracht overeengekomen. Deze opdracht bestond uit het verwijderen van de complete tuin, afvoeren van het puin, plaatsen van grasmatten alsook het plaatsen van een heg. Beide opdrachten hebben langer geduurd dan afgesproken en gepland.
Tijdens het uitvoeren van de opdracht is er schade aangericht aan de woning. Er is schade ontstaan aan de luifel boven de voordeur. Ook is er schade aan de beplating van het bedrijfsgedeelte. Als laatste is er schade aan de muur aan de achterzijde van de woning naast de schuifpui. (…).
Momenteel zijn alle werkzaamheden nog steeds niet afgerond. Hiervoor heb ik meerdere malen contact […] gezocht met jou. Dit aangezien jij je op dit moment niet aan de afspraken houdt.
Ik eis dat het heg vandaag, 22 september 2019 geplaatst is. Ook moet de tuin na al jouw werkzaamheden netjes achtergelaten worden.
Al het puin en vuil afvoeren, en de straat netjes aanvegen, zoals wij mondeling zijn overeengekomen. Dit ten laatste op 28 september 2019.
(…)
Aldus overeengekomen, in tweevoud opgemaakt en ondertekend:”
(…)
De brief is door [gedaagde] ondertekend.
2.7.
Na 22 september 2019 heeft [gedaagde] geen werkzaamheden meer verricht in de tuin van [eiser 1].
2.8.
Per factuur van 11 november 2019 heeft [naam bedrijf] aan [eiser 1] een bedrag van € 225,00 inclusief btw in rekening gebracht voor:
“Voor u opruimen door derde achtergelaten troep op oprit:
  • Tegels netjes achter container opstapelen (staan nu op gemeente trottoir)
  • Sloophout opladen en afvoeren naar erkend verwerker
  • Grond opladen en afvoeren naar erkend verwerker
  • Pallet met overtollige (deels al vergaan) graszoden opladen en afvoeren naar erkend verwerker
  • Geheel middels vegen / water schoon- vegen/spoelen “
Op de factuur staat:
“Betaling binnen 14 dagen”.

3..Het geschil in conventie

De vordering in conventie
3.1.
[eiser 1] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot:
  • betaling van € 2.683,70, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum van verzuim, te weten 28 oktober 2019, althans vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
  • betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 393,37;
  • betaling van de kosten van dit geding, waaronder begrepen de kosten salaris gemachtigde, de nakosten conform het liquidatietarief, en - voor het geval voldoening van de (na-) kosten niet binnen 14 dagen na vonnis plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-) kosten vanaf genoemde termijn voor voldoening.
3.2.
Aan die vordering heeft [eiser 1] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden heeft [gedaagde] schade toegebracht aan het woonhuis en het bedrijfspand van [eiser 1]. Ter compensatie daarvan zijn [eiser 1] en [gedaagde] op 22 september 2019 overeengekomen dat [gedaagde] 60 uur gratis onderhoud aan de tuin van [eiser 1] zou uitvoeren. Nu [gedaagde] die afspraken niet is nagekomen, ontbindt [eiser 1] die overeenkomst en is [gedaagde] gehouden de schade aan het woonhuis en bedrijfspand te vergoeden. De kosten voor de herstelwerkzaamheden bedragen € 2.253,00. [gedaagde] dient ook de gemaakte deskundige-kosten ad € 205,70 te betalen. Omdat [gedaagde] de overeengekomen werkzaamheden niet geheel heeft uitgevoerd heeft [eiser 1] [naam bedrijf] moeten inschakelen om de werkzaamheden alsnog uit te voeren. De kosten daarvan bedragen € 225,00 en moeten ook door [gedaagde] vergoed worden. [eiser 1] maakt voorts aanspraak op de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) over deze bedragen, te berekenen vanaf 28 oktober 2019. Ten slotte maakt [eiser 1] aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten ad € 393,37. Deze kosten zijn [gedaagde] bij e-mail van 23 juli 2020 aangezegd.
Het verweer in conventie
3.3.
[eiser 2] heeft tegen de vordering - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. [eiser 2] heeft de tuinwerkzaamheden zoals overeengekomen in juni
2019 en 6 september 2019 conform de afspraken uitgevoerd. Dat [verweerder] telkens nieuwe werkzaamheden eiste en dat het volgens hem niet snel genoeg ging, kan niet voor rekening van [eiser 2] komen. Bovendien mist daarvoor ieder onderliggende afspraak. Nergens wordt aangetoond dat de gestelde schade is ontstaan tijdens de tuinwerkzaamheden door [eiser 2] of anderszins door handelingen van [eiser 2]. Een causaal verband tussen de tuinwerkzaamheden en de gestelde schade ontbreekt.

4..Het geschil in reconventie

De vordering in reconventie
4.1.
[eiser 2] heeft - na vermeerdering van eis - gevorderd bij vonnis [verweerder] te veroordelen tot nakoming van zijn betalingsverplichting ad € 1.600,00 en de overeenkomst van 22 september 2019 tussen [eiser 2] en [verweerder] te vernietigen op grond van misbruik van omstandigheden dan wel bedreiging.
4.2.
Aan die vordering heeft [eiser 2] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [eiser 2] en [verweerder] zijn mondeling overeengekomen dat bij de tuinwerkzaamheden gebruik zou worden gemaakt van een zogenaamde rupsdumper. Het huurbedrag voor de rupsdumper was € 1.600,00 en zou voor rekening van [verweerder] komen. [verweerder] heeft verzuimd om tot betaling over te gaan. [eiser 2] heeft daarom het huurbedrag zelf moeten voldoen. [verweerder] is op dit punt tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting onder de mondelinge overeenkomst. Het ondertekenen van het document van 22 september 2019 is tot stand gekomen door middel van bedreiging dan wel misbruik van omstandigheden door [verweerder]. Uit de WhatsApp-berichten volgt duidelijk dat [verweerder] [eiser 2] meerdere malen in onaangename bewoordingen heeft bedreigd, onder druk heeft gezet dan wel heeft gechanteerd. Ook heeft [verweerder] misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van [eiser 2], die ten tijde van de tuinwerkzaamheden met depressieve klachten kampte. [eiser 2] mocht niet naar huis of met iemand overleggen voordat hij het document had ondertekend, hetgeen beaamd kan worden door getuigen. [eiser 2] heeft het document niet eens rustig kunnen doorlezen. [eiser 2] heeft het document ondertekend omdat hij vreesde dat [verweerder] hem anders (later) iets ernstigs zou aandoen, zoals door hem geuit in de WhatsApp-berichten.
Het verweer in reconventie
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verweerder] tegen de vordering - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. [verweerder] en [eiser 2] hadden een vaste aanneemsom afgesproken en er is helemaal niet gesproken over de kosten voor de rupsdumper. De rupsdumper zou de werkzaamheden van [eiser 2] verlichten, maar deze heeft vier weken stilgestaan, terwijl het werk in twee dagen had kunnen worden gedaan. Wat [eiser 2] stelt over de druk die [verweerder] op hem zou hebben uitgeoefend om de overeenkomst van 22 september 2019 te tekenen, klopt niet. De overeenkomst was voor [eiser 2] ook positief. Hij moest weliswaar gratis onderhoud verrichten bij wijze van schadevergoeding, maar hij mocht daarnaast ook betaald onderhoud verrichten bij [verweerder]. [verweerder] heeft het contract eerst aan [eiser 2] uitgelegd, voordat [eiser 2] tekende. Uiteraard mocht [eiser 2] het contract ook meenemen, maar hij heeft dat niet gevraagd.

5..De beoordeling

5.1.
In het tussenvonnis van 4 januari 2021 staat dat partijen zelf dienen deel te nemen aan de mondelinge behandeling of vertegenwoordigd moeten worden door een persoon die op de hoogte is van het geschil. [gedaagde] is niet verschenen bij de mondelinge behandeling. Door zijn gemachtigde is gesteld dat hij vanwege problemen niet kan verschijnen. Zijn moeder, die volgens de gemachtigde van [gedaagde] ook inhoudelijk op de hoogte is, is niet (namens hem) verschenen, omdat zij verhinderd is, aldus de gemachtigde. Er is niet om uitstel van de mondelinge behandeling verzocht. Gelet op deze gang van zaken zal de kantonrechter uit het niet verschijnen van [gedaagde] althans zijn moeder namens hem de gevolgtrekking maken die zij geraden acht.
in conventie
Vergoeding van de schade ad € 2.253,00
5.2.
[eiser 1] heeft gesteld dat [gedaagde] schade heeft toegebracht aan zijn woonhuis en zijn bedrijfspand. Met betrekking tot de schade aan het bedrijfspand heeft hij ter zitting gesteld dat [gedaagde] tijdens het uitvoeren van de tweede opdracht met een rupsdumper tegen het bedrijfspand is aangereden. Zijn buurman [naam] heeft de schade samen met [eiser 1] en [gedaagde] bekeken, aldus [eiser 1].
5.3.
Tegenover deze concrete stellingen is door de gemachtigde van [gedaagde] slechts gesteld dat de schade volgens [gedaagde] niet door hem is veroorzaakt. De gemachtigde van [gedaagde] heeft niet inhoudelijk gereageerd op de stellingen van [eiser 1] met betrekking tot het ontstaan van de schade aan het bedrijfspand. Daarmee heeft [gedaagde] zijn betwisting dat de schade aan het bedrijfspand niet door hem is veroorzaakt onvoldoende gehandhaafd. Dat betekent dat van de juistheid van de stellingen van [eiser 1] wordt uitgegaan. Door tijdens de uitvoering van de tweede opdracht met de rupsdumper tegen het bedrijfspand aan te rijden en daardoor schade toe te brengen aan het bedrijfspand, is [gedaagde] in de nakoming van die overeenkomst tekortgeschoten. Dat betekent dat hij op grond van artikel 6:74 BW gehouden is de daardoor door [eiser 1] geleden schade te vergoeden. Ter zitting heeft [eiser 1] onbetwist gesteld dat de schade aan het bedrijfspand € 1.100,00 bedraagt, te vermeerderen met 7% algemene kosten en 21% btw, derhalve in totaal € 1.424,17. Dit bedrag zal worden toegewezen.
5.4.
De over dit bedrag met ingang van 28 oktober 2019 gevorderde wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW wordt - als niet afzonderlijk betwist en op de wet gegrond - eveneens toegewezen.
5.5.
Met betrekking tot de gestelde schade aan het woonhuis geldt dat [eiser 1] ter zitting, tegenover de betwisting door [gedaagde] dat hij deze schade heeft veroorzaakt, onvoldoende heeft onderbouwd dat, wanneer en onder welke omstandigheden deze schade door [gedaagde] zou zijn veroorzaakt. Dat leidt tot het oordeel dat [eiser 1] zijn stellingen op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] zijn handtekening heeft gezet onder de brief van 22 september 2019, waarin (ook) staat dat schade is aangericht aan de woning (zie 2.6.), maakt dit niet anders nu [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist dat hij met het zetten van zijn handtekening instemde met hetgeen in die verklaring staat. Voor bewijslevering op dit punt is geen aanleiding omdat [eiser 1] ter zitting heeft verklaard dit bewijs niet te kunnen leveren. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
Vergoeding van de kosten van de deskundige ad € 205,70
5.6.
[eiser 1] heeft tevens aanspraak gemaakt op vergoeding van de kosten voor het deskundigenrapport voor het vaststellen van de (gestelde) schade aan zijn woning en het bedrijfspand. Voor zover dit rapport ziet op het vaststellen van de gestelde schade aan het woonhuis komen de hiervoor gemaakte kosten niet voor vergoeding in aanmerking, nu niet is komen vast te staan dat [gedaagde] deze schade heeft veroorzaakt. De kosten komen ook voor het overige niet voor vergoeding in aanmerking nu niet valt in te zien waarom niet had kunnen worden volstaan met een (kosteloze) offerte. [eiser 1] heeft weliswaar gesteld dat hij getracht heeft offertes op te vragen maar dat dit niet is gelukt omdat niemand tijd had, maar nu hij deze stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd, gaat de kantonrechter daaraan voorbij.
Vervangende schadevergoeding ad € 225,00
5.7.
[eiser 1] maakt verder aanspraak op vervangende schadevergoeding. In dit verband is door [eiser 1] ter zitting verklaard dat [gedaagde] op 22 september 2019 de heg slechts voor de helft had geplaatst en dat hij het puin niet had afgevoerd. Deze stellingen zijn door/namens [gedaagde] niet, althans niet voldoende concreet betwist zodat de kantonrechter van de juistheid hiervan uitgaat. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] na 22 september 2019 geen werkzaamheden meer heeft verricht. Nu de betreffende werkzaamheden deel uitmaakten van de tweede opdracht, is [gedaagde] dus tekortgeschoten in de nakoming daarvan. [eiser 1] heeft voorts onbetwist gesteld dat zijn gemachtigde per e-mail van 7 november 2019 aan [gedaagde] heeft bericht dat hij de werkzaamheden door een derde zou laten uitvoeren voor rekening van [gedaagde]. Dit brengt mee dat is voldaan aan de vereisten voor toekenning van vervangende schadevergoeding. [eiser 1] heeft onbetwist gesteld dat zijn schade € 225,00 bedraagt. Dit bedrag zal worden toegewezen.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dit bedrag wordt toegewezen vanaf 25 november 2019, zijnde de vervaldatum van de factuur van [naam bedrijf] van 11 november 2019 (zie 2.8.) nu niet gesteld of gebleken is dat [eiser 1] die factuur eerder heeft betaald.
5.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] aan [eiser 1] moet betalen een bedrag van (€ 1.424,17 + € 225,00 =) € 1.649,17 te vermeerderen met de wettelijke rente als in het dictum bepaald.
5.10.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt het volgende overwogen. [eiser 1] heeft onbetwist gesteld dat hij [gedaagde] op 23 juli 2020 per e-mail heeft gesommeerd om binnen 15 dagen “de totale schade van € 2.683,70 te vergoeden” en dat hij bij het uitblijven van betaling aanspraak maakt op € 393,37 aan buitengerechtelijke incassokosten. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aanspraak kan worden gemaakt zal worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. Dat brengt mee dat aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 299,33 zal worden toegewezen.
5.11.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in conventie, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser 1] worden vastgesteld op € 341,09 aan verschotten (€ 105,09 aan dagvaardingskosten en € 236,00 aan griffierecht) en € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten à € 187,00 per punt).
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als in het dictum vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
in reconventie
Vergoeding voor de door [eiser 2] gehuurde rupsdumper
5.12.
[eiser 2] maakt aanspraak op een bedrag van € 1.600,00 als vergoeding van een door hem gehuurde rupsdumper. Volgens [eiser 2] was tussen hem en [verweerder] overeengekomen dat [verweerder] dit bedrag voor zijn rekening zou nemen. Tegenover de betwisting terzake door [verweerder] heeft [eiser 2] zijn stelling echter niet nader onderbouwd door (bijvoorbeeld) toe te lichten wanneer hij de gestelde afspraak met [verweerder] heeft gemaakt en wat in dat kader over en weer precies is gezegd. De enkele stelling van de gemachtigde van [eiser 2], dat het hem sterk lijkt dat [eiser 2] een rupsdumper heeft gehuurd voor € 1.600,00 alleen om zijn werkzaamheden gemakkelijker te maken is daartoe onvoldoende, mede in het licht van het verweer van [verweerder] dat hij [eiser 2] uitdrukkelijk heeft aangegeven dat een vaste aanneemsom is afgesproken en dat de rupsdumper vier weken stil heeft gestaan terwijl het werk in twee dagen verricht had kunnen worden. Dat betekent dat voor bewijslevering geen reden is en dat dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen. Gelet hierop kan in het midden blijven of [eiser 2] daadwerkelijk € 1.600,00 heeft betaald voor de huur van de rupsdumper, hetgeen niet zonder meer volgt uit het door hem overgelegde bewijs van betaling, dat volgens de tekst immers ziet op “verschillende machines”.
Vernietiging van de overeenkomst vanwege misbruik van omstandigheden of bedreiging
5.13.
Ook de vordering tot vernietiging van de overeenkomst van 22 september 2019 tussen [eiser 2] en [verweerder] zal worden afgewezen. Tegenover de betwisting door [verweerder] van de stelling van [eiser 2] dat sprake was van een wilsgebrek bij [eiser 2] vanwege misbruik van omstandigheden dan wel bedreiging, heeft [eiser 2] zijn stelling op dit punt onvoldoende nader onderbouwd. De WhatsApp-berichten duiden er weliswaar niet op dat steeds sprake was van een goede verstandhouding tussen partijen, maar dat rechtvaardigt niet zonder meer het oordeel dat ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst sprake was van een wilsgebrek vanwege misbruik van omstandigheden dan wel bedreiging. Voor bewijslevering is gelet hierop geen aanleiding.
5.14.
[eiser 2] wordt als de in het ongelijk gestelde partij ook veroordeeld in de proceskosten in reconventie. Deze worden gelet op de samenhang tussen hetgeen partijen in conventie en in reconventie naar voren hebben gebracht, begroot op nihil.

6..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt [eiser 2] om aan [verweerder] te betalen € 1.649,17, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het bedrag van € 1.424,17 vanaf 28 oktober 2019 tot aan de dag van algehele voldoening en over het bedrag van € 225,00 vanaf 25 november 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [eiser 2] om aan [verweerder] te betalen € 299,33 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [eiser 2] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 341,09 aan verschotten en € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde en, indien [eiser 2] niet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,00 aan nasalaris, alle bedragen vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:116 BW vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde;
in reconventie
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser 2] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
145/44478