Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 5 maart 2021 met producties 1 tot en met 4
- productie 5 van [eiser]
- producties 1 en 2 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling gehouden op 17 maart 2021
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde] .
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
rechtmatig belang: [eiser] vermoedt dat sprake is van zijn benadeling in het kader van de verdeling van winst verkregen uit de gemeenschappelijke onroerendgoedportefeuille van/door [bedrijf A] , althans, indirect, van [eiser] en [persoon A] gemeenschappelijk. Daarom heeft [eiser] er belang bij om opheldering te krijgen over de relevante feiten. Meer in het bijzonder is zijn belang erin gelegen om inzicht te verkrijgen of, en overeenkomstig welke (verdelings-)afspraken, al dan niet is gehandeld. [eiser] wordt daarmee in staat gesteld zijn rechtspositie beter te beoordelen. Dit geldt evenzeer ten aanzien van de informatie opgenomen in de aktes en conclusies die namens [bedrijf A] in de Procedures zijn genomen. Dit betekent concreet dat [eiser] belang heeft bij exhibitie van de onder 4.4 vermelde bescheiden. Bij dit oordeel is in aanmerking genomen dat [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de gewenste informatie niet elders kan verkrijgen.
bescheiden: de hiervoor onder 4.4 opgesomde bescheiden zijn voldoende bepaald. Duidelijk is om welke bescheiden het gaat. Niet ter discussie staat dat [gedaagde] deze stukken onder zich heeft.
rechtsbetrekking: niet ter discussie staat dat [eiser] , naast [persoon A] , bestuurder van [bedrijf A] is. Ook is [eiser] medeaandeelhouder in [bedrijf A] . [bedrijf A] heeft, in de persoon van [persoon A] , aan [gedaagde] opdracht gegeven om haar als advocaat bij te staan in de Procedures tegen [persoon B] . De formele betrokkenheid van [eiser] bij [bedrijf A] is voldoende om een rechtsbetrekking aan te nemen.
de in leden 3 en 4 genoemde uitzonderingen: [gedaagde] heeft geen expliciet beroep gedaan op haar verschoningsrecht als advocaat. Verder is gesteld noch gebleken dat de uitzonderingen die genoemd zijn in lid 4 zich hier voordoen.