Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
(on)zelfstandige woonruimte?
De verhuurder verhuurt met ingang van [onleesbaar] 2014 het appartement op de Straat: [adres]”. In de huurovereenkomst zelf wordt dus geen onderscheid gemaakt naar kamers, maar wordt gesproken over “het appartement”. Gelet hierop biedt de tekst van de huurovereenkomst naar het oordeel van de kantonrechter geen steun voor het standpunt van Stockhoed, dat het om kamerverhuur ging en dat dit voor [eiser] duidelijk was. Bovendien hadden [eiser] en [naam 3] , die op dat moment een relatie hadden, samen één huurovereenkomst met Stockhoed, hetgeen evenmin duidt op kamerverhuur. Op basis van die huurovereenkomst waren [eiser] en [naam 3] dus medehuurders voor het gehele appartement. Dat in de kop van die huurovereenkomst “huurovereenkomst onzelfstandige woonruimte” staat, kan daar op zichzelf niet aan afdoen. Stockhoed heeft niets aangevoerd waaruit blijkt dat partijen bij het aangaan van deze huurovereenkomst hebben beoogd af te wijken van de tot dan toe geldende huurovereenkomst, te weten de huurovereenkomst uit 2011 tussen Stockhoed en (aanvankelijk) [naam 2] en [eiser] (zie 2.2). Dat Stockhoed zich op het standpunt heeft gesteld, dat haar voormalige beheerder beter twee afzonderlijke huurovereenkomsten had kunnen sluiten met [eiser] en [naam 3] , is evenmin een omstandigheid die tot een ander oordeel kan leiden. Het optreden van de beheerder dient voor rekening en risico van Stockhoed te komen en kan niet worden afgewenteld op [eiser] .