ECLI:NL:RBROT:2021:3208

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
10/960037-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke brandstichting nabij zendmast en poging tot vernieling

Op 8 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van opzettelijke brandstichting aan het hekwerk nabij een zendmast en een poging tot beschadiging van die zendmast. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 10 april 2020 in Groningen opzettelijk brand heeft gesticht, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De verdachte ontkende de dader te zijn, maar het bewijs, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden, wees in zijn richting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar achtte de brandstichting en de poging tot vernieling bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de onrust die de brandstichtingen in de samenleving veroorzaakten, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een rapport van de reclassering dat wees op een risico van radicalisering. De rechtbank legde geen bijzondere voorwaarden op, gezien de houding van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/960037-20
Datum uitspraak: 8 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.T. Huisman, advocaat te Groningen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.C.M. Wildemors heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 2 primair ten laste gelegde vernieling van een werk voor telecommunicatie niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel de onder 1 ten laste gelegde brandstichting als van de onder 2 ten laste gelegde poging tot vernieling van een werk voor telecommunicatie. De verdachte ontkent diegene te zijn geweest die de brand bij het hekwerk van de zendmast heeft gesticht. Er is geen wettig en overtuigend bewijs waaruit blijkt dat de verdachte wel de dader is. Subsidiair is aangevoerd dat er sprake is geweest van een ondeugdelijke poging. De manier waarop de brand is gesticht zou niet tot beschadiging van de zendmast en daarmee gemeen gevaar voor goederen en/of verlening van diensten hebben kunnen leiden.
4.2.2.
Beoordeling
De brand
Op 10 april 2020 omstreeks 20:44 uur ontvangt de meldkamer een melding over een brand bij een zendmast voor telecommunicatie op het bedrijventerrein gelegen aan de [naam locatie] te Groningen. Uit forensisch onderzoek blijkt dat de brand met behulp van een alcoholhoudend product opzettelijk is aangestoken. De brand heeft rond het hekwerk van de zendmast gewoed en er was brandschade aan het hekwerk. Door de brand was er gemeen gevaar voor goederen en voor de verlening van diensten te duchten. Het verweer van de raadsman dat sprake was van een ondeugdelijke poging wordt, gelet op de uitkomsten van dit forensisch onderzoek, verworpen.
Betrokkenheid van de verdachte
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de verdachte diegene is geweest die de brand heeft gesticht. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend op grond van het volgende.
Een getuige ziet op het moment van de brand een man met een witte jerrycan naar een donkergekleurde Toyota Aygo rennen. Uit buurtonderzoek blijkt dat op 10 april 2020 om 20:37 uur een donkergekleurde Toyota Aygo met kenteken [kentekennummer] bij het OK tankstation aan de Rijksweg 130 te Groningen stopt. De afstand tussen het tankstation en de plek van de brandstichting is ongeveer 1 km. Uit de camerabeelden van het tankstation blijkt dat de bestuurder lichtgekleurde bovenkleding draagt en dat op de bijrijdersstoel een voorwerp staat dat op een witte jerrycan lijkt. De Toyota Aygo met kenteken [kentekennummer] is door een kennis van de verdachte op 9 april 2020 gehuurd en de huur is door de verdachte betaald. In de linker bovenhoek van het voorruit van de gehuurde Toyota Aygo zit een licht gekleurde sticker.
Op camerabeelden van de brandstichting is te zien dat een donkergekleurd voertuig met in de linker bovenhoek van het voorruit een kleine witte vlek in de buurt van de zendmast parkeert. Uit het voertuig stapt een blanke man met grijze bovenkleding met lange mouwen, donkere broek en zwarte hoofdbedekking. Op camerabeelden van 10 april 2020 omstreeks 15:23 uur van een filiaal van de ING bank is te zien dat een manspersoon uit een Toyota Aygo stapt terwijl hij kleding draagt die overeenkomt met de kleding van de dader. De verdachte heeft ter zitting verklaard de man op die beelden te zijn.
De telefoon van de verdachte straalt op 10 april 2020 om 19:32 uur een zendmast aan in de buurt van de plek van de brandstichting.
Op de beelden van de brandstichting, die zijn uitgezonden in het tv-programma “Opsporing Verzocht”, herkent getuige [naam getuige] de verdachte. Anders dan de raadsman heeft betoogd, acht de rechtbank de verklaring van de getuige betrouwbaar en valide. Dit gelet op de stelligheid van herkenning in samenhang met de beschrijving van de kenmerken waaraan [naam getuige] de verdachte herkent, alsmede op grond van het feit dat de verdachte en [naam getuige] elkaar al geruime tijd kennen. De verdachte zou een paar dagen na de brand nog bij [naam getuige] thuis zijn geweest en daar heftig over 5G hebben gesproken.
Ook heeft de verdachte via Facebook een bericht gedeeld over de brand van een zendmast in Brabant waarbij hij even later de teksten “
Ik denk erover wat ik ga doen”en
“De slechte mensen zijn niet alleen aansprakelijk de goede die niks doen zijn net zo aansprakelijk in mijn ogen”schrijft.
Uit deze combinatie van bewijsmiddelen en in hun onderlinge samenhang bezien volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het de verdachte is geweest die de brand heeft gesticht. Het handelen van de verdachte kan niet anders worden uitgelegd dan dat hij het opzet had om de zendmast te beschadigen of te vernielen door een vluchtige stof in de buurt van de zendmast aan te steken.
Niet is gebleken dat de verdachte de feiten samen met anderen heeft gepleegd. Van het tenlastegelegde plegen in vereniging zal de verdachte worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 10 april 2020 te Groningen alleen opzettelijk brand heeft gesticht aan het hekwerk in de nabijheid van een zendmast gelegen op het bedrijventerrein aan de [naam locatie] te Groningen, door een hoeveelheid vluchtige stof, op/over/nabij het hekwerk in de nabijheid van die zendmast uit te gieten en/of te gooien en vervolgens open vuur in aanraking te brengen met die vluchtige stof, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die zendmast, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2 subsidiair.
hij op 10 april 2020 te Groningen ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf alleen om opzettelijk enig werk voor telecommunicatie, te weten een zendmast gelegen op
het bedrijventerrein aan de [naam locatie] te Groningen, te vernielen en/of
beschadigen en/of onbruikbaar te maken, door een hoeveelheid vluchtige stof,
op/over/nabij het hekwerk in de nabijheid van die zendmast uit te gieten
en/of te gooien en vervolgens open vuur in aanraking te brengen met die vluchtige
stof, en daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of de verlening van diensten te
duchten is, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van
feit 1
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
feit 2
poging tot het opzettelijk enig werk voor telecommunicatie vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of voor de verlening van diensten te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft opzettelijk brand gesticht en geprobeerd een zendmast te beschadigen dan wel te vernielen. Slechts door het snelle en adequate optreden van omstanders is voorkomen dat de brand meer schade kon aanrichten. Het was de vijfde brandstichting bij een zendmast in Nederland in een korte periode. Deze brandstichtingen hebben in de samenleving veel onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. Dit temeer omdat Nederland tevens kampte met alle angsten en gevolgen van het coronavirus. De brandstichtingen werden als een dusdanig groot gevaar gezien dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid erbij is betrokken omdat er vrees bestond dat het telecommunicatienetwerk door de branden ernstig verstoord zou raken waardoor hulpdiensten onbereikbaar zouden worden.
Met de gevolgen van zijn daden heeft de verdachte geen enkele rekening gehouden. Sterker nog, uit de door de verdachte geplaatste Facebookberichten blijkt dat de verdachte kennelijk anderen heeft willen aanmoedigen om eveneens zendmasten te vernielen. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 23 maart 2021 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt, samengevat, het volgende in.
De verdachte verzet zich tegen inmenging van justitie en het is de vraag in hoeverre hij te
beïnvloeden is middels een behandeling omdat het ontbreekt aan responsiviteit en probleembesef. De verdachte heeft er moeite mee als hij het gevoel heeft dat een organisatie of persoon de controle over hem heeft of dreigt te nemen.
De verdachte is, afgaande op zijn wereldbeeld dat multinationals het voor het zeggen hebben, gevoelig voor indoctrinatie. Hiernaast ziet de reclassering dat er sprake is van een jarenlang wantrouwen naar de overheid.
Er kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een proces van radicaliseren en dat er een voedingsbodem is voor extremisme, waarbij de dynamiek van zijn persoonlijkheid ook in beschouwing moet worden genomen. Door het ontbreken van relevante informatie door zijn ontkenning, zoals de mate van toewijding en motivatie (drijfveren), is er geen volledig risicoprofiel op stellen en kan de reclassering het risico op gewelddadig extremisme niet inschatten.
Het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld-hoog.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. Bij de verdachte is geen draagvlak voor verplichte interventies om het gedrag te veranderen.
Psychiater drs. [naam psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 januari 2021. Uit het rapport blijkt onder meer dat in de persoonlijkheid van de verdachte duidelijke antisociale en narcistische kenmerken aanwezig zijn, maar dat hij niet voldoet aan de algemene criteria voor het vaststellen van een persoonlijkheidsstoornis. Er kunnen door de psychiater geen uitspraken worden gedaan over de kans van recidive.
Psycholoog drs. [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 21 januari 2021. Uit het rapport blijkt onder meer dat sprake is van een stoornis in het gebruik van alcohol met een lichte mate van ernst. De psycholoog is op basis van het onderzoek niet in staat om te adviseren over eventuele beïnvloedingsmogelijkheden om het recidiverisico te verlagen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Een deel van de gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd. Omdat de verdachte niet open staat voor enige behandeling alsmede het feit dat de reclassering adviseert om geen bijzondere voorwaarden op te leggen, zal de rechtbank alleen de algemene voorwaarde opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op de op te leggen straf zal het door de verdediging gedane verzoek tot opheffing van het geschorste bevel gevangenhouding worden afgewezen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 55, 157 en 161sexie van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af het verzoek tot opheffing van het geschorste bevel gevangenhouding.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 10 april 2020 te Groningen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht aan het hekwerk in de nabijheid van een zendmast gelegen op het bedrijventerrein aan de [naam locatie] te Groningen, door een hoeveelheid (ont)brandbare (vloei)stof, althans een vluchtige stof, op/over/nabij het hekwerk in de nabijheid van die zendmast uit te gieten en/of te gooien en/of daarbij te houden en/of (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met die (ont)brandbare (vloei)stof, althans vluchtige stof, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar
voor die zendmast, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2.
hij op of omstreeks 10 april 2020 te Groningen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk enig geautomatiseerd werk en/of enig werk voor telecommunicatie,
te weten
een zendmast gelegen op het bedrijventerrein aan de [naam locatie] te Groningen,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of stoornis in
de gang of in de werking van dat werk heeft veroorzaakt en/of ten opzichte van
dat werk genomen veiligheidsmaatregelen heeft verijdeld,
immers, heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) brand gesticht in/aan/nabij die zendmast ten gevolge waarvan (telkens) gemeen gevaar voor goederen en/of de verlening
van diensten te duchten is;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april 2020 te Groningen, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf tezamen en in vereniging
met één of meer ander(en), althans alleen, om opzettelijk enig geautomatiseerd
werk en/of enig werk voor telecommunicatie, te weten een zendmast gelegen op
het bedrijventerrein aan de [naam locatie] te Groningen, te vernielen en/of
beschadigen en/of onbruikbaar te maken en/of stoornis in de gang of in de
werking van dat werk te veroorzaken en/of ten opzichte van dat werk genomen
veiligheidsmaatregelen te verijdelen,
door een hoeveelheid (ont)brandbare (vloei)stof, althans een vluchtige stof,
op/over/nabij het hekwerk in de nabijheid van die zendmast uit te gieten
en/of te gooien en/of daarbij te houden en/of (vervolgens) open vuur in
aanraking te brengen met die (ont)brandbare (vloei)stof, althans vluchtige
stof, en daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of de verlening van diensten te
duchten is, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.