ECLI:NL:RBROT:2021:320

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
8910311 VV EXPL 20-514
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning na mishandeling medewerker verhuurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Havensteder en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een ontruimingsvordering van Havensteder, die stelt dat [gedaagde] zich niet als goed huurder heeft gedragen. De aanleiding voor de vordering was een incident op 22 september 2020, waarbij een medewerker van Havensteder, [naam wijkbeheerder], werd beledigd, bedreigd en mishandeld door [gedaagde] en haar vriend, [naam vriend gedaagde]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] en haar vriend zich schuldig hebben gemaakt aan gedrag dat in strijd is met goed huurderschap, wat Havensteder het recht geeft om de huurovereenkomst te ontbinden en ontruiming te vorderen. De kantonrechter oordeelde dat het belang van Havensteder bij ontruiming groter is dan het woonbelang van [gedaagde]. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor [gedaagde] om de woning te verlaten. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8910311 VV EXPL 20-514
uitspraak: 21 januari 2021
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.M.J. Martinot te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. Y. Habib te Den Haag.
Partijen worden hierna ‘Havensteder’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de dagvaarding met producties van 30 december 2020;
  • de conclusie van antwoord met producties van [gedaagde] ;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak
op 7 januari 2021.

2..De feiten

Er wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
[gedaagde] huurt sinds 2011 van (de rechtsvoorganger van) Havensteder de woning op [adres] in Rotterdam. [gedaagde] woont hier samen met haar vriend de heer [naam vriend gedaagde] (hierna: ‘ [naam vriend gedaagde] ’). [naam vriend gedaagde] is geen mede-huurder.
2.2
De algemene voorwaarden die op de huurovereenkomst van toepassing bepalen onder andere:
Artikel 9.4
De huurder is voor de gedragingen van zijn huisgenoten en anderen die zich met zijn goedvinden in het gehuurde (waaronder uitdrukkelijk begrepen de gemeenschappelijke ruimten) bevinden op dezelfde wijze aansprakelijk als voor zijn eigen gedragingen.
(…)
Artikel 9.7
De huurder plaatst of bevestigt geen zaken (zoals huisvuil, grofvuil en (schotel)antennes in, op of aan de gemeenschappelijke ruimten die horen bij het gehuurde.
(…)
Artikel 9.12
Huurder onthoudt zich van intimiderend, bedreigend, agressief of anderszins onbehoorlijk gedrag jegens omwonenden, medewerkers van PWS en personen die in opdracht van PWS werkzaamheden in of aan het gehuurde verrichten dan wel aan het complex waartoe het gehuurde behoort.
2.3
[naam wijkbeheerder] , sociaal wijkbeheerder van Havensteder, heeft bij de politie aangifte gedaan van mishandeling. In zijn aangifte staat, voor zover nu van belang:
Op [22 september 2020] omstreeks 14:00 uur ging ik samen met mijn collega, [naam collega wijkbeheerder] , richting de [adres] . [naam collega wijkbeheerder] had last van zijn voet dus die bleef in de auto zitten. Ik ging aan de bel bij [adres] . Ik stelde mij voor als [voornaam wijkbeheerder] de sociaal wijkbeheerder. Ik kende de hoofdbewoonster van eerdere meldingen. Ik vroeg haar of het klopte dat die autobanden van haar waren. De hoofdbewoonster antwoordde hierop, ja dat klopt, waarna de deur verder openging. Hier verscheen voor mij een bekende man. Deze man herkende is van een eerder incident waarbij ik hem toen een aannemer van vermoedelijk het bedrijf Vestia heb zien slaan. Ik hoorde de man zeggen, ja dat zijn mijn autobanden. Ik vertelde meneer dat het niet toegestaan was om die banden daar te stallen. Ik vroeg aan meneer of hij deze banden wilde weghalen. Ik vertelde hem dat als hij dit niet zou doen, ik de opdracht zou geven om ze door onze servicedienst weg te laten halen.
Ik hoorde de man zeggen: “je haalt helemaal niks weg, je moet niet zo gek praten”. Ik ging het gesprek aan met meneer, hier ontstond een woordenwisseling. Ik ben hierna weggegaan en heb daarna twee andere klachten behandeld bij andere bewoners in hetzelfde complex. Nadat ik deze meldingen behandeld had ben ik in de richting van de uitgang gelopen. Ik zag dat de banden nog in de gemeenschappelijke ruimte stonden. Ik liep het complex uit. Ik zag dat er een glazenwasser aan het werk was. Ik stond op de hoek van de straat. Hier zag ik twee mannen mijn richting oplopen. Ik herkende één van deze mannen van het eerdere conflict aan de deur van de autobanden aan de [adres] . De andere man die erbij was herkende ik niet.
Nadat ik deze mannen passeerde hoorde ik "Kijk, dit is die mongool waarvan ik die banden weg moest halen”. Hierop reageerde ik dat ik graag wilde weten wat het probleem was en dat ik mijn werk wilde doen. Ik wilde opnieuw in gesprek gaan met man l. Ik hoorde man 2 zeggen "opkankeren, ga nou weg, wegwezen" of woorden in soortgelijke strekking. Ik hoorde dat man 2 dit meerdere keren herhaalde. Ik hoorde ook de glazenwasser zeggen "kom op jongens, houd het nou gezellig, het is de laatste mooie dag". Ik wilde niet weggaan omdat ik graag uitleg wilde geven. Hierop raakte man 2 mij aan op mijn arm. Ik vertelde man 2 dat hij mij niet moest aanraken. Ik hoorde man 2 zeggen "oh, heb ik nu je arm gebroken, moet ik je kanker arm breken" of woorden in soortgelijke strekkingen. Ik zag de man gebald met zijn vuisten bewegingen naar mij maken, tegelijkertijd hoorde ik dat de man Turkse uitspraken deed. Ik kan de Turkse taal verstaan, mijn zwager is ook Turks. Ik stapte een paar stappen achteruit omdat ik me bedreigd voelde hierdoor. Hierop hoorde ik beide mannen constant zeggen dat ik weg moest gaan. uiteindelijk merkte ik dat ik met het gesprek niks kon bereiken en liep verder naar achter. Ik zag dat de mannen op mij afliepen terwijl ik naar achterliep. Ik liep ondertussen buiten op straat vlakbij geparkeerde auto's. Ik zag dat man 2 constant agressieve bewegingen naar mij maakte met gebalde vuisten. Ik wilde weglopen van de situatie maar de mannen bleven op mij aflopen. Ik voelde plotseling een hand in mijn nek en een hand rondom mijn keel. Ik voelde dat er druk werd uitgeoefend op mijn keel. Ik zag en voelde dat man 2 mij bij mijn keel beetpakte. Ik voelde mijn voeten loskomen van de grond. Ik voelde dat ik opgetild werd. Ik voelde een harde klap in mijn nek. Ik voelde dat mijn lichaam op een hard voorwerp terecht kwam. Ik voelde dat ik duizelig werd en dat het zwart voor mijn ogen werd. Na een gegeven moment kwam ik weer bij kennis. Ik zag dat ik half op een auto lag. Ik zag later dat deze auto een zwarte BMW
voorzien van kenteken [kentekennummer] . Ik heb hierna direct mijn telefoon gepakt en 112 gebeld. Hierop hoorde ik man l zeggen "als je de politie belt dan heb je een probleem met mij, doe dit nou niet" of woorden in soortgelijke strekking. Hierop zag ik dat man l foto's van mij ging maken. Ik vond dit erg bedreigend overkomen. In de tussentijd ging er veel langs mij heen, maar ik kan nog herinneren dat ik gezien heb dat man 2 in een auto zat. Ik zag dat dit een donkerbruine Audi stationwagen was. Ik heb het kenteken niet kunnen zien. Ik hoorde man 2 zeggen, wat kijk je, kijk niet. Ik zag dat de Audi wegreed. Ik zag dat man l nog voor mij stond. Ik zag en hoorde dat man l constant provocerend gedrag aan het vertonen was. Dit gedrag bestond uit, dichterbij komen, filmen, schreeuwen, roepen en handgebaren maken. Ik zag ondertussen dat de hoofdbewoonster van bovengenoemde adres zich bij het gesprek voegde. Ik hoorde haar zeggen "het is je verdiende loon" en "heb je geen gesprekscursus gehad of zo" of woorden in soortgelijke strekking.
2.4
[naam vriend gedaagde] verklaart over het incident:
Over de dag van het incident kan ik u meedelen op 22/09/2020 hoorde wij een luid gebonk op de deur. Het leek wel alsof er ergens brand was. Mijn vriendin liep naar de deur en opende de deur, daar stond een jongeman aan de deur die op een onbeschofte manier vroeg of die banden die in de algemene ruimte stonden van haar waren. Omdat hij erg onbeschoft overkwam liep ik naar de voordeur. Ik vertelde hem dat die banden van mij waren. Hij zei tegen mij dat ik de banden weg moest halen anders zou hij dat doen. Waarop ik zei dat het geen manier van vragen was. Ik zei tegen hem dat hij dat ook op een andere manier kon vragen. Toen heeft hij het nog 2 of 3 keer herhaald op dezelfde manier, mevrouw [gedaagde] probeerde hem ook nog duidelijk te maken dat het geen manier van vragen was. Toen heb ik hem gezegd dat hij beter weg kon gaan want een discussie had absoluut geen zin. Vervolgens bleef hij even staan en wilde eigenlijk nog in discussie gaan waar wij geen zin in hadden en zijn naar binnen gegaan. Even later heb ik mijn jas gepakt en ben ik naar buiten gegaan waar ik de man trof bij de lift. Ik ging met de trap naar beneden om een tweede zinloze discussie te vermijden. Aangezien meneer sneller beneden was dan ik, stond hij mij buiten weer op te wachten. Hij wilde weer discussiëren over hetzelfde waarop ik zei dat hij in herhaling viel en ik er wederom geen zin in had. Er kwam een passant langs die zich mengde in de discussie. Meneer wilde het ook aan de passant uitleggen waarop ik zei ga nou maar gewoon weg en loop door. Op gegeven moment werd meneer handtastelijk toen heb ik hem nog een paar keer bij de passant weggehaald maar bleef toenadering zoeken. Er was op dat moment ook een glazenwasser bezig met zijn werk en die riep ‘jongens het is mooi weer hou op en laat het gaan’. Hij waarschuwde ook de meneer, ook dit negeerde hij. Ik hoorde de passant zeggen ‘niet aan mij zitten’ en in een paar seconde tijd had de passant de meneer beet en duwde hem op de auto of tegen de auto en ik trok de passant van de meneer af en vroeg ook aan hem of hij weg wilde gaan. De meneer belde vervolgens de politie. Ik heb nog minstens een uur gewacht toen zag ik een collega van die meneer en ben naar de auto toegelopen en heb op het raam getikt of hij even met mij wilde praten over het incident. Deze meneer in de auto was nog minstens 15 a 20 minuten aan de telefoon. Uiteindelijk stapte hij uit de auto en vroeg ik over zijn collega. Op dat moment kwam de meneer aangelopen en vertelde zijn collega dat hij bij zijn keel is gegrepen en diezelfde collega keerde zich tegen mij en koos partij voor zijn collega. Op dat moment raakte ik ook geïrriteerd toen heb ik wel wat beledigende woorden gebruikt maar niks als de woorden ‘kanker’ zoals hun beweren. Ik heb een aantal foto’s en video’s van de meneer gemaakt en vervolgens weggegaan. Ik wil benadrukken dat ik de passant totaal niet ken. In het hele verhaal komt mijn vriendin niet voor, zij heeft ook helemaal geen betrekking tot dit incident gehad.
2.5
[naam collega wijkbeheerder] , de collega van [naam wijkbeheerder] , verklaart over het incident:
Ik was telefonische in gesprek in Havensteder auto, en omstreeks 14:30 zag ik mijn collega [naam wijkbeheerder] samen met een donkergetinte man in het wit gekleed staan en op afstand naar mij zwaaien. Ik ronde mijn gesprek af en stapte op [voornaam wijkbeheerder] af en de meneer, ik vroeg meneer hebt u een vraag? Ik zag dat [voornaam wijkbeheerder] aangedaan is. Reactie van meneer haal je idiote collega weg anders krijgt hij problemen . Ik vroeg wat is er aan de hand?
Meneer vertelde dat [voornaam wijkbeheerder] bij de huurder aanbelde en aan mevrouw die open deed vroeg zijn de banden die in de bergingsgang van u? Reactie was die zijn van mij, wilt u die banden weghalen anders worden de banden verwijderd.
[voornaam wijkbeheerder] is vervolgens naar nog een buur gegaan vanwege andere spullen en weer dezelfde vraag en de huurder reageerde, ik haal ze weg en ik zal er rekening mee houden, [voornaam wijkbeheerder] , vertelde mij dat hij door de vriend van de meneer met beide handen bij zijn keel greep en op een auto gooide. En vervolgens weg vluchtte.
[naam collega wijkbeheerder] . Ik probeerde de huurster en meneer uitleg te geven over spullen ingemeenschappelijke ruimte, maar ik kreeg niet de gelegenheid ik word ook uitgescholden met kanker idioot en je bent dezelfde als die buitenlander..., enz, op een heel agressief manier. De donkere persoon kwam heel agressief op me af, ik heb hem meerder malen verzocht om de anderhalf meter regel te respecteren. De heer geeft daar geen gehoor aan en ik doe een paar stappen naar achteren, meneer bleef te dicht bij mij komen. Ik vroeg aan Mevrouw (hoofdhuurder) vanwaar dit gedrag over een vraag, en de agressie. Haar reactie schouderophalend antwoord lekker voor jullie. Mevrouw fietste weg en meneer loopt richting de ingang van het complex en draaide zich om en richtte zich tot [voornaam wijkbeheerder] en zij, als aangifte durft te doen krijg je problemen met mij!
Ik en mijn collega wachten tevergeefs op de politie en meneer bleef agressief. Vervolgens is onze teammanager ( [naam teammanager wijkbeheer] ) ter plaatse en ook tegen haar was meneer zeer onrespectvol en bleef dicht bijkomen ondanks het verzoek van [naam teammanager wijkbeheer] om afstand te bewaren. Meneer was ons ook aan het filmen [naam teammanager wijkbeheer] vraagt aan meneer om niet te filmen en de film te verwijderen, antwoord van meneer ik ben niet aan het filmen. En hoe weetje dat ik aan het filmen vraagt meneer? [naam teammanager wijkbeheer] antwoorde dat is nogal duidelijk. Meneer reageerde ik hoop dat je er goed op staat.
Omdat de politie niet is gekomen zijn wij naar politiebureau noord gegaan. Hier aangekomen kreeg we te horen dat wij eerst telefonisch een afspraak moeten maken voor een aangifte.
2.6
De glazenwasser die getuige is geweest van het incident verklaart:
Op 22-09-2020 was ik aan het werk in Schiebroek toen ik een meningsverschil opving tussen 3 personen, het begon rustig, maar de sfeer veranderde snel met bedreigende woorden. De meneer van Havensteder werd bedreigd door de 2 mannen waardoor er een worsteling volgde. De medewerker van Havensteder werd beet gepakt en werd vervolgens op de motorkap van een zwarte auto gegooid, ook dit ging gepaard met een hoop gegil en gevloek. Ik had de mannen voor dit voorval nog gevraagd om het over te laten gaan, maar daar hadden de mannen geen oor naar. Dit is wat ik er van heb mee gekregen, en ben weer verder gegaan met mijn werkzaamheden.
2.7
De gemachtigde van Havensteder schrijft in een brief aan [gedaagde] van 20 oktober 2020, voor zover nu van belang:
Uw verhuurder, Havensteder, heeft besloten een kort geding tegen u te starten waarin zij de ontruiming van uw woning zal vorderen, omdat uw vriend samen met een vriend een medewerker van Havensteder heeft beledigd, bedreigd en mishandeld. Hieronder licht ik de beslissing van Havensteder toe. Daarnaast laat ik u weten wat u nog kunt doen om de rechtszaak te voorkomen.
Op 22 september 2020 heeft een medewerker van Havensteder bij uw woning aangebeld en trof daar u en uw vriend die bij u inwoont. De reden van het bezoek betrof een stapel aan u toebehorende autobanden die lag opgeslagen in de gemeenschappelijke ruimte. Het is verboden voorwerpen in de algemene ruimte op te slaan en de medewerker verzocht u daarom de autobanden te verwijderen.
Kennelijk viel dit verzoek van de medewerker van Havensteder verkeerd bij u en uw vriend en vond uw vriend het vervolgens nodig om de medewerker van Havensteder samen met een andere vriend te beledigen, te bedreigen en te mishandelen. Dat laatste op een dusdanige wijze dat het heeft geleid tot een whiplash bij de betreffende medewerker.
Voor de gedragingen van uw vrienden bent u als huurder verantwoordelijk, Uit verklaringen van de medewerkers van Havensteder en een getuige volgt bovendien dat u niets heeft gedaan om het beledigen, bedreigen en mishandelen te stoppen of te voorkomen. Sterker nog, u was van mening dat het zijn verdiende loon was. Havensteder wil de woning aan de [adres] daarom niet langer aan u verhuren en zal de rechter – in kort geding - vragen te bepalen dat u de woning moet ontruimen.
Wat u nog kunt doen om de rechtszaak te voorkomen is uw huurovereenkomst vrijwillig opzeggen. U kunt dit doen door uiterlijk 28 oktober 2020 het bijgaande huuropzeggingsformulier ingevuld en ondertekend aan mij te retourneren. In dat geval geldt de gebruikelijke opzegtermijn van één maand, wat inhoudt dat u op uiterlijk 27 november 2020 de woning moet opleveren aan
Havensteder.
2.8
In een notitie van een tussen een medewerker van Havensteder en [naam vriend gedaagde] op 22 oktober 2020 gevoerd telefoongesprek staat:
De heer [naam vriend gedaagde] (vriend van mw. [gedaagde] ) belde. Zijn vriendin heeft een brief gehad van ons met alleen maar bedreigingen. Zij gaan hier niet aan meewerken. Dit gaat Havensteder veel geld kosten. We gaan hiermee veel problemen krijgen juridisch dan (zei hij er gelukkig nog achteraan). Ergens in zijn tirade zei hij dat hij een advocaat had, dus ik heb tegen hem gezegd dat hij de advocaat dan maar moet laten reageren. Hij heeft vervolgens de telefoon er op gegooid.

3..Het geschil

3.1
Havensteder stelt dat [gedaagde] zich niet als goed huurder gedragen heeft omdat zij, samen met haar vriend ( [naam vriend gedaagde] ) en een vriend, medewerkers van Havensteder heeft uitgescholden, beledigd, bedreigd en mishandeld. Het zich op zo’n manier niet als goed huurder gedragen is een tekortkoming die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Havensteder vordert vooruitlopend op ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure, in dit kort geding veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de woning.
3.2
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering.
3.3
Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee Havensteder en [gedaagde] de vordering en het verweer daartegen onderbouwen.

4..De beoordeling

4.1
Havensteder heeft voldoende uitgelegd dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Die vordering kan daarom in kort geding in behandeling worden genomen. Uit het enkele feit dat de brief van Havensteder van 20 oktober 2020 (zie 2.7) ‘pas’ één maand na het incident is verstuurd, kan niet de conclusie getrokken worden dat Havensteder zelf ook niet zo’n haast met deze zaak heeft en dat zij alleen daarom al geen spoedeisend belang heeft. De kantonrechter kan zich namelijk goed voorstellen dat even de tijd genomen moet worden om na te denken over hoe te reageren op wat is voorgevallen. Een bedenktijd van een maand is alleszins redelijk. De spoedeisendheid zit hem wat de kantonrechter betreft in de wens van Havensteder , ‘lik op stuk’ te geven door dit incident op korte termijn in een kort geding te laten beoordelen, in plaats van in een langer lopende bodemprocedure.
4.2
Dit is een kort geding. Dit betekent dat de vraag of de spoedvoorziening die Havensteder vordert al dan niet toegewezen wordt, afhankelijk is van de vraag hoeveel kans van slagen de vordering in een bodemprocedure heeft, in combinatie met een afweging van het belang dat Havensteder (nu) heeft bij toewijzing van de vordering tegen het belang dat [gedaagde] heeft bij afwijzing daarvan. De kantonrechter geeft ‘slechts’ een voorlopig oordeel over de zaak.
4.3
De kantonrechter begint met de belangenafweging. Het belang van [gedaagde] bij afwijzing van de vordering is duidelijk. Het gaat om haar huis en als de vordering toegewezen wordt, is zij haar huis kwijt en moet zij vertrekken. Als het incident van 22 september 2020 echter de waarde moet krijgen die Havensteder daaraan toekent, is het belang van Havensteder bij veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de woning echter groter dan het woonbelang van [gedaagde] . Als een medewerker van Havensteder behandeld wordt zoals [naam wijkbeheerder] behandeld zegt te zijn, hoeft van Havensteder niet verwacht te worden dat zij dit zonder (direct uit te voeren) consequenties laat. Een andersluidend oordeel zou immers feitelijk betekenen dat de medewerkers van Havensteder vogelvrij worden verklaard en dat kan niet de bedoeling zijn. Tegen de huurder wordt hiermee ook gezegd: de grens is (ver) overschreden.
4.4
De kantonrechter is van oordeel dat de stelling van Havensteder dat [gedaagde] zich niet als goed huurder gedragen heeft en dat dit tot ontbinding van de huurovereenkomst moet leiden, in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op die beslissing vooruit te lopen door [gedaagde] er nu toe te veroordelen de woning te ontruimen. De vordering van Havensteder is daarom toewijsbaar. Wat is voorgevallen kan simpelweg niet door de beugel. Hoewel [gedaagde] en [naam vriend gedaagde] zelf [naam wijkbeheerder] niet mishandeld hebben, is het wel hun gedrag dat tot die mishandeling aanleiding heeft gegeven. Wat [naam vriend gedaagde] betreft is artikel 9.4 (zie 2.2) van de algemene voorwaarden die op de huurovereenkomst van toepassing zijn van belang. [naam vriend gedaagde] is niet zomaar een bezoeker, hij woont daar samen met [gedaagde] . [gedaagde] is daarom in haar relatie tot Havensteder ook volledig aansprakelijk voor wat [naam vriend gedaagde] doet. Zij kan zich er niet achter verschuilen dat zij er niets mee te maken heeft.
4.5
Het begint in deze zaak met de in de gemeenschappelijke ruimte gestalde banden van [naam vriend gedaagde] . Deze banden hadden daar simpelweg niet mogen staan, ook niet voor even, ook niet als anderen ook spullen in de gemeenschappelijke ruimte zetten. De algemene voorwaarden die op de huurovereenkomst van toepassing zijn verbieden dit. Omdat die banden echter wel in de gemeenschappelijke ruimte stonden, had Havensteder alle recht haar medewerker [naam wijkbeheerder] langs te sturen om daar iets van te zeggen. Het bestuur van de VvE van het complex waar de woning die [gedaagde] huurt toe behoort had [naam vriend gedaagde] naar eigen zeggen herhaaldelijk tevergeefs verzocht de autobanden te verwijderen en zij vroegen Havensteder [gedaagde] hierop aan te spreken.
4.6
[naam wijkbeheerder] gedroeg zich volgens [gedaagde] en [naam vriend gedaagde] onbeschoft, met een woordenwisseling als gevolg, maar waaruit die onbeschoftheid dan precies bestond is niet duidelijk geworden. Eerder lijkt aan de orde dat [gedaagde] en [naam vriend gedaagde] niet aangesproken wensten te worden op de banden, aangezien zij eerder ook al ongenegen waren geweest ze weg te halen. [naam vriend gedaagde] zegt in zijn verklaring (zie 2.4) dat het geen ‘manier van vragen’ was en [gedaagde] verklaarde op de mondelinge behandeling: ‘Hij benaderde me op een manier die me niet aanstond’, maar bedacht moet worden dat [naam wijkbeheerder] geen klein kind is dat op zijn toon aangesproken hoeft te worden, als die toon al verkeerd was overigens, maar een medewerker van Havensteder die een terechte opmerking over de banden komt maken. De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [gedaagde] en [naam vriend gedaagde] door het optreden van [naam wijkbeheerder] te bekritiseren, een rechtvaardiging proberen te vinden voor het feit dat het zo uit de hand is gelopen.
4.7
Het is niet bij een woordenwisseling aan de deur gebleven. Het incident is verdergegaan op straat. [naam vriend gedaagde] wil doen geloven dat een willekeurige passant zich met de kwestie is gaan bemoeien omdat [naam wijkbeheerder] ook op straat niet van ophouden wist. Het is echter onaannemelijk dat een willekeurige passant zich zo zou gedragen. Als het een passant is geweest die wilde bemiddelen had hij partijen uit elkaar gehouden. In plaats daarvan neemt deze ‘passant’ het uitsluitend voor [naam vriend gedaagde] op en doet er zelfs een schepje bovenop. Maar zelfs al is het zo dat [naam vriend gedaagde] de man niet kende, dan nog is hij medeverantwoordelijk voor de mishandeling omdat hij zich er op geen enkel moment van heeft gedistantieerd. Ook de opmerking van [gedaagde] dat het [naam wijkbeheerder] ’s verdiende loon was, spreekt wat dat betreft boekdelen. Hierbij verdient opmerking dat [naam wijkbeheerder] tot op de dag van vandaag niet aan het werk is omdat hij kampt met de lichamelijke en psychische gevolgen van wat er is gebeurd.
4.8
[gedaagde] en [naam vriend gedaagde] hadden er, als het niet uit oprechte spijt was dan in ieder geval om het conflict te sussen, voor kunnen kiezen om daags na het incident, of desnoods na ontvangst van de brief van de gemachtigde van Havensteder van 22 oktober 2020, hun excuses aan te bieden voor wat er is gebeurd. Zij hadden zich kunnen distantiëren van de mishandeling door de onbekend gebleven persoon bij naam te noemen of pogingen kunnen doen zijn persoonsgegevens te achterhalen, zodat deze door [naam wijkbeheerder] kan worden aangesproken. Dit hebben zij niet gedaan. Sterker nog, na de ontvangst van de brief heeft [naam vriend gedaagde] Havensteder gebeld om een, zoals de medewerker het in de onder 2.6 genoemde notitie noemt, ‘tirade’ af te steken. [gedaagde] betwist de inhoud van de notitie niet. Zij gaat er in haar verweer aan voorbij dat [naam vriend gedaagde] en degene die hem vergezelde een medewerker van Havensteder, die gewoon zijn werk deed, op onacceptabele wijze hebben behandeld. Op de mondelinge behandeling verklaarde [gedaagde] een en ander ‘heel vervelend’ te vinden, maar dit komt vier maanden na het incident niet echt oprecht over.
4.9
Kortom, er is sprake van gedrag dat in strijd is met goed huurderschap. De ontruiming die Havensteder vordert is daarom gerechtvaardigd en zoals eerder gezegd toewijsbaar. Niet om de banden die in de gemeenschappelijke ruimte stonden maar om het gedrag van met name [naam vriend gedaagde] , waarvoor [gedaagde] in haar relatie tot Havensteder volledig aansprakelijk is, dat uiteindelijk tot de mishandeling van [naam wijkbeheerder] heeft geleid. De termijn voor ontruiming wordt gesteld op veertien dagen na de betekening van dit vonnis.
4.1
[gedaagde] is de in het ongelijk gestelde partij. Zij wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure.
4.11
Dit vonnis wordt zoals Havensteder vordert ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] aan de veroordelingen moet voldoen, ook als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis.

5..De beslissing

De kantonrechter,
recht doende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de woning op [adres] in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege haar daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de kant van Havensteder vastgesteld op € 102,96 aan kosten voor de dagvaarding, € 124,00 aan griffierecht en € 721,00 aan salaris voor haar gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686