ECLI:NL:RBROT:2021:3130

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
C/10/571298 / HA ZA 19-312
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding op basis van onvolledige informatie over aandelen en verjaring onder Texaans recht

In deze zaak vordert eiseres, [naam eiseres], schadevergoeding van de gedaagden, waaronder Vitol c.s., op basis van onvolledige informatie over de waarde van aandelen die zij heeft verkocht. De vordering is gebaseerd op niet-contractuele verbintenissen en de toepasselijkheid van het Texaanse recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade is ingetreden in Texas, waar eiseres woonachtig is, en dat de vorderingen zijn verjaard volgens het Texaanse recht. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres afgewezen, omdat deze niet tijdig zijn ingesteld. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake is van een kennelijk nauwere band met Nederland die zou rechtvaardigen dat Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank heeft de gedaagden in het gelijk gesteld en eiseres veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/571298 / HA ZA 19-312
Vonnis van 31 maart 2021
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
advocaat mr. P.J. de Jong Schouwenburg te Amsterdam,
tegen

1..[naam gedaagde 1],

wonende te [woonplaats gedaagde 1],
2. de vennootschap naar buitenlands recht
TINSEL GROUP S.A.,
gevestigd te Luxemburg, Luxemburg,
3. de vennootschap naar buitenlands recht
VITOL HOLDING II S.A.,
gevestigd te Luxemburg, Luxemburg,
4.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2],
5.
[naam gedaagde 3],
wonende te [woonplaats gedaagde 3],
6.
[naam gedaagde 4],
wonende te [woonplaats gedaagde 4],
7.
[naam gedaagde 5],
wonende te [woonplaats gedaagde 5],
8. de vennootschap naar buitenlands recht
VITOL INC.,
gevestigd te Houston, Verenigde Staten
9. de stichting
STICHTING TINSEL GROUP,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden,
advocaat mr. B. Winters te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [naam eiseres] en Vitol c.s. genoemd worden. Indien gedaagde 1 tot en met 9 afzonderlijk bedoeld zijn, worden zij aangeduid als respectievelijk [naam gedaagde 1], Tinsel, Vitol Holding, [naam gedaagde 2], [naam gedaagde 3], [naam gedaagde 4], [naam gedaagde 5], Vitol Inc en Stichting Tinsel.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 december 2018, met producties;
  • het verzoek van Vitol c.s. om preliminair het debat over verjaring te voeren en de beslissing van de rolrechter waarbij dat verzoek is gehonoreerd;
  • de conclusie van antwoord van Vitol c.s. die is beperkt tot de verjaring van de vorderingen van [naam eiseres], met producties;
  • de antwoordconclusie in het verjaringsincident tevens aanvulling gronden vordering van [naam eiseres];
  • de conclusie van repliek in het verjaringsincident van Vitol c.s., met één productie;
  • de conclusie van dupliek in het verjaringsincident van [naam eiseres];
  • de akte houdende overlegging producties van Vitol c.s.;
  • het proces-verbaal van de op 17 november 2020 gehouden mondelinge behandeling in het verjaringsgeschil en de bij die gelegenheid door beide partijen overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Vitol Holding is de Luxemburgse tophoudstermaatschappij van de Vitol groep. De Vitol groep is een grote internationale onderneming die zich bezig houdt met de handel in en het opsporen, produceren, raffineren, opslaan en transporteren van energieproducten, zoals olie en gas.
2.2.
Vitol Inc is één van de groepsmaatschappijen van de Vitol groep. Vitol Inc is de Amerikaanse handelstak binnen de Vitol groep.
2.3.
Tinsel en Stichting Tinsel zijn opgericht ten behoeve van de participatie van Amerikaanse werknemers in Vitol (Holding) door middel van aandelen/certificaten (zie 2.10).
2.4.
[naam gedaagde 1] was tussen 2003 en 2014 en tussen 2016 en 2018 bestuurder van Vitol Holding. Daarnaast is [naam gedaagde 1] sinds oktober 1996 bestuurder van Vitol Inc.
2.5.
[naam gedaagde 2] is in wisselende periodes tussen 2006 en 2011 bestuurder geweest van Tinsel, Stichting Tinsel en Vitol Inc.
2.6.
[naam gedaagde 3] is sinds oktober 2006 bestuurder van Tinsel.
2.7.
[naam gedaagde 4] was van oktober 2006 tot februari 2013 bestuurder van Tinsel.
2.8.
[naam gedaagde 5] was tussen 2003 en 2013 en tussen 2016 en 2018 bestuurder van Vitol Holding.
2.9.
[naam eiseres] en [naam gedaagde 1], beiden woonachtig in Texas, Verenigde Staten, zijn met elkaar gehuwd geweest.
2.10.
Tijdens het huwelijk hield [naam gedaagde 1] samen met [naam eiseres] aandelen in Vitol Holding. In 2006 zijn de aandelen omgezet in certificaten in Tinsel, met zogenaamde
stapling rights(hierna: de certificaten).
2.11.
Een tussen Stichting Vitol Holding II en Vitol Holding enerzijds en [naam gedaagde 1] als
shareholderanderzijds op 31 december 2004 gesloten
Shareholder’s Agreement(hierna: de Vitol SHA) luidt, voor zover relevant, als volgt:
“Terms and Conditions to own Restricted Stock in Vitol Holding II S.A.
Preamble
The Board of Directors of the Company recognizes Employee's potential contribution to the
growth and success of the Company and desires through share ownership to incentivate the
employee in the performance of his duties
NOW, THEREFORE, in consideration of the foregoing and as an agreement which is
supplemental to the Articles of Association of the Company, the Shareholders and the
Company agree as follows:
(…)
Share Certification / Stichting
Article 2
2.1.
Upon any new issue of shares in the Company, the Company shall issue the shares
to the Stichting, which shall hold such shares on behalf of and as nominee for the
Shareholder, pursuant to which legal title to the shares shall be vested with the Stichting while the beneficial title to the shares shall be retained by the Shareholder and the Stichting shall issue certificates of beneficial ownership for the shares in accordance with the laws of the Netherlands.
2.2.
Effective on the date of subscription, the Company shall register the Stichting as holder of shares in the Company, in the shareholders' register of the Company. Effective on the date of subscription, the Stichting shall register the Shareholders as holders of certificates in the register of holders of certificates of the Stichting.
2.3.
The legal ownership rights pertaining to the shares such as the right to vote, and the
right to exercise first refusal and/or preferential subscription rights as well as any other rights and obligations of legal ownership with respect to the shares, shall be exercised by the
Stichting in accordance with the Rules of Certification.
(…)
Share Transfer
Offer of shares and intended transfer
Article 5
5.1.
A Shareholder (hereinafter referred to as “the Transferor”) may transfer irrevocably all
or part of his Shares, upon written notification to the Board and subject to the consent of the
Board, such consent to be not unreasonably withheld, to a Permitted Assignee. All rights and obligations, including but not limited to the right to vote on any Company matter or the right to examine or have to access any records of, as well as any communications with the Company shall remain solely with the Stichting.
5.2.
Notwithstanding Article 5.1., in the event of a proposed or purported transfer under
Article 5.1. the Company shall always have the right to purchase all or part of the Transferor's Shares that are made available by the Transferor for transfer to a Permitted Assignee.
(…)
Miscellaneous
Article 10
(…)
10.6
Binding Effect
Subject to the provisions hereof, this Agreement shall be binding on the successors and
assignees of the parties hereto. All obligations of Shareholder with respect to any shares
covered by this Agreement shall, as the context requires, bind Shareholder's spouse and the
divorce or death of such spouse shall not vitiate the binding nature of such obligation.
(…)
10.1
Governing Law
This Agreement shall be construed in accordance with and governed for all purposes by the laws of The Netherlands.
10.11
Any dispute arising out of or in connection with this Agreement or the breach,
termination or invalidity thereof shall be submitted exclusively to the jurisdiction of the courts of Rotterdam, the Netherlands.”
2.12.
Op 10 januari 2007 heeft [naam gedaagde 1] met Tinsel een
Shareholder’s Agreement(hierna: de Tinsel SHA) gesloten vanwege een wijziging in de structuur van de werknemersparticipatie voor Amerikaanse werknemers van de Vitol groep. De inhoud van de Tinsel SHA is, voor zover thans van belang, gelijkluidend aan de Vitol SHA.
2.13.
[naam eiseres] en [naam gedaagde 1] zijn sinds 2008 verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure. Deze procedure is geëindigd met een
Mediation Settlement Agreement(hierna: de MSA) van 13 juni 2010. In de MSA is onder meer afgesproken dat [naam eiseres] haar aandeel in de met [naam gedaagde 1] gehouden certificaten voor een zeker bedrag aan [naam gedaagde 1] zou overdragen. Aan die afspraak hebben [naam eiseres] en [naam gedaagde 1] uitvoering gegeven.
2.14.
Op 19 februari 2011 heeft Vitol c.s. overeenstemming bereikt met (een entiteit behorende tot de groep van) Royal Dutch Shell plc (hierna: Shell) over de overname door Vitol c.s. - in samenwerking met Helios Investment Partners - van bepaalde activiteiten van Shell in West-Afrika (hierna: de West-Afrikaanse acquisitie). Hiermee was een waarde gemoeid van circa 1 miljard USD.
2.15.
Op 6 juni 2014 is [naam eiseres] in de Verenigde Staten bij de
District Court of Harris County,
Texaseen procedure gestart tegen Vitol c.s.
De procedure tegen [naam gedaagde 5], [naam gedaagde 2], Stichting Tinsel, Vitol Holding en Tinsel Group
2.16.
Bij beslissing van 24 november 2014 heeft de
District Court of Harris County,
Texasin de onder 2.15 bedoelde procedure voor zover aangespannen tegen [naam gedaagde 5], [naam gedaagde 2], Stichting Tinsel, Vitol Holding en Tinsel (hierna: de niet-Amerikaanse gedaagden) beslist dat hij geen jurisdictie heeft (hierna: de
Jurisdictional Dismissal)
.
2.17.
Tegen de beslissing van 24 november 2014 van de
District Court of Harris County, Texasheeft [naam eiseres] hoger beroep ingesteld, welk beroep is afgewezen door de
Houston Court of Appeals. De vervolgens door [naam eiseres] bij de
Texas Supreme Courtingediende
petition for reviewis afgewezen door dit gerecht.
2.18.
Op 27 oktober 2017 heeft de
Houston Court of Appealshet
mandateuitgevaardigd dat de beslissing jegens de niet-Amerikaanse gedaagden in kracht van gewijsde was gegaan.
De procedure tegen [naam gedaagde 1], Vitol Inc., [naam gedaagde 3] en [naam gedaagde 4]
2.19.
Bij beslissingen van 9 december 2014 respectievelijk 15 januari 2015 heeft de
District Court of Harris County, Texasin de onder 2.15 bedoelde procedure voor zover aangespannen tegen Vitol Inc., [naam gedaagde 3] en [naam gedaagde 4] respectievelijk [naam gedaagde 1] (hierna: de Amerikaanse gedaagden) beslist dat de zaak werd afgewezen (
dismissed)vanwege de forumkeuzebedingen (
forum selection clauses)uit de SHA’s waarop de Amerikaanse gedaagden terecht een beroep hadden gedaan (hierna: de
Forum Selection Dismissal)
.
2.20.
Tegen de beslissingen van 9 december 2014 en 15 januari 2015 heeft [naam eiseres] hoger beroep ingesteld. Dat beroep is afgewezen.
2.21.
Op 10 februari 2017 heeft de
Houston Court of Appealshet
mandateuitgevaardigd dat de beslissingen jegens de Amerikaanse gedaagden in kracht van gewijsde zijn gegaan.
2.22.
Op 29 januari 2018 heeft [naam eiseres] een
motion to extend time to file motions for
rehearing and en banc considerationingediend bij de
Houston Court of Appeals, welke motie is afgewezen op 6 februari 2018
.
2.23.
[naam eiseres] heeft vervolgens op 1 maart 2018 een
petition for writ of mandamusingediend bij de
Supreme Court of Texas, gericht tegen de afgewezen
rehearing motionvan 29 januari 2018
,welk verzoek op 22 juni 2018 is afgewezen.

3..Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
[naam eiseres] vordert in de hoofdzaak bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
“voor recht te verklaren dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de door [naam eiseres] geleden schade en gemaakte kosten,
gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalend de anderen zullen zijn bevrijd, te veroordelen de door [naam eiseres] geleden schade (waaronder begrepen de zgn. “punitive damages”) zoals omschreven in de[ze] dagvaarding te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
[d]e Vitol gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding”
3.2.
[naam eiseres] legt daaraan, verkort weergegeven, het volgende ten grondslag.
[naam eiseres] heeft schade geleden doordat Vitol c.s. informatie hebben verzwegen over de West-Afrikaanse acquisitie. [naam eiseres] heeft de MSA met [naam gedaagde 1] gesloten en haar certificaten voor een bepaalde prijs aan [naam gedaagde 1] verkocht, niet wetende dat de certificaten vanwege de voorgenomen West-Afrikaanse acquisitie veel meer waard waren dan de waarde opgenomen in de MSA. Volgens [naam eiseres] hebben Vitol c.s. fiduciaire plichten geschonden, samengespannen om [naam eiseres] op oneerlijke wijze van haar certificaten te ontdoen, fraude gepleegd en opzettelijk en nalatig een verkeerde voorstelling van zaken gegeven en (daarmee) in strijd gehandeld met de
Texas Business and Commerce Code. Door dit handelen heeft [naam eiseres] schade geleden die door Vitol c.s. vergoed moet worden. Daarnaast is er volgens [naam eiseres] plaats voor het toekennen van
exemplary damages.

4..Het geschil ten aanzien van de verjaring

4.1.
De conclusie van Vitol c.s. ten aanzien van de verjaring strekt ertoe dat de rechtbank, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [naam eiseres]
in haar vorderingen in de hoofdzaak niet-ontvankelijk zal verklaren, althans deze vorderingen aan haar zal ontzeggen, met veroordeling van haar in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over die kosten.
4.2.
[naam eiseres] voert verweer en concludeert tot verwerping van het beroep op verjaring.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling

5.1.
Op grond van met partijen gemaakte procesafspraken is in dit vonnis uitsluitend het beroep door Vitol c.s. op verjaring, het verweer daartegen en hetgeen daarmee rechtstreeks samenhangt aan de orde.
5.2.
Volgens Vitol c.s. zijn de vorderingen van [naam eiseres] verjaard. Dat is volgens Vitol c.s. het geval op basis van het op de vorderingen van toepassing zijnde Texaans recht. Voor zover geoordeeld zou moeten worden dat niet Texaans recht maar Nederlands recht de vorderingen beheerst, geldt volgens Vitol c.s. dat de vorderingen (ook) naar Nederlands recht verjaard zijn.
Toepasselijk recht
5.3.
Allereerst dient te worden vastgesteld naar welk recht moet worden beoordeeld of de vorderingen van [naam eiseres] al dan niet verjaard zijn. Nu zowel [naam eiseres] als meerdere gedaagden woonachtig dan wel gevestigd zijn buiten Nederland is immers sprake van een zaak met een internationaal karakter.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de vraag welk recht van toepassing is op de verjaring van de vorderingen van [naam eiseres] te worden beantwoord op grond van verordening (EG) nr. 864/2007 van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (hierna: Rome II). Daarvoor is het volgende redengevend.
5.5.
Rome II is temporeel van toepassing nu het hier gaat om (de vraag naar de verjaring van) een na de inwerkingsdatum van 11 januari 2009 van deze verordening opgetreden (gesteld) schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten het sluiten van de MSA waarbij [naam eiseres] haar certificaten tegen de daarin bepaalde prijs aan [naam gedaagde 1] heeft verkocht.
Rome II kent een universeel formeel toepassingsgebied, hetgeen wil zeggen dat de regels van de verordening óók gevolgd moeten worden als zij verwijzen naar het recht van een staat buiten de EU.
5.6.
Rome II is ook materieel van toepassing. De rechtbank komt tot dat oordeel op basis van het volgende.
Rome II heeft betrekking op niet-contractuele verbintenissen in burgerlijke en in handelszaken. Het begrip “niet-contractuele verbintenis” dient autonoom te worden uitgelegd, teneinde de toepassing van Rome II, Rome I (Verordening (EG) 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst) en de Brussel I-Verordening (Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken), met elkaar te laten stroken. (De Brussel I bis verordening is pas in 2015 in werking getreden en dus temporeel niet van belang).
Rome II definieert niet wat niet-contractuele verbintenissen zijn. De verordening geeft, in artikel 1, aan dat het gaat om niet-contractuele verbintenissen in burgerlijke en in handelszaken en somt vervolgens, in de leden 1 en 2 van artikel 1 een aantal zaken op waarop de verordening niet van toepassing is. De rechtbank acht het, gelet op wat alle partijen hebben aangevoerd, duidelijk dat het hier geen zaak als daar opgesomd betreft. In zoverre staat dus niets aan toepasselijkheid van Rome II in de weg.
5.7.
Vervolgens dient te worden bezien of het een zaak betreft die ziet op vergoeding van schade als bedoeld in Rome II. Artikel 2 geeft een definitie van wat in het kader van deze verordening onder schade moet worden verstaan, te weten
: ieder gevolg dat voortvloeit uit onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking, zaakwaarneming of precontractuele aansprakelijkheid.
5.8.
Aan haar vorderingen heeft [naam eiseres] ten grondslag gelegd dat Vitol c.s. hebben nagelaten relevante informatie met haar te delen die van belang was voor de waardering van de certificaten. Daarmee hebben zij volgens [naam eiseres] (1) fiduciaire verplichtingen geschonden (
breach of fiduciary duty), (2) fraude gepleegd en een op fraude gebaseerde misleidende voorstelling van zaken gegeven (
fraud and intentional misrepresentation), (3) een misleidende voorstelling van zaken gegeven (
misrepresentations/omission) (4) zich schuldig gemaakt aan nalatigheid en een onzorgvuldige voorstelling van zaken gegeven (
negligence and negligent misrepresentation), (5) samengespannen tot het plegen van fraude (
conspiracy to commit fraud), (6) paragraaf 27.01 van de
Texas Business and Commerce Codegeschonden en fraude gepleegd in aandelentransacties (
violation of section 27.01 of the Texas Business and Commerce Code, fraud in a share transaction) en (7) regel 10b-5 van het federaal Amerikaanse effectenrecht geschonden (
violation of rule 10b-5 under federal securities law). Als gevolg hiervan heeft [naam eiseres], zo stelt zij, schade geleden.
5.9.
[naam eiseres] verwijt Vitol c.s. dus - kort gezegd - handelen in strijd met de (wettelijke) regels die gelden in het effectenverkeer, een en ander met inachtneming van de zorgvuldigheidsnormen in het maatschappelijk verkeer. [naam eiseres] spreekt de betrokken rechtspersonen aan wegens het handelen in strijd met die regels. De natuurlijke personen worden (kennelijk) door [naam eiseres] aangesproken in hun hoedanigheid van (voormalig) bestuurders van die rechtspersonen. Zij hadden namens de rechtspersonen de door [naam eiseres] gestelde informatie, die volgens haar van wezenlijk belang was voor de waarde van de certificaten moeten verstrekken, aldus [naam eiseres].
5.10.
De vordering is dus niet gebaseerd op een tussen partijen vrijwillig aangegane juridische verbintenis.
De Vitol SHA en de Tinsel SHA regelen de verhoudingen tussen de vennootschap en haar werknemers (en hun echtgenoten) in het kader van werknemersparticipatie door certificatenbezit. In de SHA’s is onder meer bepaald in hoeverre de betreffende werknemer - in dit geval [naam gedaagde 1] - de certificaten, verkregen in het kader van werknemersparticipatie, mag vervreemden, wanneer de certificaten terug moeten worden geleverd aan de werkgever en tegen welke prijs dat dient te geschieden. Los van de vraag of de in dit geding betrokken (rechts)personen partij zijn bij de SHA’s, kan niet gezegd worden dat de door [naam eiseres] ingestelde vorderingen uit de SHA’s voortvloeien. Weliswaar raken de bepalingen uit de SHA’s ook [naam eiseres], als mederechthebbende van de certificaten die haar ex-echtgenoot [naam gedaagde 1] in het kader van de werknemersparticipatieregeling verkreeg, maar de vorderingen van [naam eiseres] zijn daar niet op gebaseerd en de door haar gestelde schade vloeit daaruit niet voort. De grondslag van de vorderingen van [naam eiseres] is, zoals gezegd, het nalaten informatie over de West-Afrikaanse acquisitie te verstrekken, waarmee [naam eiseres] verstoken is gebleven van belangrijke informatie over de waarde van de certificaten die zij op het punt stond te verkopen. Dat heeft niets met de SHA’s zelf te maken. De vordering vloeit ook niet voort, zoals [naam eiseres] bepleit, uit (de (post-)contractuele redelijkheid en billijkheid in verband met) de Vitol SHA of de Tinsel SHA.
Dat wordt niet anders doordat Vitol c.s. in de Amerikaanse procedures de stelling hebben ingenomen dat de SHA’s de relatie tussen partijen beheersen voor zover het de daarin opgenomen keuze voor de Nederlandse rechter betreft. De Nederlandse rechter dient aan de hand van de conflictenrechtelijke regelingen zelfstandig vast te stellen welk recht van toepassing is op een hem voorgelegd geschil.
5.11.
Dat betekent dat ex artikel 1 lid 1 Rome II aan de hand van de overige artikelen van Rome II moet worden vastgesteld welk rechtsstelsel van toepassing is. Voor zover [naam eiseres] heeft bepleit dat het toepasselijk recht moet worden gevonden door toepassing van het EVO-Verdrag wordt dat standpunt gelet op het voorgaande gepasseerd.
5.12.
Artikel 4 lid 1 Rome II bepaalt dat op een onrechtmatige daad in beginsel het recht van toepassing is van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen.
5.13.
Bepalend is dus waar de door [naam eiseres] gestelde directe schade is ingetreden. Dat is daar waar het verlies van vermogensbestanddelen door haar heeft plaatsgevonden. De schade die [naam eiseres] stelt te hebben geleden, bestaat uit het verschil tussen de (gestelde) werkelijke waarde van de certificaten en de prijs die [naam eiseres] daarvoor ingevolge de MSA heeft ontvangen. Die schade is ingetreden in Texas, Verenigde Staten. Daar woonde [naam eiseres] en daar lag het centrum van haar belangen, zodat de schade ten gevolge van de overeenkomst met [naam gedaagde 1] tot verkoop van de certificaten voor die (gesteld te lage) prijs daar geleden is. Een ander aanknopingspunt heeft [naam eiseres] niet gesteld.
Dit geldt ten aanzien van alle gedaagde partijen, die immers alle aangesproken worden voor dezelfde schade. Dat hun onderlinge positie voor wat betreft hun woonplaats afwijkt, is niet relevant. In beginsel is dan ook ten aanzien van alle gedaagden Texaans recht van toepassing op de vorderingen.
5.14.
Het voorgaande is slechts anders indien één van de in Rome II artikel 4 lid 2 en 3 genoemde uitzonderingen zich voordoet. Daarvan is in elk geval sprake ten aanzien van [naam gedaagde 1]: hij heeft zijn gewone verblijfplaats in hetzelfde land als [naam eiseres], te weten Texas, Verenigde Staten (artikel 4 lid 2 Rome II). Dat leidt evenwel net als de hoofdregel van artikel 4 lid 1 tot het van toepassing zijn van Texaans recht op de vorderingen.
5.15.
Volgens [naam eiseres] is sprake van een kennelijk nauwere band met een ander land in de zin van artikel 4 lid 3 Rome II, te weten met Nederland, zodat Nederlands recht van toepassing is. [naam eiseres] wijst in dat kader op de SHA’s, waarin een keuze voor Nederlands recht is gemaakt.
5.16.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een kennelijk nauwere band met Nederland. De omstandigheid dat in de SHA’s Nederlands recht van toepassing is verklaard, schept niet een dergelijke nauwere band met Nederland. De vorderingen van [naam eiseres] houden, zoals hiervoor reeds in 5.10 is besproken, geen en zeker geen voldoende rechtstreeks verband met de SHA’s. Ook de omstandigheid dat stichting Tinsel in Nederland gevestigd is, leidt niet tot een dergelijke nauwere band met Nederland. Die locatie is een betrekkelijke toevalligheid, die samenhangt met de vormgeving van de certificaten, maar gesteld noch gebleken is dat [naam eiseres] met die stichting relevante contacten heeft gehad en zij maakt de stichting ook geen concrete verwijten. Er is dan ook geen plaats voor een uitzondering op de hoofdregel van artikel 4 lid 1 Rome II dat de plaats waar de schade is ingetreden het toepasselijk recht bepaalt.
5.17.
Voor zover [naam eiseres] haar vordering baseert op de stelling dat Vitol c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door haar niet mee te delen dat sprake was van
stapling rightsten aanzien van de certificaten (dagvaarding onder 1.12), en door de betekenis daarvan niet nader toe te lichten is het voorgaande niet anders. [naam eiseres] is op deze grondslag van haar vordering in het vervolg van de procedure niet meer ingegaan. Ook hier geldt, op dezelfde gronden als hiervoor uiteengezet, dat de gestelde schade is ingetreden in Texas. Op grond van de hoofdregel van artikel 4 lid 1 Rome II is Texaans recht van toepassing. Zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, valt niet in te zien dat de uitzondering van artikel 4 lid 3 Rome II zich hier voordoet. Er is niet gebleken van een kennelijk nauwere band met Nederland.
Verjaring naar Texaans recht
5.18.
Artikel 5 onder h Rome II houdt in, dat het op grond van Rome II toepasselijke recht ook de verjaringsvraag beheerst. De rechtbank zal nu de vraag beantwoorden of de vorderingen van [naam eiseres] naar Texaans recht zijn verjaard. De rechtbank baseert zich daarbij mede op de door Vitol c.s. overgelegde verklaring van advocaat Patrick Warner Mizell van 28 oktober 2019 over het toepasselijke Texaanse verjaringsrecht, die inhoudelijk niet door [naam eiseres] is bestreden en die de rechtbank ook juist acht.
5.19.
Het uitgangspunt onder Texaans recht is dat een verjaringstermijn aanvangt op het moment dat de schade is veroorzaakt, ongeacht of de schade reeds is ontdekt of reeds is ontstaan. In de jurisprudentie zijn hierop twee uitzonderingen ontwikkeld die maken dat de verjaringstermijn later aanvangt, te weten de
discovery ruleen het geval van
fraudulent concealment. De eerste komt erop neer dat bij schade die naar haar aard niet (eerder) te ontdekken is, de verjaring later kan aanvangen, te weten op het moment dat de schadelijdende partij met de schade bekend is geworden of daarmee door redelijk onderzoek bekend had moeten worden. Van dat laatste is in ieder geval sprake als de informatie waaruit volgt dat schade is geleden in het publieke domein beschikbaar is.
Bij
fraudulent concealment- het moedwillig achterhouden door de schadeveroorzakende partij van informatie die van belang is voor de vordering - vangt de verjaringstermijn niet eerder aan dan op het moment dat de schadelijdende partij bekend is geworden of door onderzoek bekend had moeten zijn met die informatie. Ook daarvoor geldt dat de schadelijdende partij geacht wordt door onderzoek bekend te zijn met de informatie indien die in het publieke domein bekend is.
5.20.
Het moment waarop in dit geval de (gestelde) schade is veroorzaakt is het moment waarop [naam eiseres] de MSA is aangegaan met [naam gedaagde 1], op 13 juni 2010. Op dat moment heeft zij zich immers verbonden de certificaten te verkopen aan [naam gedaagde 1] tegen een - gelet op de op handen zijnde West-Afrikaanse acquisitie - volgens haar veel te lage prijs. Volgens de hoofdregel van het Texaans recht is de verjaring op die datum aangevangen. Voor zover één van de twee genoemde uitzonderingen zich voordoet, moet voor het aanvangsmoment van de verjaring worden gekeken naar het moment waarop [naam eiseres] bekend is geraakt met de schade of daarmee door redelijk onderzoek bekend moest worden. De rechtbank stelt vast dat zij daarmee in elk geval bekend moet zijn geweest toen zij de procedures tegen Vitol c.s. in de Verenigde Staten instelde, op 6 juni 2014; die procedures zagen immers (mede) op deze schade. De uiterste datum waarop de verjaring is aangevangen is dus 6 juni 2014.
5.21.
De verjaringstermijn wordt naar Texaans recht niet geschorst door een tijdig ingestelde vordering die vervolgens wordt afgewezen, tenzij voldaan is aan de voorwaarden van
section16.064 van de
Texas Civil Practice and Remedies Code. Dit artikel houdt in dat het opnieuw instellen van een vordering bij een ander gerecht, nadat het gerecht waar de vordering aanvankelijk was aangebracht heeft beslist dat het geen jurisdictie heeft, dient te geschieden uiterlijk 60 dagen nadat die beslissing kracht van gewijsde heeft gekregen, oftewel
finalis geworden. Vast staat dat de vorderingen van [naam eiseres] zijn afgewezen door de Texaanse gerechten. Op 27 oktober 2017 was de
Jurisdictional Dismissalterzake de niet-Amerikaanse gedaagden in kracht van gewijsde (
final). Niet in geschil is dat [naam eiseres] haar vorderingen niet binnen 60 dagen daarna bij deze rechtbank, dan wel een andere rechtbank heeft ingesteld. Partijen twisten erover wanneer de
Forum Selection Dismissalterzake de Amerikaanse gedaagden
finalwas, met name over de vraag of de
Writ of Mandamusdaarbij een rol speelt. Dit geschilpunt is voor de beslissing niet van belang. want vast staat dat [naam eiseres] niet binnen 60 dagen na de afwijzing van de
Writ of Mandamusop 22 juni 2018 haar vordering in Nederland heeft ingesteld. Dit betekent dat de in de Verenigde Staten ingestelde vorderingen niet van invloed zijn voor het bepalen van het moment waarop haar vorderingen zijn verjaard.
5.22.
Hieronder zal vervolgens per grondslag (als weergegeven onder 5.8) worden beoordeeld wat het voorgaande betekent voor de vorderingen van [naam eiseres].
(1)
breach of fiduciary duty
5.23.
De
Texas Civil Practice and Remedies Codebepaalt in hoofdstuk 16,
Limitations, section16.004 (a) onder 5 dat de verjaringstermijn voor
breach of fiduciary dutyvier jaar is. Uitgaande van de uiterste datum van 6 juni 2014 (besproken onder 5.20) waarop de verjaring is aangevangen, betekent dat, dat de vordering naar Texaans recht uiterlijk is verjaard op 6 juni 2018. Op het moment dat [naam eiseres] bij dagvaardingsexploot van 20 december 2018 de vordering tegen Vitol c.s. in Nederland instelde, was de vordering dus al verjaard.
(2)
fraud and intentional misrepresentationen (3)
misrepresentations/omission
5.24.
Volgens de
Texas Civil Practice and Remedies Code, hoofdstuk 16
Limitations,
section16.004 (a) onder 4 is de verjaringstermijn voor
fraudvier jaar. Onbetwist is dat daaronder ook de
misrepresentations/omissionclaim valt. Dat betekent dat deze claims eveneens verjaard waren toen [naam eiseres] de onderhavige procedure startte.
(4)
negligence and negligent misrepresentation
5.25.
De vorderingen van [naam eiseres] die zijn gebaseerd op
negligenceen
negligent misrepresentationvallen onder de verjaringstermijn van twee jaar zoals bepaald in
Texas Civil Practice and Remedies Code, hoofdstuk 16
Limitations,section 16.003 (a). Gezien de uiterste datum waarop de verjaringstermijn geacht moet worden te zijn aangevangen - 6 juni 2014 - was de vordering op deze grondslagen reeds verjaard toen [naam eiseres] de procedure op 18 december 2018 in Nederland startte.
(5)
conspiracy to commit fraud
5.26.
Naar Texaans recht geldt voor een claim op grond van
conspiracyde verjaringstermijn van de onderliggende
tort, in dit geval
fraud.Dat betekent dat de vordering gebaseerd op
conspiracy to commit frauddezelfde verjaringstermijn kent als de vordering besproken onder (2), te weten vier jaar. Ook ten aanzien van deze vordering geldt mitsdien dat zij reeds was verjaard toen [naam eiseres] de vordering in Nederland instelde.
(6)
violation of section 27.01 of the Texas Business and Commerce Code, fraud in a share transaction
5.27.
Voor het schenden van
section27.01 van de
Texas Business and Commerce Codeis geen speciale verjaringstermijn opgenomen in het Texaans recht. Dat betekent dat daarvoor de algemene verjaringstermijn van de
Texas Civil Practice and Remedies Code,Hoofdstuk 16
Limitations, section16.051 geldt, welke vier jaar is, ook hier te rekenen vanaf 6 juni 2014. Dat betekent dat ook de vordering op deze grond reeds verjaard was op het moment dat [naam eiseres] de procedure op 18 december 2018 in Nederland startte.
(7)
violation of rule 10b-5 under federal securities law
5.28.
Rule 10b-5ziet op de aansprakelijkheid voor handelen in het effectenverkeer met voorkennis.
Rule 10b-5is federaal Amerikaans recht; de verjaringstermijn voor een vordering gebaseerd op
Rule 10b-5moet daarom gevonden worden in het federale Amerikaanse recht.
28 US Code § 1658 (b)bepaalt dat de verjaringstermijn voor een vordering met deze grondslag eindigt op het eerdere moment van (1) twee jaar na de ontdekking van de feiten waaruit de inbreuk voortvloeit of (2) vijf jaar na een dergelijke inbreuk.
5.29.
[naam eiseres] was in elk geval op 6 juni 2014, bekend met de feiten waarop de vorderingen gebaseerd zijn. De verjaring van de vordering is dan ook ingetreden twee jaar daarna, op 6 juni 2016, tenzij vijf jaar na de inbreuk een eerdere datum oplevert. Het (gestelde) onrechtmatig handelen vond in elk geval plaats vóór de ondertekening van de MSA door [naam eiseres] op 13 juni 2010, het moment waarop de prijs die zij voor de certificaten zou ontvangen tussen haar [naam gedaagde 1] werd overeengekomen. Dat betekent dat de vordering vijf jaar nadien, op 13 juni 2015, verjaard is. Op het moment dat [naam eiseres] de procedure tegen Vitol c.s. in Nederland instelde, was de vordering gebaseerd op
Rule 10b-5dus verjaard.
Artikel 16 Rome II
5.30.
Volgens [naam eiseres] dient geen acht te worden geslagen op het beroep van Vitol c.s. op verjaring. Zij voert aan dat Vitol c.s. met dat beroep misbruik van procesrecht maken en in strijd handelen met de redelijkheid en billijkheid. Met het inroepen van het forumkeuzebeding uit de SHA’s, dat naar de rechter in Nederland als bevoegd forum leidt, en het thans voor de Nederlandse rechter bepleiten dat het rechtskeuzebeding uit de SHA’s voor Nederlands recht niet geldt, handelen Vitol c.s. volgens [naam eiseres] in strijd met de redelijkheid en billijkheid en maken zij misbruik van procesrecht. Volgens [naam eiseres] is het enige doel van deze handelswijze van Vitol c.s. haar processueel te schaden. Volgens [naam eiseres] zijn de regels omtrent de redelijkheid en billijkheid en misbruik van procesrecht bepalingen van bijzonder dwingend recht ex artikel 16 Rome II, die moeten worden toegepast ongeacht het recht dat overigens op grond van Rome II geldt.
5.31.
Vitol c.s. betwisten dat sprake is van regels van bijzonder dwingend recht en dat zij in strijd met die regels hebben gehandeld.
5.32.
Artikel 16 Rome II luidt:
De bepalingen van deze verordening laten onverlet de toepassing van de rechtsregels van het land van de rechter die, ongeacht het recht dat op de niet-contractuele verbintenis van toepassing is, ter zake een dwingend karakter hebben. In Rome II is geen omschrijving gegeven van het begrip rechtsregels van bijzonder dwingend recht. In Rome I is die omschrijving wel opgenomen (artikel 9 lid 1 Rome I). De uitleg van begrippen die zowel in Rome I als in Rome II voorkomen, moet zoveel mogelijk worden geharmoniseerd (Hof van Justitie van de EU (HvJEU) 21 januari 2016 (ECLI:EU:C:2016:40). Dat betekent dat de omschrijving in Rome I (artikel 9 lid 1) ook van belang is voor artikel 16 Rome II. Artikel 9 lid 1 Rome II bepaalt dat rechtsregels van bijzonder dwingend recht regels zijn aan de inachtneming waarvan een land zoveel belang hecht voor de handhaving van zijn openbare belangen zoals zijn politieke, sociale of economische organisatie, dat zij moeten worden toegepast op elk geval dat onder de werkingssfeer ervan valt. Uit considerans 32 van Rome II volgt dat rechters zich in uitzonderlijke gevallen op deze regels van de
lex forikunnen beroepen om redenen van algemeen belang. Voorbeelden kunnen zijn veiligheidsvoorschriften, kartelwetgeving, wetgeving ter bescherming van onder meer het milieu of van cultureel erfgoed, of regels ter bescherming van zwakkere partijen.
5.33.
Misbruik van procesrecht en schending van de redelijkheid en billijkheid zoals hier door [naam eiseres] ingeroepen zien in essentie op een kennelijke aantasting van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een doeltreffende rechterlijke beslechting van het geschil als gevolg van dat toepasselijke recht. (vgl. HvJEU 31 januari 2019 (ECLI:EU:C:2019:84). Voor de vraag of een beroep op verjaring buiten beschouwing moet blijven is dus in dit geval alleen plaats als het op grond van Rome II aangewezen recht het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en een doeltreffende rechterlijke beslechting aantast. Dit is een tot grote terughoudendheid nopende maatstaf. Van een dergelijke aantasting is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake.
In dat verband is van belang dat de inhoud van het Texaanse (verjarings)recht (zowel materieel als procedureel) niet de oorzaak is van de thans ontstane situatie. Die oorzaak is het (te) late moment van het instellen van deze procedure in Nederland. Niet is gebleken dat of waarom [naam eiseres] niet eerder dan zij heeft gedaan een procedure in Nederland aanhangig heeft kunnen maken. De rechtbank wijst er in dit kader op dat [naam eiseres] ten aanzien van de niet-Amerikaanse gedaagden in ieder geval vanaf 27 oktober 2017 - met het afgeven van het
mandatedoor de
Houston Court of Appeals- ermee bekend was dat de
Jurisdictional Dismissalkracht van gewijsde had gekregen. Ter zitting heeft haar raadsman verklaard geen verklaring te kunnen geven - anders dan een vergissing van de vorige Amerikaanse advocaten van [naam eiseres] - voor het feit dat zij niet eerder haar vorderingen in Nederland heeft ingesteld dan thans het geval is geweest. Niet gezegd kan dan ook worden dat het voor [naam eiseres] niet mogelijk was om onder Texaans recht een doeltreffende rechterlijke beslissing te verkrijgen. Voor het toepassen van de Nederlandse leerstukken van misbruik van recht en de redelijkheid en billijkheid, voor zover al aan te merken als regels van bijzonder dwingend recht in de vorenbedoelde zin, is dan ook geen plaats.
Conclusie
5.34.
De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen van [naam eiseres] tegen alle gedaagden op grond van het toepasselijke, Texaanse, recht verjaard zijn. Dat betekent dat aan verdere beoordeling van de vorderingen en geschilpunten niet wordt toegekomen.
5.35.
De vorderingen zullen daarom worden afgewezen, met veroordeling van [naam eiseres] in de proceskosten. Die kosten worden begroot op € 639,- aan vastrecht en op € 2.252,- aan salaris voor de advocaat (vier punten van liquidatietarief II). De gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proces- en nakosten worden toegewezen op de wijze als in de beslissing vermeld.

6..De beslissing

De rechtbank,
6.1.
wijst de vorderingen van [naam eiseres] af;
6.2.
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 2.891,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [naam eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. P. Volker en mr. M. Witkamp en ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2021.
1861/2054/2221/106