ECLI:NL:RBROT:2021:312

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
10-235717-20 / TUL VV: 10-196952-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor woninginbraak in vereniging met anderen, met bewijsvoering op basis van camerabeelden en bekentenis van de verdachte.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van woninginbraak in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 september 2020 samen met anderen heeft ingebroken in een woning te Rotterdam. De inbraak werd ondersteund door camerabeelden en een gedetailleerde bekentenis van de verdachte, die aangaf dat hij slechts een deel van de goederen had meegenomen in een boodschappentas, in tegenstelling tot de omvangrijke aangifte van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de adviezen van psychologen en reclassering. De verdachte heeft een verleden van soortgelijke strafbare feiten en er is sprake van psychische problemen, waaronder een afhankelijkheid van alcohol en een gemengde persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk afgewezen, omdat niet alle schade kon worden bewezen. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte tijdens de proeftijd een nieuw feit heeft gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-235717-20
Parketnummer vordering TUL VV: 10-196952-19
Datum uitspraak: 12 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. D.S. Lösing, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 december 2020 en 12 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Castelein heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapportage van 7 december 2020 en de dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-196952-19.

4..Waardering van het bewijs

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij samen met een ander of anderen heeft ingebroken in een woning en daarbij goederen heeft weggenomen. De verdachte en zijn mededader zijn op camerabeelden van buren van de aangevers vastgelegd toen zij vluchtten. De verdachte is aangehouden en heeft een gedetailleerde bekennende verklaring afgelegd, ook ten aanzien van de goederen die hij en een mededader bij de inbraak hebben weggenomen. De verdachte heeft verklaard dat alle weggenomen goederen in een boodschappentas zaten en dat hij onmogelijk de in de bijlagen bij de aangifte en verklaring van aangevers vermelde – veel grotere – hoeveelheid goederen in de boodschappentas had kunnen meenemen. De verdachte en zijn mededader hebben elkaar bij het verdelen van de buit uit wantrouwen gefouilleerd om te controleren of er geen weggenomen goederen voor de ander waren achtergehouden.
De rechtbank zal het ten laste gelegde bewezen verklaren en zal ten aanzien van de hoeveelheid weggenomen goederen aansluiten bij de verklaring van de verdachte. Die verklaring is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk geworden en vindt steun in de camerabeelden waarop de verdachte en een andere persoon wegrennend met een boodschappentas zijn te zien.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, in of uit een woning gelegen aan de [adres delict]
meer telefoons (smartphones), een laptop, een externe harde schijf, meer horloges, ( geld en sieraden toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders, te weten aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en dieweg te nemen goed(eren) onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een ander ingebroken in een woning. Een derde persoon was ook bij de woninginbraak betrokken door als chauffeur voor de beide verdachten op te treden.
De verdachte en zijn mededader hebben zich op klaarlichte dag toegang tot de woning verschaft door het cilinderslot in de voordeur kapot te maken. Vervolgens hebben zij de woning doorzocht, overhoop gehaald en is er een kast opengebroken. Toen zij een auto in de straat zagen parkeren, hebben zij de woning met diverse goederen verlaten. De buit uit de woning hadden zij daarbij in een boodschappentas meegenomen. De bewoners waren verbaasd toen zij twee mannen uit hun voortuin zagen wegrennen. Kort daarna kwamen zij tot de ontdekking dat er in hun woning was ingebroken en dat zij met de daders waren geconfronteerd.
Diefstallen, en zeker diefstallen uit woningen, zijn buitengewoon ergerlijke feiten die niet alleen overlast en financiële schade met zich mee brengen, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en de maatschappij in het algemeen veroorzaken. In dit geval werd dat pijnlijk duidelijk toen bleek dat bij de inbraak ook een laptop en harde schijf met onvervangbare unieke bestanden van grote emotionele waarde waren weggenomen. Uiteindelijk heeft de verdachte er - na aandacht op (sociale) media - voor gezorgd dat die laptop en harde schijf weer bij de aangevers werden terug bezorgd. Uit het dossier blijkt echter dat de aangevers zich niet meer veilig voelen in hun eigen huis en om die reden een cameradeurbel en alarminstallatie hebben laten installeren.
De verdachte heeft zich van deze mogelijke gevolgen kennelijk geen rekenschap gegeven en slechts oog gehad voor zijn eigen gewin. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 26 november 2020. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
Bij de verdachte is sprake geweest van afhankelijkheid van alcohol en is sprake van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken. Tevens is er ten aanzien van zijn verstandelijke vermogens sprake van lichte cognitieve beperkingen. De stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Om die reden wordt geadviseerd om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het risico op recidive van gewelddadig gedrag wordt op de lange termijn als matig hoog ingeschat. Dat risico kan worden ingeperkt door de verdachte te helpen met het verminderen van zijn schulden, het verbeteren van zijn financiële positie en door hem te helpen bij het vinden van een huis en structuur in de vorm van werk. Geadviseerd wordt om de verdachte bij schuldigverklaring te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke straf met langdurige begeleiding door de reclassering in het kader van bijzondere voorwaarden.
Reclassering Nederland heeft op 6 november 2020 en 7 december 2020 rapportages over de verdachte opgemaakt. Deze rapportages houden – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte loopt sinds 2016 in toezicht bij de reclassering. Het is niet gelukt om na detentie stabiliteit op de gebieden van wonen, inkomen, schulden, werk en relatie te creëren. De verdachte is in een periode van enkele weken zijn stabiliteit kwijtgeraakt toen de woonvoorziening waar hij verbleef werd gesloten, Fivoor de ambulante behandeling beëindigde en hij zijn werk en daardoor inkomen verloor. Hierdoor lopen zijn schulden weer op.
Het huidige NIFP-rapport geeft duidelijkheid over de psychische gesteldheid van de verdachte, het (ontbreken van) beschermende factoren, de kans op recidive en de mogelijkheiden op het gebied van risicobeheersing en gedragsverandering. Daardoor kan toekomstige begeleiding beter worden ingezet.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog terwijl het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. In aansluiting op het advies van de psycholoog adviseert de reclassering om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusie van de psycholoog gedragen wordt door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Omdat de psycholoog en de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor de verzochte mogelijkheid van verplichte medicatie in het kader van een ambulante behandeling.
De rechtbank zal de voorwaarden en het reclasseringstoezicht niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er geen sprake is van het daarvoor in de wet gestelde vereiste dat ervoor gevreesd moet worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft [naam slachtoffer 1] zich in het geding gevoegd ter zake van het laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 19.651,- aan materiële schade en een vergoeding van € 1.935,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunten officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot een gedeeltelijke toewijzing tot een maximumbedrag van € 720,- en niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering voor het overige.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de materiële schade geldt dat de verdachte een groot deel van de gestolen goederen heeft laten teruggeven aan de benadeelde partij. Ten aanzien van (een deel van) de overige in de aangifte en tenlastelegging genoemde goederen is niet bewezen dat die zijn weggenomen. De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert ten aanzien van de gevorderde materiële schade daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Onder immateriële schade heeft de benadeelde partij de kosten van de installatie van een deurbel met camera en een alarminstallatie gevorderd. De rechtbank overweegt dat dit schade betreft die niet kan worden aangemerkt als schade die rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit is toegebracht. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard ten aanzien van de gevorderde materiële schade en de vordering voor het overige zal worden afgewezen, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Uit dit vonnis vloeit voor de verdachte dan ook geen betalingsverplichting voort.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 29 november 2019 van de meervoudige kamer van deze rechtbank voor zover van belang - is de verdachte ter zake van vernieling veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan een gedeelte groot 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 14 december 2019.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel is opgemerkt dat het onderliggende feit een ander feit is dan het feit dat in de onderhavige zaak aan de orde is. Tevens zijn er vraagtekens gezet bij de doelmatigheid van een eventuele tenuitvoerlegging.
9.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Stichting Pameijer, Stichting Exodus ambulant, of een soortgelijke zorgverlener voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal verblijven in de instelling Stichting Pameijer voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
4. de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, de veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
5. de veroordeelde zal ten behoeve van het monitoren en beheersen van zijn gebruik van alcohol en softdrugs meewerken aan controles door middel van urine- en/of ademonderzoek;
6. de veroordeelde zal meewerken aan het vinden en behouden van een passende dagbesteding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane inverzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in het deel van de vordering dat ziet op de gevorderde materiële schade;
wijst af de door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] gevorderde immateriële schade;
veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 40 dagen, van de bij vonnis van 29 november 2019 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. F. Wegman en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of uit een woning gelegen aan de [adres delict]
vier, althans een of meer telefoon(s) (smartphones), een laptop, een externe harde schijf, een I-pad, een (digitale) fotocamera, elf, althans één of meer een of meer horloge(s),(waaronder (een) smartwatch(es)), twee althans een headset(s), twee althans een afstandsbediening(en), twee, althans een spelcomputer(s), een of meer computerspel(len), een metaaldetector, een (laser)afstandmeter, vier althans een of meer zonnebril(len), een pot met daarin edelstenen, geld (ongeveer 5500 à 6000 euro), parfum en/of een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn//hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.