Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het door deze rechtbank op 8 januari 2020 tussen ABN AMRO als eiseres en [naam gedaagde] als gedaagde, bij verstek, gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer 586957 / HA ZA 19-1120 (hierna: het verstekvonnis) en de daarin genoemde stukken,
- de verzetdagvaarding van 26 februari 2020, met een productie,
- de conclusie van antwoord in oppositie, van ABN AMRO, met producties,
- de conclusie van repliek in oppositie, van [naam gedaagde] , met een productie,
- de akte overlegging producties van ABN AMRO, van 9 november 2020,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 9 november 2020,
2..De feiten
- i) [naam bedrijf 1] een cliënt is van uw kantoor;
- ii) bijgaande concept jaarrekening 2018 door u of uw kantoor is opgesteld;
- iii) de handtekening op pagina 1-5 uw handtekening is.
- Dit is
- Deze jaarrekening is
- Dit is
3..De vordering en het verweer
€ 273.658,31 (zegge: tweehonderd drieënzeventig duizend zeshonderd achtenvijftig euro en eenendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data dat de leasesommen op basis van de leaseovereenkomsten met nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] ter beschikking zijn gesteld aan [naam bedrijf 2]
- € 4.131.40 aan verschotten;
- € 2.402,00 aan salaris voor de advocaat;
- vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na betekening van het verstekvonnis tot de dag van algehele voldoening;
4..De beoordeling
De bankrekening van [naam bedrijf 2] is in maart 2019 aangevraagd. De bankpas is op mijn privé adres afgeleverd. Er kwam een koerier langs en ik heb daarvoor getekend. De bankpas heb ik niet meer. Die heb ik achtergelaten in Zeist bij [naam 3] en nog twee andere werknemers van [naam bedrijf 2] , die [naam 3] had aangenomen. Ik weet hun namen niet.”.