ECLI:NL:RBROT:2021:3074

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
591670 HA ZA 20-186
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwaringszaak tussen ex-samenwoners met betrekking tot de verdeling van woninglasten en openstaande kosten

In deze vrijwaringszaak tussen ex-samenwoners, [persoon A] en [persoon B], heeft de rechtbank Rotterdam op 17 maart 2021 uitspraak gedaan over de verdeling van de lasten van hun gezamenlijke woning. De partijen, die eerder een affectieve relatie hadden, waren het niet eens over de betaling van openstaande kosten aan de aannemer Blokland, die hen € 20.727,69 in rekening had gebracht. De rechtbank oordeelde dat beide partijen hoofdelijk aansprakelijk waren voor deze kosten, ondanks dat de woning aan [persoon B] was toebedeeld en hij de hypothecaire lening had overgenomen. De rechtbank concludeerde dat de afspraken die partijen bij de beëindiging van hun relatie hadden gemaakt, niet duidelijk genoeg waren om te concluderen dat [persoon B] de openstaande schuld aan Blokland niet hoefde te betalen. De rechtbank oordeelde dat beide partijen de helft van de schuld aan Blokland moesten dragen, en dat de proceskosten door beide partijen zelf moesten worden gedragen, aangezien zij over en weer in het ongelijk waren gesteld. De beslissing van de rechtbank werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de partijen onmiddellijk aan de uitspraak moesten voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer: 591670 HA ZA 20-186
vonnis van 17 maart 2021,
in de zaak van:
[persoon A] ,
wonende te [woonplaats A] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. A. Ester,
tegen
[persoon B] ,
wonende te [woonplaats B] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. D. Berlijn.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [persoon A] ’ en ‘ [persoon B] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding;
de conclusie van antwoord in conventie / conclusie van eis in reconventie;
de conclusie van repliek in conventie / conclusie van antwoord in reconventie;
de conclusie van dupliek in conventie / conclusie van repliek in reconventie;
de conclusie van dupliek in reconventie.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Blokland is een aannemer. Zij heeft in opdracht van [persoon B] en [persoon A] een woning gebouwd en daarvoor € 207.277,- in rekening gebracht. Zij zijn overeengekomen dat [persoon B] en [persoon A] hoofdelijk aansprakelijk zijn. [persoon B] en [persoon A] hadden bij het geven van de opdracht nog een affectieve relatie met elkaar maar sinds begin 2018 niet meer.
2.2
Bij het beëindigen van hun relatie hebben partijen afspraken gemaakt over de verdeling van hun woning. Deze afspraken hebben zij neergelegd in een akte van verdeling die is opgemaakt door de notaris. De woning is toebedeeld aan [persoon B] die daarbij ook de hypothecaire lening heeft overgenomen. Partijen zijn uitgegaan van een overwaarde van € 50.915,38.
2.3
Bij vonnis van deze rechtbank dat ook vandaag wordt uitgesproken, zijn [persoon B] en [persoon A] veroordeeld om aan Blokland te betalen € 20.727,69 met de overeengekomen rente van 7% per jaar vanaf 6 september 2017.

3..De vordering in conventie

3.1
[persoon A] vordert in conventie dat [persoon B] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van dat waartoe zij in de procedure met Blokland wordt veroordeeld, met veroordeling van [persoon B] in de proceskosten.

4..De vordering en het verweer in reconventie

4.1
[persoon B] vordert in reconventie dat [persoon A] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van datgene dat [persoon B] werkelijk heeft voldaan aan Blokland op grond van de procedure met Blokland met een maximum van de helft, met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten.

5..De beoordeling

5.1
[persoon A] stelt zich op het standpunt dat partijen bij de verdeling van de woning alle gevolgen van de beëindiging van hun samenwoning hebben geregeld tegen finale kwijting. Niet duidelijk is echter waarom [persoon B] op grond daarvan de door [persoon A] betaalde aanneemsom zou moeten vergoeden. Immers als partijen allesomvattende en finale afspraken hebben gemaakt, betekent dat dat partijen niets meer aan elkaar verschuldigd zijn anders dan wat zij bij de beëindiging van hun relatie overeenkomen. Het standpunt van [persoon A] wordt echter zo begrepen dat zij stelt dat partijen zijn overeengekomen dat [persoon B] alle kosten ten aanzien van de woning zal dragen.
5.2
Bij de vraag wat partijen zijn overeengekomen gaat het er niet alleen om wat er op papier staat. Het gaat erom wat partijen hebben bedoeld en wat zij over en weer van elkaar mochten verwachten.
5.3
Partijen zijn het erover eens dat de woning eigendom was van hen beiden en dat zij tijdens hun relatie in gelijke mate bijdroegen aan de kosten voor de woning. Het ligt daarom voor de hand dat [persoon B] voor het verkrijgen van de woning aan [persoon A] de helft van de overwaarde moest betalen. Niet in geschil is dat de overwaarde daarbij is gebaseerd op de waarde van de woning verminderd met de nog openstaande lening. Uit niets blijkt dat partijen bij het maken van die afspraken zich ervan bewust waren dat er nog een schuld aan Blokland bestond, laat staan dat zij hebben bedoeld af te spreken dat [persoon B] die schuld zou betalen. Een dergelijke afspraak ligt ook niet voor de hand in het licht van de afspraak over betaling van de helft van de overwaarde. Niet valt in te zien waarom [persoon A] er niettemin gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [persoon B] de schuld aan Blokland zou betalen. Het enkele feit dat in de akte is opgenomen dat vanaf het tijdstip van levering alle baten en lasten voor rekening van [persoon B] komen, is daarvoor onvoldoende. [persoon B] hoefde immers niet te begrijpen dat daaronder ook een nog openstaande factuur aan Blokland zou vallen, als partijen het daar verder niet over hebben gesproken.
5.4
Het voorgaande betekent dat partijen – overeenkomstig de (impliciete) afspraken die zij tijdens hun relatie hebben gemaakt – beiden de helft van de schuld aan Blokland moeten dragen. Op grond van artikel 6:10 lid 2 BW krijgt de partij die meer dan zijn eigen deel heeft betaald een recht op de ander, maar alleen voor datgene wat die partij te veel heeft betaald. In die zin zullen de vorderingen van partijen worden toegewezen. De proceskosten dienen zowel in conventie als in reconventie door partijen zelf te worden gedragen, nu zij over en weer in het ongelijk zijn gesteld.

6..De beslissing

De rechtbank
:
in conventie:
veroordeelt [persoon B] aan [persoon A] te betalen hetgeen [persoon A] aan Blokland heeft betaald ter voldoening aan het vonnis in de procedure met zaaknummer 583224 HA ZA 19-921 indien en voor zover zij meer heeft betaald dan de helft;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
veroordeelt [persoon A] aan [persoon B] te betalen hetgeen [persoon B] aan Blokland heeft betaald ter voldoening aan het vonnis in de procedure met zaaknummer 583224 HA ZA 19-921 indien en voor zover hij meer heeft betaald dan de helft;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en in reconventie:
bepaalt dat partijen de eigen kosten moeten dragen;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema. Het is ondertekend en uitgesproken ter openbare terechtzitting door mr. J.F. Koekebakker, rolrechter.
2839