ECLI:NL:RBROT:2021:3052
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van ontuchtige handelingen met minderjarige door gebrek aan aanvullend bewijs
Op 12 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer voor strafzaken. De officier van justitie, mr. W.B.J. ten Have, heeft vrijspraak van het ten laste gelegde gevorderd. De tenlastelegging betrof het kietelen van de minderjarige aangeefster en het daarbij betasten van haar borsten. Tijdens het onderzoek op de terechtzitting bleek dat de aangeefster in een informatief gesprek had verklaard dat de verdachte haar borsten niet had aangeraakt. In haar aangifte en nadere verhoor bij de rechter-commissaris had zij echter verklaard dat de verdachte haar borsten opzettelijk had aangeraakt tijdens het kietelen. De verdachte ontkende deze beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat aanvullend bewijs ontbrak om de beschuldigingen te staven. Ook de vader van de aangeefster had verklaard dat hij niet van zijn dochter had gehoord dat de verdachte haar borsten zou hebben aangeraakt. Gezien het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs heeft de rechtbank besloten de verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten. Het vonnis werd uitgesproken door mr. F.A. Hut, voorzitter, en mrs. L. Daum en M. Bakhuis, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M. Eekhout.