ECLI:NL:RBROT:2021:3050

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
10/039640-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens openlijke geweldpleging en diefstal in vereniging tijdens avondklokrellen

Op 17 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij de avondklokrellen op 25 januari 2021. De verdachte heeft openlijk geweld gepleegd tegen het politiebureau Sandelingenplein en heeft in vereniging goederen weggenomen uit een tankstation. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 20.764,67 te betalen aan de Nationale Politie, Eenheid Rotterdam. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte is een eerste overtreding en heeft spijt betuigd. De rechtbank heeft besloten om de gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, en de verdachte is hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. De rechtbank heeft ook de vordering van een andere benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de schade die deze partij had geleden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/039640-21
Datum uitspraak: 17 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. S. Kara, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. A.P.G. de Beer, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze in het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 10 maart 2021 vermeld staan;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 25 januari 2021 te Rotterdam, op
enaan de openbare weg, de Groene Hilledijk, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen het politiebureau Sandelingenplein, welk geweld bestond uit het meermalen
- schoppen en trappen tegen ruiten en deuren en
- gooien van vuurwerk en stenen tegen gevels en ruiten en
- naar binnen gooien van vuurwerk en een vloeistof;
2.
hij op 25 januari 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen goederen die toebehoorde
naan tankstation Esso gelegen aan de [adres] , heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..Openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;

2..Diefstal door twee of meer verenigde personen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op 25 januari 2021 schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten, te weten openlijke geweldpleging tegen het politiebureau Sandelingenplein en diefstal in vereniging. Deze feiten zijn gepleegd op een moment dat de samenleving wordt geconfronteerd met de Coronapandemie en noodzakelijke maatregelen zijn getroffen ter bestrijding daarvan.
In de loop van 25 januari 2021 zijn er in sociale media diverse oproepen verschenen om te komen rellen. Aan deze oproep hebben grote groepen gehoor gegeven, waarna er ongeregeldheden zijn ontstaan op (onder andere) de Groene Hilledijk te Rotterdam. Tijdens deze ernstige ordeverstoringen maakte de verdachte deel uit van zo’n groep en heeft hij samen met anderen tegen de ruiten van de toegangsdeur van een politiebureau getrapt, waarna deze zijn gebroken. Vervolgens is er vloeistof en vuurwerk door de kapotte ruit naar binnen gegooid.
Na bovenstaand incident heeft de verdachte zich in een groep van ongeveer 15 tot 20 personen te voet begeven naar het tankstation van Esso aan de [adres] , een flink stuk verderop. Op de camerabeelden gericht op de ingang van het tankstation is te zien dat deze groep het tankstation binnen komt stormen. De verdachte loopt voorop en rent als eerste naar binnen. De winkel wordt hierna geplunderd. Aan deze plundering heeft ook de verdachte deelgenomen door uit de winkel snoep weg te nemen.
Dit soort ongeregeldheden, in het bijzonder de omvang daarvan en het ongebreidelde geweld dat daarbij is aangewend jegens goederen en personen, onder wie hulpverleners en politie, heeft enorme impact op de samenleving. Ondernemers zijn financieel enorm gedupeerd en het wakkert een gevoel van onrust en onveiligheid aan in toch al voor veel mensen, met name ondernemers, zware tijden. Dat de verdachte hieraan actief heeft bijgedragen, rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 maart 2021. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte is een twintigjarige first offender. Het zoeken naar sensatie, zijn impulsiviteit, de groepsdruk en zijn beïnvloedbaarheid ziet de reclassering als delictgerelateerde factoren. De verdachte toonde zich tijdens zijn schoolcarrière niet gemotiveerd en heeft geen startkwalificatie. Hij is momenteel werkzaam als bezorger. Zijn moeder toont zich bezorgd om zijn weinig structurele dagbesteding die ruimte laat om met andere jongeren, die mogelijk niet altijd een positieve invloed hebben, tijd op straat door te brengen. De reclassering ziet het ontbreken van een structurele dagbesteding derhalve als een risicofactor. Mogelijk is ook zijn sociaal netwerk een risicofactor. Als beschermende factor ziet de reclassering de betrokkenheid van ouders en het zelfinzicht dat verdachte heeft wat betreft het delict. Hij heeft spijt van zijn delictgedrag en is bereid aan een sanctie mee te werken.
De reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen.
Uit het onderzoek zijn een aantal risicofactoren naar voren gekomen en de kans op algemene recidive wordt gemiddeld ingeschat. Om de kans op recidive te doen afnemen acht de reclassering een gedragsinterventie geïndiceerd, zodat de weerbaarheid van de verdachte tegen groepsdruk vergroot kan worden en hij de juiste keuzes leert maken. De reclassering adviseert een reclasseringstoezicht voor de duur van maximaal één jaar. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering (maximaal één jaar toezicht);
  • gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
  • inspanningsverplichting tot het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding.
Geadviseerd wordt de reclassering opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van
de voorwaarden en de verdachte daarbij te begeleiden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank conform de eis van de officier van justitie een taakstraf van na te noemen duur, in combinatie met een gevangenisstraf, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, opleggen.
De rechtbank zal de gevangenisstraf deels voorwaardelijk opleggen, enerzijds om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en anderzijds om daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen, zoals geadviseerd in voornoemd reclasseringsrapport. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven zich te zullen houden aan de op te leggen bijzondere voorwaarden.
De verdediging heeft verzocht een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen. Mocht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, dan wordt verzocht te volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank acht, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, het opleggen van een onvoorwaardelijk gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest niet passend.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van feit 1

Nationale Politie, Eenheid Rotterdam heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 20.764,67 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering is voldoende onderbouwd en verzocht wordt de vordering hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Indien de verdachte niet betaalt, dient deze verplichting te worden aangevuld met 50 dagen gijzeling.
8.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het een fors bedrag betreft en verzocht wordt de dagen gijzeling te matigen indien de vordering wordt toegewezen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdediging niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel, evenals door de officier van justitie is gevorderd, dat het enigszins matigen van de dagen gijzeling op zijn plaats is en zal dan ook bepalen dat gijzeling voor de duur van 50 dagen kan worden toegepast.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 20.764,67, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Het bedrag zal hoofdelijk worden toegewezen, nu de verdachte niet als enige verantwoordelijk is voor het ten laste gelegde feit. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Ten aanzien van feit 2
[naam bedrijf] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.938,50 aan materiële schade.
8.5.
Standpunt officier van justitie
Het deel van de vordering dat ziet op de gestolen goederen (te weten een bedrag van € 5.588,50) dient hoofdelijk te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Indien de verdachte niet betaalt, dient deze verplichting te worden aangevuld met 10 dagen gijzeling. Ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op het gestolen geld uit de kassalade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu uit het dossier niet blijkt dat de verdachte dit geld heeft weggenomen.
8.6.
Standpunt verdediging
Primair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de goederen die in de vordering staan vermeld niet door de verdachte zijn weggenomen. Subsidiair is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
8.7.
Beoordeling
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien het opzet van de verdachte niet was gericht op het binnendringen van de veiligheidskooi, het vervolgens leeghalen van de kassa en het wegnemen van de sigaretten die onder de kassa stonden. Nu de vordering uitsluitend betrekking heeft op deze schade en de verdachte hiervoor niet verantwoordelijk kan worden gehouden, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.8.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 141 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als de reclassering noodzakelijk vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Tevens zal de veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde, met name aan de nadere aanwijzingen en afspraken die verband houden met de bijzondere voorwaarden;
2. de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie CoVa (CoVaplus) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. de veroordeelde zal zich inspannen voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partij [naam bedrijf] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 20.764,67 (zegge: twintigduizend zevenhonderdvierenzestig euro en zevenenzestig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 20.764,67(hoofdsom,
zegge: twintigduizend zevenhonderdvierenzestig euro en zevenenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 20.764,67 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en A.A. Kalk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Wuijckhuijse, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 januari 2021 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Groene Hilledijk, in elk geval op of aan een openbare weg, (meermalen) (telkens) openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen het politiebureau Sandelingenplein, welk geweld bestond uit het (meermalen)
- schoppen en/of trappen tegen (een) ruit(en) en/of deur(en) en/of
- gooien van vuurwerk en/of stenen tegen (een) gevel(s) en/of ruit(en) en/of
- naar binnen gooien van vuurwerk en/of een vloeistof;
2.
hij op of omstreeks 25 januari 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) goed(eren) dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan tankstation Esso gelegen aan de [adres] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.