ECLI:NL:RBROT:2021:3045

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
10-150704-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van art. 6 Wegenverkeerswet 1994 met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van verkeersongeval

Op 1 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 juni 2019 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de Claes de Vrieselaan in Rotterdam. De verdachte reed met een snelheid tussen de 88 en 134 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was. Dit onvoorzichtige rijgedrag leidde tot een aanrijding met een andere auto, bestuurd door het slachtoffer, die als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder hoofd- en hersentrauma. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks dat hij voorrang had, niet kon anticiperen op het gedrag van het slachtoffer, die de kruising opreed zonder te verwachten dat de verdachte met een dergelijke hoge snelheid naderde.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 90 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank overwoog dat het rijgedrag van de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig was en dat hij daarmee ernstige risico's voor andere weggebruikers heeft gecreëerd. De straffen zijn opgelegd met inachtneming van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verkeersdeelnemers om zich aan de verkeersregels te houden en de gevolgen van onverantwoord rijgedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-150704-19
Datum uitspraak: 1 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte],
raadsvrouw mr. P.W.E. Ros, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 90 uur, subsidiair 45 dagen hechtenis, waarvan 30 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met aftrek.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft op 15 juni 2019 op de Claes de Vrieselaan in het centrum van Rotterdam een verkeersongeval veroorzaakt met ernstig letsel tot gevolg. Verdachte reed in een huurauto met zeer hoge snelheid in de richting van de kruising met de Schietbaanlaan. Vanwege zijn zeer hoge snelheid kon hij niet reageren toen een andere auto met als bestuurder [naam slachtoffer] (verder: het slachtoffer) de kruising opreed. Verdachte had op deze kruising weliswaar voorrang, maar het slachtoffer kon niet anticiperen op de zeer hoge snelheid van verdachte. Verdachte heeft daarom schuld aan het ongeval in de zin van art. 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW), en wel in de gradatie van aanmerkelijke schuld.
Het rijgedrag van verdachte wordt bevestigd door de verklaringen van twee getuigen: voetganger [naam getuige 1] en voetganger [naam getuige 2] die beiden verklaren over een hoge snelheid.
Daarnaast blijkt zowel uit het onderzoek van de Verkeersongevallenanalyse als uit het onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI) dat de snelheid van verdachte ten tijde van de aanrijding met de auto die werd bestuurd door het slachtoffer lag tussen de 88 en 134 km per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km per uur was.
Het gevolg van de aanrijding was zeer veel schade aan beide auto’s en ernstig letsel bij het slachtoffer. Ook twee geparkeerde auto’s liepen schade op. Het slachtoffer heeft hoofd- en hersentrauma opgelopen, waarvan hij tot op heden pijnklachten aan hoofd, nek, schouders en rug ondervindt. Verder doen zich nog psychische klachten voor, in het bijzonder angstklachten, slaapproblemen, cognitieve klachten en duizeligheid. Dit letsel kan gekwalificeerd worden als zwaar lichamelijk letsel. Het is een feit van algemene bekendheid dat hersenletsel als bij het slachtoffer een lange herstelduur heeft. Ook heeft het slachtoffer nog altijd lichamelijk ongemak van de aanrijding.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van schuld zoals bedoeld in art. 6 WVW.
De verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie aangegeven dat hij zicht had op de auto van het slachtoffer. Hij zag dat het slachtoffer afremde en naar zijn eerste versnelling schakelde. . De verdachte mocht er vanuit gaan dat het slachtoffer zou gaan stoppen, omdat er aan de zijde van het slachtoffer haaientanden waren. Daarbij komt dat verdachte de weg goed kent en wist dat hij voorrang had.
Het slachtoffer verklaart dat hij voor de kruising is gestopt en geen andere auto heeft gezien. Klaarblijkelijk heeft het slachtoffer hem over het hoofd gezien maar dat leidt nog niet tot schuld bij verdachte.
Voor het subsidiair tenlastegelegde geldt dat verdachte aangeeft niet te weten hoe hard hij heeft gereden. Volgens de rapportages rond 88 km per uur. Het slachtoffer heeft aanzienlijk letsel opgelopen. Maar dat geldt ook voor verdachte. In die zin heeft hij dus al straf gekregen.
Primair verzoekt de verdediging om vrijspraak. Mocht het naar het oordeel van de rechtbank tot een bewezenverklaring komen dan verzoekt de verdediging een voorwaardelijke straf op te leggen, omdat verdachte al gevolgen heeft ervaren.
Subsidiair verzoekt de verdediging een geldboete op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke taakstraf.
4.1.3.
Beoordeling
Centrale vraag in deze strafzaak is:
Is het rijgedrag van verdachte zodanig dat er sprake is van schuld in de zin van art 6 van de WVW ?
Daarna zal kort worden aangegeven of het letsel van het slachtoffer is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel of als ander lichamelijk letsel dat valt onder het bereik van art. 6 van de WVW.
Bij de vraag of sprake is van 'schuld' aan een verkeersongeval in de zin van art. 6 WVW. komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 15 juni 2019 rijdende in een personenauto met flinke snelheid tegen de auto van het slachtoffer is gebotst.
Het ongeval heeft plaats gevonden op een drukke kruising in de binnenstad van Rotterdam.
Twee getuigen, [naam getuige 1] en [naam getuige 2], waren op dat moment voetgangers op de Claes de Vrieselaan. Getuige [naam getuige 1] verklaart dat hij een auto met zeer hoge snelheid vanaf de Schermlaan over de Claes de Vrieselaan in de richting van de Mathenesserlaan hoorde en zag rijden. Hij hoorde dat de auto snelheid maakte door het harde geluid en het meerdere keren doorschakelen. Getuige [naam getuige 2] verklaart dat hij een auto vanuit de richting Middelland hard hoorde komen aanrijden. Hij hoorde dat de auto hoge toeren maakte en dat de auto ter hoogte van der Schermlaan opschakelde. De auto zoefde voorbij. De getuige kan niet zeggen hoe hard de auto precies reed, maar het was ongelooflijk hard. Daarna hoorde hij twee klappen. Hij hoorde dat de auto in totaal twee keer opschakelde. De laatste keer was net voor de Schietbaanlaan.
Beide getuigen verklaren dus dat verdachte gas heeft gegeven.
Uit het NFI rapport van 18 november 2019 blijkt dat verdachte heeft gereden met een snelheid die -uitgaande van het 1%-interval aan onder- en bovenzijde- ligt tussen 88 en 134 km per uur. Daarmee overschreed verdachte ongeveer twee maal de ter plaatse toegestane wettelijke maximumsnelheid van 50 km per uur.
Verdachte heeft met zijn rijgedrag enorme risico’s genomen door op een drukke weg veel te hard te rijden. Hierdoor heeft verdachte ernstig gevaar veroorzaakt voor andere weggebruikers op een locatie waar ook veel zwakkere weggebruikers, zoals fietsers, van de weg gebruik maken. Van andere weggebruikers kan onder deze omstandigheden in redelijkheid niet verwacht worden dat zij anticiperen op dergelijk gevaarzettend rijgedrag van verdachte. Uit de camerabeelden, zoals beschreven in het dossier, blijkt dat het slachtoffer zich heeft gedragen zoals je gewoonlijk in een (normale) voorrangssituatie kunt verwachten.
Doordat verdachte met een onder die omstandigheden veel te hoge snelheid een kruising is genaderd zonder af te remmen of zijn snelheid anderszins aan te passen,, heeft het slachtoffer niet kunnen reageren op het rijgedrag van verdachte. Hierdoor is verdachte met zeer aanzienlijke snelheid tegen het slachtoffer gebotst, waardoor deze laatste zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Gelet op de hiervoor beschreven gedragingen respectievelijk verkeersovertredingen van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van aanmerkelijk onvoorzichtig, rijgedrag van verdachte in de zin van artikel 6 WVW.
Uit de medische beschrijvingen volgt dat het letsel van het slachtoffer naar algemeen spraakgebruik is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De onder het primair tenlastegelegde feit kan worden bewezen in die zin dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag van verdachte en als gevolg daarvan is zwaar lichamelijk letsel ontstaan bij het slachtoffer.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 15 juni 2019 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk, onvoorzichtig te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Claes de Vrieselaan,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/u de kruising van die Claes de Vrieselaan met de Schietbaanlaan is genaderd en die kruising zonder af te remmen is opgereden en
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en- (vervolgens) met een snelheid gelegen tussen 88 en 134 km/u, in botsing of aanrijding is gekomen met de bestuurder van een personenauto, genaamd [naam slachtoffer], die de evengenoemde kruising inmiddels was opgereden,
waardoor die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten hoofd-/hersentrauma) werd toegebracht;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Als gevolg van onverantwoordelijk rijgedrag van verdachte, namelijk door veel te hard te rijden op een drukke weg in het centrum van Rotterdam, heeft verdachte een zeer ernstig verkeersongeval veroorzaakt waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 januari 2021 gezien dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank zal gezien de ernst van het feit een taakstraf van na te noemen duur opleggen. Anders dan de officier van justitie heeft geëist zal de rechtbank gelet op de ernst van het verwijt een geheel onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.
Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Een groot deel van deze voorgenomen straf zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen. Enerzijds om de ernst van het feit aan te geven en anderzijds om het verkeersgedrag van verdachte in positieve zin te beïnvloeden en ervoor zorg te dragen dat verdachte zich voortaan goed zal houden aan de verkeersregels, met name de regels rondom de maximum snelheid. Omdat het rijbewijs al zes maanden ingevorderd is geweest en verdachte momenteel zijn rijbewijs dringend nodig heeft in verband met zijn stage op de Maasvlakte, zal hij bij verantwoord verkeersgedrag zijn rijbewijs mogen blijven gebruiken
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en bijkomende straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
45 (vijfenveertig) dagen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
18 (achttien) maanden;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
bepaalt dat deze ontzegging
een gedeelte, groot 12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd,die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. van der Laan- Kuijt, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.H van der Wal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 juni 2019 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Claes de Vrieselaan,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/u de kruising van die Claes de Vrieselaan met de Schietbaanlaan is genaderd en/of die kruising zonder af te remmen is opgereden en/of
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( vervolgens) met een snelheid gelegen tussen 88 en 134 km/u, in botsing of aanrijding is gekomen met de bestuurder van een personenauto, genaamd [naam slachtoffer], die de evengenoemde kruising inmiddels was opgereden,
waardoor die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten hoofd-/hersentrauma) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 15 juni 2019 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Claes de Vrieselaan, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/u de kruising van die Claes de Vrieselaan met de Schietbaanlaan is genaderd en/of die kruising zonder af te remmen is opgereden en/of
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( vervolgens) met een snelheid gelegen tussen 88 en 134 km/u, in botsing of aanrijding is gekomen met de bestuurder van een personenauto, die evengenoemde kruising (inmiddels) was opgereden;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)