In deze zaak heeft verzoekster op 13 januari 2021 de bestuursrechter verzocht om verweerder, Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 21.500,-. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer ROT 21/191. Op 3 maart 2021 heeft verzoekster daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorschot op de gevraagde schadevergoeding, geregistreerd onder zaaknummer ROT 21/1195. De verzoekster stelt dat zij schade heeft geleden door gederfde kinderbijslag en kinderbudget in de periode van juli 2007 tot en met juli 2016, als gevolg van de uithuisplaatsing van haar dochter, die volgens haar het gevolg is van een onterechte beoordeling door verweerder.
De bestuursrechter heeft de zaak behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft eveneens uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb. De rechter heeft vastgesteld dat de beschikkingen van de kinderrechter, die de uithuisplaatsing van de dochter van verzoekster hebben geregeld, geen besluiten zijn in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Hierdoor is de bestuursrechter niet bevoegd om het verzoek om schadevergoeding te beoordelen, en dit betekent ook dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is.
De rechter heeft verzoekster geadviseerd om zich met haar verzoek om schadevergoeding tot de civiele rechter te wenden. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, bestuursrechter/voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M.P. Meijer, griffier, op 2 april 2021. Tegen de uitspraak in de hoofdzaak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de bestuursrechter van deze rechtbank, terwijl tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter geen rechtsmiddel openstaat.