Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam persoon A] ,
1..De procedure
- het verstekvonnis van 4 juli 2018 in de zaak van Hardeman tegen [naam persoon A] met zaak-/rolnummer C/10/545846 / HA ZA 18-223, alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken, waaronder de inleidende dagvaarding van 31 januari 2018;
- de verzetdagvaarding van 29 augustus 2018 in de oude zaak met zaak-/rolnummer C/10/560980 / HA ZA 18-1006;
- de brief van de rechtbank van 23 januari 2019 waarbij een comparitie van partijen is bepaald op 8 april 2019 in de oude zaak met zaak-/rolnummer C/10/560980 / HA ZA 18-1006;
- de conclusie van antwoord in het onbevoegdheidsincident, tevens akte overlegging producties van Hardeman, met producties, in de oude zaak met zaak-/rolnummer C/10/560980 / HA ZA 18-1006;
- de ambtshalve doorhaling op 2 oktober 2019 van de oude zaak met zaak-/rolnummer C/10/560980 / HA ZA 18-1006, nadat deze zaak verwezen was naar de parkeerrol;
- het opbrengen van de nieuwe zaak met zaak-/rolnummer C/10/607293 / HA ZA 20-1060 op de rol van 4 november 2020;
- de conclusie van [naam persoon A] c.s. houdende incidentele vordering ex artt 234 en 235 Rv, althans strekkende tot het treffen van een provisionele voorziening ex art. 223 Rv, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident, tevens akte overleggen producties van Hardeman, met producties;
- de conclusie van repliek in het incident van [naam persoon A] c.s., met producties;
- de conclusie van dupliek in het incident van Hardeman, met één productie.
2..Het geschil in de hoofdzaak
3..Het (aanvankelijke) geschil over de bevoegdheid van deze rechtbank
4..Het geschil in het incident
5..De beoordeling in het incident
€ 500.000,-- te begroten bedrag. Zeker [naam persoon A] en [naam bedrijf B] hebben niets te vorderen, omdat zij geen partij zijn bij de hierboven bedoelde overeenkomst en evenmin debiteur zijn van de facturen waarvan Hardeman betaling vordert en er geen enkele grondslag is voor hun beweerdelijke hoofdelijke aansprakelijkheid naast die van [naam bedrijf C] . De tenuitvoerlegging van het verstekvonnis brengt een substantieel restitutierisico met zich mee voor [naam persoon A] c.s.
6..De beoordeling in de hoofdzaak
7..De beslissing
12 mei 2021voor het nemen van een conclusie antwoord door [naam persoon A] c.s. op de wijze als vermeld in r.o. 6.2.