3.5.[naam horecagelegenheid] heeft, na eiswijziging, in reconventie gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat [persoon A] c.s. zich omtrent het gehuurde in de onderhavige situatie met betrekking tot de coronapandemie met alle overheidsmaatregelen, waaronder met name de sluitingsmaatregel voor eet- en drinkgelegenheden, niet aan hun verplichtingen
conform artikel 7:203 BW hebben gehouden, te weten het ter beschikking stellen van een
'horecabedrijf zoals in artikel 1.1 van de huurovereenkomst overeengekomen;
2. voor recht te verklaren dat in de onderhavige situatie met betrekking tot de corona-pandemie en alle overheidsmaatregelen en overige beperkingen van dien omtrent het
gehuurde en de huurbetalingsverplichting sprake is van een gebrek, onvoorziene
omstandigheden en/of overmacht;
3. voor recht te verklaren dat [persoon A] c.s. geen recht op volledige nakoming van de huurbetaling hebben omtrent de (horeca)bedrijfsruimte over de periode dat vanwege de coronapandemie overheidsmaatregelen gelden die [naam horecagelegenheid] , als eet- en drinkgelegenheid, in zowel het huren als de exploitatie van het gehuurde schaadt, zijnde onder meer de periode omtrent de sluitingsmaatregel, waaronder de periodes tussen 15 maart tot en met
31 mei 2020 en 15 oktober 2020 tot en met het moment dat deze sluitingsmaatregel eindigt, mede aangezien dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is;
4. te bepalen dat [naam horecagelegenheid] , onder andere op basis van artikel 7:203 BW, is vrijgesteld van de huurbetaling (behoudens hooguit een huursom van € 730,= per maand voor de
woonruimte) over de sluitingsperiode vanuit overheidswege door toedoen van de
coronapandemie van 15 maart tot en met 31 mei 2020 en 15 oktober 2020 tot en met het moment dat deze sluitingsmaatregel eindigt;
5. te bepalen dat de door [naam horecagelegenheid] aan [persoon A] c.s. verschuldigde huurprijs voor het gehuurde (hooguit behoudens een huurprijs van € 730,= per maand voor de woonruimte) over de sluitingsperiodes vanuit overheidswege door toedoen van de coronapandemie van
15 maart tot en met 31 mei 2020 en 15 oktober 2020 tot en tot en met het moment dat
deze sluitingsmaatregel eindigt verminderd wordt met een aan de hierboven bedoelde vermindering van het huurgenot aan de zijde van [naam horecagelegenheid] ten gevolge van het voormelde gebrek evenredig bedrag, zijnde 100% van deze huurprijs, althans een zodanig ander bedrag als de kantonrechter juist zal oordelen;
6. te bepalen dat de kantonrechter de huurovereenkomst dusdanig wijzigt op grond van artikel 6:258 lid 1 BW dan wel artikel 6:2 en/of 6:248 BW dat [naam horecagelegenheid] over de sluitingsperiodes vanuit overheidswege door toedoen van de coronapandemie van 15 maart tot en met 31 mei 2020 en 15 oktober 2020 tot en met het moment dat deze sluitingsmaatregel eindigt, aan [persoon A] c.s. geen huur verschuldigd is, althans deze huurprijs wordt verminderd tot een zodanig ander bedrag als de kantonrechter juist zal oordelen;
7. [persoon A] c.s. te veroordelen in de proceskosten van deze procedure.