In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en gedaagde over een vordering tot terugbetaling van een onverschuldigd betaald bedrag van € 7.000,-. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. T. Laro van Stichting Achmea Rechtsbijstand, vorderde dit bedrag van gedaagde, die eveneens werd bijgestaan door mr. H.H. Renkema van dezelfde stichting. De procedure volgde na een eerdere mondelinge behandeling en getuigenverhoor, waarin gedaagde had erkend een lening van € 500,- aan eiseres verschuldigd te zijn, maar de vordering van € 7.000,- betwistte op basis van een mondelinge afspraak uit 2010.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet in zijn bewijslevering is geslaagd. De verklaring van gedaagde, die stelde dat er een mondelinge afspraak was gemaakt over een maandelijkse vergoeding van € 50,-, werd niet ondersteund door voldoende bewijs. Eiseres ontkende deze afspraak en haar verklaring werd als geloofwaardig beschouwd. De kantonrechter oordeelde dat het bedrag van € 7.000,- onverschuldigd aan gedaagde was betaald, omdat er geen rechtsgrond was voor de betaling.
Daarnaast heeft de kantonrechter de wettelijke rente toegewezen vanaf 3 oktober 2019, omdat gedaagde in verzuim was geraakt na een aanmaning van eiseres. Ook werd een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 725,00 toegewezen, omdat eiseres voldoende had aangetoond dat er incassowerkzaamheden waren verricht. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. K.J. Bezuijen en is uitvoerbaar bij voorraad.