In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. drs. D.L. Spierings, gaat het om een geschil tussen de Stichting Vestia en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een huurachterstand en de daaropvolgende opzegging van de huurovereenkomst. Vestia heeft in 2016 een verstekvonnis verkregen tegen [gedaagde] wegens achterstallige huurbetalingen, maar [gedaagde] heeft in 2020 verzet aangetekend tegen dit vonnis, omdat hij pas op 6 november 2020 kennis nam van de uitspraak. Hij stelt dat hij in detentie was en dat de huurovereenkomst al in mei 2015 was opgezegd, waardoor er geen huurachterstand zou zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] ontvankelijk is in zijn verzet, maar dat hij bewijs moet leveren van zijn stellingen over de opzegging van de huurovereenkomst en de betaling van de huur. De zaak is verwezen naar een mondelinge behandeling, waar partijen hun standpunten verder kunnen toelichten en bewijs kunnen aanleveren. De mondelinge behandeling is gepland voor 10 maart 2021.