ECLI:NL:RBROT:2021:3002
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurprijsvermindering en gebreken in winkelruimte tijdens coronamaatregelen
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, gaat het om een geschil tussen [persoon A] en [bedrijf B] over de huur van een winkelruimte. [persoon A] is de verhuurder en [bedrijf B] de huurder. De procedure is gestart naar aanleiding van een huurachterstand van € 16.427,18, die door [bedrijf B] werd erkend. De huurder heeft echter ook een vordering in reconventie ingesteld, waarin zij huurprijsvermindering eist vanwege gebreken in de gehuurde ruimte, waaronder lekkages en een scheur in de muur, die de gebruiksmogelijkheden van de kelderruimte hebben beperkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad gebreken waren die het huurgenot van [bedrijf B] hebben aangetast, en heeft een huurprijsvermindering van 25% toegewezen voor de periode waarin de gebreken aanwezig waren. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de coronamaatregelen een onvoorziene omstandigheid vormen die aanleiding geven tot wijziging van de huurovereenkomst. De huurder heeft een verzoek gedaan om de huurprijs tijdelijk te verlagen vanwege de coronamaatregelen, maar dit verzoek is deels afgewezen omdat de huurder niet voldoende bewijs heeft geleverd van de omzetdaling. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst afgewezen, omdat de tekortkoming van [bedrijf B] niet van voldoende gewicht was. Uiteindelijk is [bedrijf B] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en zijn de proceskosten gecompenseerd.