ECLI:NL:RBROT:2021:2994

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
10/960141-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelneming aan terroristische organisatie en het voorbereiden en bevorderen van terroristische misdrijven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 april 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die is veroordeeld voor haar deelname aan de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS) en het voorbereiden en bevorderen van terroristische misdrijven. De verdachte heeft in de periode van 18 december 2013 tot en met 30 oktober 2019 in Syrië verbleven, waar zij meerdere huwelijken heeft gesloten met IS-strijders en actief betrokken was bij de organisatie. Gedurende haar verblijf in IS-gebied heeft zij jihadistische propaganda verspreid via sociale media en was zij beheerder van een WhatsApp-groep waarin wapens werden aangeboden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks haar beweringen dat zij slechts burgerschap had, opzettelijk heeft bijgedragen aan de activiteiten van IS. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 42 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat er geen noodzaak was voor een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, omdat de verdachte zelf geen geweld heeft gebruikt. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en de rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, overgenomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960141-16
Datum uitspraak: 1 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M.C. Levy, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt het verwijt er
in de eerste plaatsop neer dat de verdachte in de periode van 18 december 2013 tot en met 30 oktober 2019 heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten de Islamitische Staat (hierna: IS) en
in de tweede plaatsdat zij voorbereidingshandelingen heeft verricht om terroristische misdrijven te plegen.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Sannes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, alsmede oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis per datum uitspraak.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft - overeenkomstig de door haar aan de rechtbank overgelegde pleitnotities - bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Daartoe heeft de raadsvrouw - kort gezegd - aangevoerd dat verdachtes verblijf in Syrië niet verder ging dan burgerschap. De verdachte heeft geen bijdrage geleverd aan IS. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte heeft gestreden of op andere wijze een aandeel heeft gehad in of ondersteuning heeft geboden aan de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk tot het plegen van terroristische misdrijven. Voorzover de door de verdachte geplaatste berichten via diverse social media kanalen in de korte periode in 2015 al als steunbetuigingen aan IS kunnen worden gezien, geldt dat het enkele plaatsen van deze berichten van onvoldoende gewicht is om te stellen dat zij heeft deelgenomen aan IS. Het plaatsen van de berichten is eveneens onvoldoende om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen.
De handelingen die aan de verdachte onder feit 2 worden verweten kunnen niet worden gekwalificeerd als voorbereiding van terroristische misdrijven. Uit het dossier blijkt niet dat verdachtes eerste man strijder was toen zij in december 2013 naar Syrië afreisde of dat zij dat wist als hij dat wel was. Uit de berichten die de verdachte zou hebben geplaatst blijkt niet dat die tot doel hadden vrouwen te bewegen tot moord, doodslag of brandstichting met een terroristisch oogmerk. De verdachte had een vuurwapen in Syrië, maar uit niets blijkt dat zij dit gebruikt heeft of dat het bedoeld was voor de strijd. De verdachte heeft de app-groep “ [naam app-groep] ” aangemaakt voor het verhandelen van levensmiddelen en kleding. Dat haar opzet op meer gericht was kan niet volgen uit haar berichten.
4.2.
Beoordeling
Terroristische organisatie
Islamitische Staat (IS), voorheen Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) genoemd, wordt internationaal aangemerkt als een (verboden) terroristische organisatie. Deelname aan IS moet dan ook worden beschouwd als deelname aan een terroristische organisatie als bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht.
Deelneming aan een terroristische organisatie
Van deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Een dergelijk aandeel kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten die op zichzelf niet strafbaar hoeven te zijn, maar wel strekken tot verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Het is voldoende dat een betrokkene in zijn algemeenheid - in de zin van onvoorwaardelijk opzet - weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft op de door de terroristische organisatie beoogde concrete misdrijven. Wetenschap van een of meer concrete misdrijven is niet vereist. Evenmin is vereist dat een betrokkene zelf heeft meegedaan of meedoet aan de misdrijven die door andere leden van de organisatie zijn respectievelijk worden gepleegd.
Vaststaande feiten en omstandigheden
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
In de maanden voor haar vertrek naar Syrië bezoekt de verdachte websites waarop informatie wordt gedeeld over een gesneuvelde Nederlandse Jihad-strijder.
Verdachtes laptop is kort na haar vertrek meegenomen door de politie en bevat onder andere afbeeldingen van moslimvrouwen met wapens.
De verdachte chat met vriendinnen over de situatie in Syrië. Op 28 november 2013 chat een van hen, die zich blijkens het bericht in Syrië bevindt, hoe zij zich voelt en hoe zij leeft. Zij is getrouwd en gelukkig met “die broeder”. Zij schrijft:
“We hebben hijrah fissabillah gedaan en de broeders doen daarnaast ook nog eens jihaad fisaabillah. Wallahi bij allah zusters er is jihad. Nu nog tegen de shia die zichzelf moslim noemen. Op slagveld horen de broeders hun roepen "labayk ya ali ya houssain" en de broeders roepen naar allah (…) Subha anna allah het leger van bashar is veel groter en veel sterker. Zij hebben raketten/vliegtuigen/tanks/bommen/wapens. En de mujahideen hebben slechts kleine wapens en zijn met een kleine aantal. Maar raad eens voor wie de overwinning elke keer is. Na3am voor onze broeders. Allahoe akbar. Kijk is terug naar de geschiedenis. De Ie slagveld. Slag van badr. De moslims waren met een kleine aantal. Maar de overwinning was voor hun. Ya akhwaat bereid je voor. Er gaat een grote fitna komen die pas net is begonnen hier in syrie”.
Op 11 december 2013, enkele dagen voor haar vertrek, chat de verdachte dat ze het “daar” (de rechtbank begrijpt: in Syrië) top hebben.
“Ze hebben de tijd om allaah te gedenken aanbidden. Kennis opdoen. Ze proeven echte zusterliefde. Alles is volgens shari'a. Alles is mooi allaahuakbar. Ondanks dat het een oorlogsgebied is. Ondanks dat assad en zijn troepen elk moment kunnen binnenvallen. Ondanks dat de kans is dat ee (sic!) een bom elk moment op hun neer valt. Dat is niet hetgeen waar zij zich me bezighouden. Ze leven daar. Dag in dag uit. houden zich bezig met het leven fisabilillaah en allah tevreden houden”.
De verdachte leert eind 2013 via Facebook [naam persoon 1] kennen, die in augustus 2013 is uitgereisd en zich zou hebben aangesloten bij een aan Al Qaida gerelateerde groepering en later IS. De verdachte en [naam persoon 1] bespreken onder meer haar uitreis naar Syrië om aldaar met elkaar te trouwen.
[naam persoon 1] geeft op zijn Facebookaccount vanaf maart 2014 aan bij de jihadi te werken.
Op zijn account staan foto’s waarop mensen in gevechtskledij staan en wapens dragen. In de telefoon van de moeder van [naam persoon 1] staan foto’s waarop [naam persoon 1] poseert voor een deur met een IS-vlag en voor een tank in gevechtskleding. Op beide foto’s maakt hij het vaak door jihadstrijders gebruikte Tawheed-gebaar.
De verdachte vertrekt op 18 december 2013 naar Syrië. Op 20 december 2013 steekt zij de grens met Syrië over. [naam persoon 1] brengt haar onder bij een gezin in Kaf Hamra. Na twee weken vlucht de verdachte met dit gezin naar Taftanaz wegens conflicten tussen verschillende groeperingen in Kaf Hamra.
Na twee weken met het gezin in Taftanaz te hebben verbleven trouwt de verdachte eind januari 2014 met [naam persoon 1] . Hij is dan in het bezit van een kalasjnikov. De verdachte en [naam persoon 1] wonen tot april/mei 2014 in Taftanaz. In mei 2014 reizen zij naar Al-Bab dat zich in IS-gebied bevindt. In Al Bab wordt de verdachte ondergebracht in een vrouwenhuis van IS. Na een paar dagen in het vrouwenhuis te hebben verbleven vertrekt de verdachte samen met [naam persoon 1] naar Raqqa.
Eind juni 2014 wordt daar het Kalifaat uitgeroepen.
In februari 2015 overlijdt [naam persoon 1] . Verdachtes huis wordt een vrouwenhuis op last van IS.
De verdachte maakt onder haar [naam 1] gebruik van een twitteraccount en onder haar [naam 2] heeft zij een Facebookaccount. In 2015 post ze hierop jihadistisch getinte en IS-gerelateerde propaganda, waarin zij onder meer het leven in het strijdgebied verheerlijkt, haar neef herdenkt, viert dat het kalifaat 1 jaar bestaat en zich positief uitlaat over gesneuvelde strijders.
Op 12 augustus 2015 bevalt de verdachte van haar zoon [naam zoon verdachte] .
In september 2015 trouwt de verdachte door tussenkomst van het huwelijksbureau van IS
haar tweede man [naam persoon 2] . [naam persoon 2] is in België op 11 februari 2015 bij verstek veroordeeld voor terroristische misdrijven.
In november 2016 overlijdt [naam persoon 2] .
[naam persoon 1] en [naam persoon 2] staan op een lijst voor gevangenen en martelaren van IS vermeld als “martelaar” en de verdachte staat daarbij vermeld als hun weduwe. Uit documenten van IS blijkt dat families van gedode strijders financieel ondersteund worden door IS.
In februari 2017 bevalt de verdachte van haar dochter [naam dochter verdachte] , die vijf dagen later overlijdt.
In maart 2017 trouwt de verdachte wederom door tussenkomst van het huwelijksbureau van IS met haar derde man [naam persoon 3] .
Vanaf medio 2017 verslechtert de situatie voor IS in Raqqa, door vorderingen van het Koerdische leger in de herovering van de stad. Eind juli 2018 scheidt de verdachte van [naam persoon 3] en komt samen met haar zoon in een vrouwenhuis van IS in Shafa te wonen.
Vanaf deze periode wordt de situatie steeds slechter door oorlog en onveiligheid.
De verdachte neemt in de periode van 8 oktober 2018 tot en met 22 januari 2019 als beheerder deel aan de door haar opgezette chatgroep “ [naam app-groep] ” (de markt van het Kalifaat), waarin behalve gewone goederen zoals kleding en beautyproducten ook onder andere vuurwapens en handgranaten worden aangeboden.
In deze periode komen steeds meer plaatsen in handen van de vijanden van IS, waardoor de verdachte genoodzaakt is te verhuizen. Zij verblijft onder andere een tijd in Baghouz, het laatst overgebleven bolwerk van IS. Baghouz wordt op 23 maart 2019 heroverd op IS.
De verdachte is even daarvoor gevlucht en komt in maart 2019 aan in een Koerdisch IS-kamp voor vrouwen in al-Hol.
De verdachte ontvlucht na vier maanden het kamp en reist met hulp van een smokkelaar naar Idlib waarna zij in oktober 2019 de grens met Turkije over weet te komen. Met behulp van een smokkelaar reist zij vervolgens naar Ankara waar zij zich op 30 oktober 2019 meldt bij de Nederlandse ambassade.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte, in de periode vanaf haar aankomst in Syrië tot haar melding bij de Nederlandse ambassade in Ankara, lid is geweest van en (daarmee) deelnemer aan de terroristische organisatie IS. Van louter burgerschap in het kalifaat van IS, zoals door de raadsvrouw bepleit, is gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden geen sprake.
In het bijzonder is van belang dat de verdachte naar Syrië is vertrokken in de wetenschap dat daar oorlog was, dat daar door de “broeders” werd gestreden en dat het de plicht van de vrouwen was aan hun zijde te staan. Zij is gegaan om te huwen, met een man die op dat moment waarschijnlijk deel uitmaakte van een aan Al Qaida gelieerde organisatie.
In maart 2014 is de verdachte met deze man naar IS gebied vertrokken. Zij is daarna nog een keer met een IS strijder getrouwd. Het kan niet anders of de verdachte heeft geweten dat de mannen strijders waren bij IS, ook al kan niet worden vastgesteld dat zij op dat moment actief waren.
De verdachte heeft ruim vijf jaar in IS-gebied verbleven. Toen het laatste IS-bolwerk instortte, is zij vrij snel daarna gevlucht. Het is onaannemelijk dat de verdachte in de tussenliggende periode niet heeft kunnen vluchten. Zij is, anders gezegd, uit vrije wil gebleven.
Uit bovenstaande feitelijkheden kan worden afgeleid dat de verdachte Nederland is uitgereisd met het doel in het strijdgebied in Syrië te gaan wonen bij iemand die deel zou nemen aan de gewapende strijd. De verdachte heeft propaganda gemaakt voor (het leven bij) IS en daarmee anderen aangemoedigd naar het Kalifaat te komen. Tot slot is zij faciliterend geweest naar anderen door een whatsappgroep te beheren waarin onder meer granaten werden aangeboden.
Door deze handelingen heeft verdachte zichzelf en anderen gelegenheid en inlichtingen verschaft tot het plegen van terroristische misdrijven, heeft zij een ander getracht te bewegen om de in de tenlastelegging onder feit 2 beschreven terroristische misdrijven (door deelname aan IS) te plegen, doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid te verschaffen.
4.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode
van 13 december 2013 tot en met 30 oktober 2019 heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten IS en dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden en bevorderen van terroristische misdrijven.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gehandeld. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij in de periode van 18 december 2013 tot en met 30 oktober 2019 in Syrië ,
heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten Islamitische Staat (IS),
danwel, Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) ,
welke organisatie tot oogmerk had en/of heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk en
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289/289a jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie).
2.
zij in de periode van 1 april 2013 tot en met 30 oktober 2019 in Nederland en Syrië
telkens met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het (meermalen) te plegen misdrij(f)(ven):
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289(a) jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, en/of
- gelegenheid, en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zichzelf of aan anderen heeft verschaft
-
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
B. zich laten informeren over het afreizen naar en/of verblijven in het strijdgebied in Syrië en
C. de reis naar Syrië gemaakt teneinde zich te begeven naar het strijdgebied, althans naar een, door de terroristische organisatie, zoals IS(IS/IL) en/of Al Qaida, althans een hieraan gelieerde strijdgroep) gecontroleerd gebied en/of (gedurende enige tijd) verbleven in bedoeld (strijd)gebied in Syrië en
F. zich (middels internet / social media(kanalen) / mediaplatform(s))
geuit en/of met (een) ander(en) perso(o)n(en) gechat/gecommuniceerd en/of
berichten en/of afbeeldingen geplaatst en/of gedeeld, met betrekking tot en
inhoudende (onder meer) (gewelddadig) jihadistisch getinte en/of (pro)IS-gerelateerde content/propaganda en
H. via en/of met gebruikmaking van internet en/of social media(kanalen) en/of communicatiemiddelen, een WhatsApp chatgroep met de naam ‘ [naam app-groep] ’ aangemaakt en/of beheerd, in welke chatgroep ‘ [naam app-groep] ’ ook goederen (waaronder (automatische) vuurwapens, handgranaten, een bomgordel, legerkleding) werden aangeboden en/of gevraagd en/of (ver)kocht en/of verhandeld,
in welke gewapende Jihadstrijd moord en/of doodslag en/of brandstichting
en/of het teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een
terroristisch oogmerk;
welke gedragingen en/of informatie al dan niet in combinatie met elkaar, kennelijk bestemd waren tot het begaan van
dat/die misdrijf/misdrijven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

Het onder 1 bewezen feit levert op:
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
Het onder 2 bewezen feit levert op:
een ander trachten te bewegen om een terroristisch misdrijf te plegen en/of een terroristisch misdrijf voor te bereiden
en
zichzelf en/of een ander gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van een terroristisch misdrijf te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is ruim vijf jaar lang lid geweest van de terroristische organisatie IS en heeft zich bezig gehouden met de voorbereiding op terroristische misdrijven.
De verdachte is op 18 december 2013, nadat zij in korte tijd was geradicaliseerd en online de reeds in Syrië wonende jihad-strijder [naam persoon 1] had leren kennen, uitgereisd naar Syrië. Daar heeft zij zich gevoegd bij [naam persoon 1] met wie zij kort daarna is getrouwd.
Zij is in maart 2014 samen met hem verhuisd naar IS-gebied. Na de dood van haar man begin 2015 is zij hertrouwd met de jihad-strijder [naam persoon 2] en na zijn dood is zij nogmaals getrouwd.
In 2015 heeft de verdachte via diverse social media kanalen jihadistisch getinte en IS-gerelateerde propaganda geplaatst waarbij zij onder meer het leven in het strijdgebied verheerlijkte. Ook is zij als beheerder opgetreden van de WhatsApp-groep “ [naam app-groep] ” (de markt van het Kalifaat) waarin door mede-gebruikers onder meer wapens werden aangeboden. Gedurende haar verblijf in IS-gebied verbleef zij in door IS gefinancierde (vrouwen)huizen en twee van haar huwelijken zijn tot stand gekomen middels tussenkomst van een IS-huwelijksbureau. Zij heeft pas pogingen ondernomen om Syrië te verlaten nadat IS daar geen grondgebied meer in handen had.
Strijdgroepen als IS hebben tot doel het vestigen van een islamitische staat, waarin de rechten van andersdenkenden op zeer gewelddadige wijze worden geschonden. Door deze strijdgroepen worden op grote schaal ernstige mensenrechtenschendingen begaan zoals standrechtelijke executies, moord, marteling en verminking van krijgsgevangen en burgers. Veel van die misdrijven worden bovendien gepleegd met het uitdrukkelijke doel de bevolking in deze gebieden vrees aan te jagen en zijn daarmee ontegenzeggelijk terroristische misdrijven.
Terrorisme wordt internationaal gezien als één van de ernstigste misdrijven. De verdachte is aan dit alles geheel voorbij gegaan en heeft geen oog gehad voor het onbeschrijfelijke leed dat velen in het strijdgebied treft.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Rapportages
Over de verdachte is een multidisciplinair gedragsdeskundige triple-rapportage opgemaakt door [naam psycholoog] (psycholoog), [naam psychiater] (psychiater) en [naam forensisch milieuonderzoeker] , (forensisch milieuonderzoeker), gedateerd 4 september 2020.
Dit rapport houdt samenvattend en voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte zijn kenmerken aanwezig van een PTSS (Post Traumatische Stress
Stoornis), zonder dat ze voldoet aan voldoende criteria om deze diagnose thans te kunnen stellen. Het is echter niet uit te sluiten dat sommige symptomen die de verdachte nu heeft in de toekomst zullen verergeren of dat andere symptomen later alsnog de kop op kunnen steken.
De verdachte vertoont in haar persoonlijkheid, als gevolg van een combinatie tussen haar
temperament (impulsief, extravert, relatief snel wisselende stemmingen, soms moeite
haar boosheid goed te reguleren) en hoe zij is opgegroeid (zogenaamde parentificatie met
als gevolg soms minder contact met haar eigen gevoelens van kwetsbaarheid, een zeker
in het verleden zwakker gevoel van identiteit), bepaalde trekken die doen denken aan
zogenaamde borderline problematiek (het snel boos worden, neiging tot zwart wit denken,
zichzelf wat overschatten, overvallen kunnen worden door haar eigen emoties en zich
hier niet zo veel raad mee weten).
Weliswaar wordt vanwege de borderline problematiek een gebrekkige ontwikkeling vastgesteld, maar de persoonlijkheidsproblematiek is niet dusdanig van ernst dat kan worden gesproken van een borderline persoonlijkheidsstoornis.
Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde. Zij was toen een stuk jonger, waardoor de identiteitsproblematiek toen vermoedelijk meer speelde dan nu.
In de periode dat betrokkene naar Syrië uitreisde waren er verschillende probleemgebieden in haar persoonlijkheid, zoals: het instabiele identiteitsgevoel, de sterke uiterlijke presentatie
maar daaronder de onderdrukte emoties (angst, onzekerheid), de impulsiviteit, en de innerlijke onrust vanwaaruit ze strenge religieuze gedragsregels opzocht om tegenwicht te bieden aan haar heftige temperament, de spanningen, en haar behoefte aan - ook seksuele -prikkels. Deze problematische gebieden in de persoonlijkheid werkten door in haar keuze om uit te reizen en aldus in het haar ten laste gelegde.
Hoe sterk dit verband precies is, is in retrospectief echter niet precies te zeggen.
Er is, anders gezegd, sprake van in elk geval enige vermindering van de toerekeningsvatbaarheid doch de precieze mate van toerekeningsvatbaarheid is moeilijk te bepalen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 januari 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering concludeert naar aanleiding van de bevindingen van het NIFP dat het geloof voor de verdachte niet louter een levenswijze is, maar de basis vormt van haar identiteit. Verdachtes religieuze vorming is dan ook bepalend voor de keuzes die zij maakt.
Ten aanzien van beschermende factoren kan worden gesteld dat de negatieve ervaringen die de verdachte heeft opgedaan in “de Islamitische Staat”, wat zij voorheen als de ideale samenleving beschouwde, haar nieuwe inzichten lijken te hebben opgeleverd.
De verdachte geeft aan nu realistischer naar de wereld te kijken en in het leven te staan alsook in te zien dat men in een islamitisch land niet per definitie het beste met elkaar voor heeft. Zij zegt blij te zijn om terug in Nederland te zijn en zij lijkt gericht op een toekomst hier. Ook de zorg en verantwoordelijkheid die zij voelt en draagt ten opzichte van haar zoon kan als een beschermende factor beschouwd worden. Voorts is de indruk dat de verdachte sinds haar terugkeer omarmd is door haar familie die geweld afkeurt. De verdachte lijkt zich ervan bewust dat zij eenzijdige ideologische kennis heeft die zij tot een bepaalde mate reproduceert. Ten aanzien hiervan zegt zij open te staan voor een dialoog.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de Reclassering, ambulante behandeling, contactverbod, locatieverbod (met EC), locatiegebod en andere voorwaarden het gedrag betreffende namelijk:
de verdachte dient medewerking te verlenen aan:
- gesprekken met een door de reclassering aan te wijzen externe theologisch deskundige, en - een traject gericht op het verkrijgen en het behouden van een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding.
De Reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De conclusie van de psycholoog en psychiater wordt gedragen door hun bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. De rechtbank houdt derhalve bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de vaststelling van de duur van de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd, waarbij de pleegperiode en de rol van de verdachte binnen de terroristische organisatie van belang zijn.
De raadsvrouw heeft verzocht om - in geval van een veroordeling - de duur van het onvoorwaardelijk deel van de straf te beperken tot de duur van het reeds gezeten voorarrest en het overige deel voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding, omdat vanwege de grote dreiging die uitgaat van terroristische organisaties, de deelneming daaraan wordt bedreigd met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Als strafverzwarende omstandigheid weegt de rechtbank mee dat de verdachte bijna vijf jaar in Syrië is gebleven en pas is teruggekeerd nadat duidelijk werd dat IS was gevallen. In de jaren dat zij in Syrië verbleef is zij tenminste twee keer getrouwd met een strijder en heeft zij gebruik gemaakt van de voorzieningen van IS (vrouwenhuis, huwelijksbureau). Niet blijkt dat zij afstand heeft genomen van het gedachtengoed van IS of verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar daden.
In strafmatigende zin wordt rekening gehouden met de hierboven reeds genoemde verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte zelf heeft deelgenomen aan de strijd en dat de verdachte een jong kind heeft.
Alles afwegend tegen de achtergrond van de ernst van de bewezen verklaarde strafbare feiten en de hiervoor vermelde (persoonlijke) omstandigheden, acht de rechtbank een gevangenisstraf van hier na te noemen duur passend en geboden. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd overnemen met uitzondering van:
  • het aan het locatieverbod gekoppelde elektronisch toezicht nu elektronisch toezicht voor een periode van drie jaar onwenselijk is, en
  • de andere voorwaarde het bedrag betreffende inhoudende dat de verdachte “haar medewerking dient te verlenen aan gesprekken met een door de reclassering aan te wijzen externe theologisch deskundige” omdat deze voorwaarde in strijd wordt geacht met de vrijheid van godsdienst als bedoeld in artikel 6 van de Grondwet.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard van het delict, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gezien de beïnvloedbaarheid van de verdachte zoals door de reclassering beschreven, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen van de opgelegde bijzondere voorwaarden.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr niet op leggen. De verdachte heeft niet zelf geweld gebruikt zodat oplegging van een dergelijke maatregel niet noodzakelijk wordt geacht
Een en ander betekent dat de rechtbank de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis zal opheffen.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 83a, 96, 140a, 157, 176a, 176b, 288a, 289 en 289a van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en Munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
14 (veertien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met:
- [naam persoon 4] geboren [geboortedatum persoon 4] ,
- [naam persoon 5] geboren [geboortedatum persoon 5] ,
- [naam persoon 6] geboren [geboortedatum persoon 6] ,
- [naam persoon 7] geboren [geboortedatum persoon 7] ,
- [naam persoon 8] geboren [geboortedatum persoon 8] ,
- [naam persoon 9] geboren [geboortedatum persoon 9] ,
- [naam persoon 10] geboren [geboortedatum persoon 10] ,
gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
de veroordeelde zal zich niet bevinden op de volgende internationale luchthavens:
Schiphol, The Hague Airport, Eelde, Eindhoven en Maastricht, en zal op twee (2) kilometer afstand van de landsgrenzen blijven, veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van De Waag, of een soortgelijke zorgverlener, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar verantwoord vindt;
de veroordeelde zal haar medewerking verlenen aan een traject gericht op het verkrijgen en het behouden van een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. A. Boer en J.L.M. Boek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 april 2021.
De oudste rechter is buiten staat het vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 18 december 2013 tot en met 30 oktober 2019 in één of meer plaats(en) in Nederland en/of Syrië en/of Irak en/of Turkije,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
heeft deelgenomen aan een (terroristische) organisatie, te weten Islamitische Staat (IS),
danwel, Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Al Qaida,
althans (telkens) een aan IS of aan Al Qaida gelieerde organisatie,
althans (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan,
welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) en/of heeft/hebben het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289/289a jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie);
(artikel 140a Wetboek van Strafrecht)
2.
zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 april 2013 tot en met 30 oktober 2019 in één of meer plaats(en) in Nederland en/of Syrië en/of Irak en/of Turkije,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
telkens met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het (meermalen) te plegen misdrij(f)(ven):
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289(a) jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zichzelf of aan anderen heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan zij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het misdrijf
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk, gevoerd door de (terroristische) organisatie zoals de Islamitische Staat (verder IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Al Qaida, althans (een) aan voornoemde organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep(en), althans (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, eigen gemaakt en/of
B. zich laten informeren over het afreizen naar en/of verblijven in het strijdgebied in Syrië en/of Irak en/of
C. de reis naar Syrië en/of Irak gemaakt teneinde zich te begeven naar het strijdgebied, althans naar een, door de terroristische organisatie, zoals IS(IS/IL) en/of Al Qaida, althans een hieraan gelieerde strijdgroep) gecontroleerd gebied en/of (gedurende enige tijd) verbleven in bedoeld (strijd)gebied in Syrië en/of Irak en/of
D. zich gevoegd bij één of meer mededader(s) en/of IS(IS/IL) strijder(s) en/of Al Qaida strijder(s), althans (telkens) perso(o)n(en) gelieerd aan (een) terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan en/of is zij, verdachte, één of meermalen (op Islamitische wijze), (telkens) een huwelijk aangegaan met (een) IS(IS/IL) en/of Al Qaida strijder(s), althans (telkens) met een persoon die (eveneens) deelnam aan een terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat en/of
E. met één of meer mededader(s) in Syrië en/of Irak deelgenomen en/of bijgedragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de (terroristische) organisatie IS(IS/IL) en/of Al Qaida, althans (een) aan IS(IS/IL) en/of Al Qaida gelieerde terroristische organisatie(s), althans (een) terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan en/of
F. zich (middels internet / social media(kanalen) / mediaplatform(s)) geuit en/of met (een) ander(en) perso(o)n(en) gechat/gecommuniceerd en/of berichten en/of afbeeldingen geplaatst en/of gedeeld, met betrekking tot en/of inhoudende (onder meer) (gewelddadig) jihadistisch getinte en/of (pro)IS-gerelateerde content/propaganda en/of
G. in Syrië en/of Irak (een of meer) (automatisch(e)) (vuur)wapen(s) gebruikt en/of gedragen en/of voorhanden gehad en/of
H. via en/of met gebruikmaking van internet en/of social media(kanalen) en/of
communicatiemiddelen, een WhatsApp chatgroep met de naam ‘ [naam app-groep] ’
aangemaakt en/of beheerd, in welke chatgroep ‘ [naam app-groep] ’ ook goederen
(waaronder (automatische) vuurwapens, handgranaten, een bomgordel, legerkleding)
werden aangeboden en/of gevraagd en/of (ver)kocht en/of verhandeld,
in welke gewapende Jihadstrijd moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of het teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een terroristisch oogmerk;
welke gedragingen en/of voorwerp(en) en/of informatie al dan niet in combinatie met elkaar, kennelijk bestemd waren tot het in vereniging en/of alleen begaan van dat/die misdrijf/misdrijven.
(artikel 96 lid 2 jo 289 jo 289a jo 83 en artikel 96 lid 2 jo 288a jo 83 en 96 lid 2 jo 157 jo
176b jo 83 Wetboek van Strafrecht)