4.2.Beoordeling
Terroristische organisatie
Islamitische Staat (IS), voorheen Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) genoemd, wordt internationaal aangemerkt als een (verboden) terroristische organisatie. Deelname aan IS moet dan ook worden beschouwd als deelname aan een terroristische organisatie als bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht.
Deelneming aan een terroristische organisatie
Van deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Een dergelijk aandeel kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten die op zichzelf niet strafbaar hoeven te zijn, maar wel strekken tot verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Het is voldoende dat een betrokkene in zijn algemeenheid - in de zin van onvoorwaardelijk opzet - weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft op de door de terroristische organisatie beoogde concrete misdrijven. Wetenschap van een of meer concrete misdrijven is niet vereist. Evenmin is vereist dat een betrokkene zelf heeft meegedaan of meedoet aan de misdrijven die door andere leden van de organisatie zijn respectievelijk worden gepleegd.
Vaststaande feiten en omstandigheden
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
In de maanden voor haar vertrek naar Syrië bezoekt de verdachte websites waarop informatie wordt gedeeld over een gesneuvelde Nederlandse Jihad-strijder.
Verdachtes laptop is kort na haar vertrek meegenomen door de politie en bevat onder andere afbeeldingen van moslimvrouwen met wapens.
De verdachte chat met vriendinnen over de situatie in Syrië. Op 28 november 2013 chat een van hen, die zich blijkens het bericht in Syrië bevindt, hoe zij zich voelt en hoe zij leeft. Zij is getrouwd en gelukkig met “die broeder”. Zij schrijft:
“We hebben hijrah fissabillah gedaan en de broeders doen daarnaast ook nog eens jihaad fisaabillah. Wallahi bij allah zusters er is jihad. Nu nog tegen de shia die zichzelf moslim noemen. Op slagveld horen de broeders hun roepen "labayk ya ali ya houssain" en de broeders roepen naar allah (…) Subha anna allah het leger van bashar is veel groter en veel sterker. Zij hebben raketten/vliegtuigen/tanks/bommen/wapens. En de mujahideen hebben slechts kleine wapens en zijn met een kleine aantal. Maar raad eens voor wie de overwinning elke keer is. Na3am voor onze broeders. Allahoe akbar. Kijk is terug naar de geschiedenis. De Ie slagveld. Slag van badr. De moslims waren met een kleine aantal. Maar de overwinning was voor hun. Ya akhwaat bereid je voor. Er gaat een grote fitna komen die pas net is begonnen hier in syrie”.
Op 11 december 2013, enkele dagen voor haar vertrek, chat de verdachte dat ze het “daar” (de rechtbank begrijpt: in Syrië) top hebben.
“Ze hebben de tijd om allaah te gedenken aanbidden. Kennis opdoen. Ze proeven echte zusterliefde. Alles is volgens shari'a. Alles is mooi allaahuakbar. Ondanks dat het een oorlogsgebied is. Ondanks dat assad en zijn troepen elk moment kunnen binnenvallen. Ondanks dat de kans is dat ee (sic!) een bom elk moment op hun neer valt. Dat is niet hetgeen waar zij zich me bezighouden. Ze leven daar. Dag in dag uit. houden zich bezig met het leven fisabilillaah en allah tevreden houden”.
De verdachte leert eind 2013 via Facebook [naam persoon 1] kennen, die in augustus 2013 is uitgereisd en zich zou hebben aangesloten bij een aan Al Qaida gerelateerde groepering en later IS. De verdachte en [naam persoon 1] bespreken onder meer haar uitreis naar Syrië om aldaar met elkaar te trouwen.
[naam persoon 1] geeft op zijn Facebookaccount vanaf maart 2014 aan bij de jihadi te werken.
Op zijn account staan foto’s waarop mensen in gevechtskledij staan en wapens dragen. In de telefoon van de moeder van [naam persoon 1] staan foto’s waarop [naam persoon 1] poseert voor een deur met een IS-vlag en voor een tank in gevechtskleding. Op beide foto’s maakt hij het vaak door jihadstrijders gebruikte Tawheed-gebaar.
De verdachte vertrekt op 18 december 2013 naar Syrië. Op 20 december 2013 steekt zij de grens met Syrië over. [naam persoon 1] brengt haar onder bij een gezin in Kaf Hamra. Na twee weken vlucht de verdachte met dit gezin naar Taftanaz wegens conflicten tussen verschillende groeperingen in Kaf Hamra.
Na twee weken met het gezin in Taftanaz te hebben verbleven trouwt de verdachte eind januari 2014 met [naam persoon 1] . Hij is dan in het bezit van een kalasjnikov. De verdachte en [naam persoon 1] wonen tot april/mei 2014 in Taftanaz. In mei 2014 reizen zij naar Al-Bab dat zich in IS-gebied bevindt. In Al Bab wordt de verdachte ondergebracht in een vrouwenhuis van IS. Na een paar dagen in het vrouwenhuis te hebben verbleven vertrekt de verdachte samen met [naam persoon 1] naar Raqqa.
Eind juni 2014 wordt daar het Kalifaat uitgeroepen.
In februari 2015 overlijdt [naam persoon 1] . Verdachtes huis wordt een vrouwenhuis op last van IS.
De verdachte maakt onder haar [naam 1] gebruik van een twitteraccount en onder haar [naam 2] heeft zij een Facebookaccount. In 2015 post ze hierop jihadistisch getinte en IS-gerelateerde propaganda, waarin zij onder meer het leven in het strijdgebied verheerlijkt, haar neef herdenkt, viert dat het kalifaat 1 jaar bestaat en zich positief uitlaat over gesneuvelde strijders.
Op 12 augustus 2015 bevalt de verdachte van haar zoon [naam zoon verdachte] .
In september 2015 trouwt de verdachte door tussenkomst van het huwelijksbureau van IS
haar tweede man [naam persoon 2] . [naam persoon 2] is in België op 11 februari 2015 bij verstek veroordeeld voor terroristische misdrijven.
In november 2016 overlijdt [naam persoon 2] .
[naam persoon 1] en [naam persoon 2] staan op een lijst voor gevangenen en martelaren van IS vermeld als “martelaar” en de verdachte staat daarbij vermeld als hun weduwe. Uit documenten van IS blijkt dat families van gedode strijders financieel ondersteund worden door IS.
In februari 2017 bevalt de verdachte van haar dochter [naam dochter verdachte] , die vijf dagen later overlijdt.
In maart 2017 trouwt de verdachte wederom door tussenkomst van het huwelijksbureau van IS met haar derde man [naam persoon 3] .
Vanaf medio 2017 verslechtert de situatie voor IS in Raqqa, door vorderingen van het Koerdische leger in de herovering van de stad. Eind juli 2018 scheidt de verdachte van [naam persoon 3] en komt samen met haar zoon in een vrouwenhuis van IS in Shafa te wonen.
Vanaf deze periode wordt de situatie steeds slechter door oorlog en onveiligheid.
De verdachte neemt in de periode van 8 oktober 2018 tot en met 22 januari 2019 als beheerder deel aan de door haar opgezette chatgroep “ [naam app-groep] ” (de markt van het Kalifaat), waarin behalve gewone goederen zoals kleding en beautyproducten ook onder andere vuurwapens en handgranaten worden aangeboden.
In deze periode komen steeds meer plaatsen in handen van de vijanden van IS, waardoor de verdachte genoodzaakt is te verhuizen. Zij verblijft onder andere een tijd in Baghouz, het laatst overgebleven bolwerk van IS. Baghouz wordt op 23 maart 2019 heroverd op IS.
De verdachte is even daarvoor gevlucht en komt in maart 2019 aan in een Koerdisch IS-kamp voor vrouwen in al-Hol.
De verdachte ontvlucht na vier maanden het kamp en reist met hulp van een smokkelaar naar Idlib waarna zij in oktober 2019 de grens met Turkije over weet te komen. Met behulp van een smokkelaar reist zij vervolgens naar Ankara waar zij zich op 30 oktober 2019 meldt bij de Nederlandse ambassade.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte, in de periode vanaf haar aankomst in Syrië tot haar melding bij de Nederlandse ambassade in Ankara, lid is geweest van en (daarmee) deelnemer aan de terroristische organisatie IS. Van louter burgerschap in het kalifaat van IS, zoals door de raadsvrouw bepleit, is gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden geen sprake.
In het bijzonder is van belang dat de verdachte naar Syrië is vertrokken in de wetenschap dat daar oorlog was, dat daar door de “broeders” werd gestreden en dat het de plicht van de vrouwen was aan hun zijde te staan. Zij is gegaan om te huwen, met een man die op dat moment waarschijnlijk deel uitmaakte van een aan Al Qaida gelieerde organisatie.
In maart 2014 is de verdachte met deze man naar IS gebied vertrokken. Zij is daarna nog een keer met een IS strijder getrouwd. Het kan niet anders of de verdachte heeft geweten dat de mannen strijders waren bij IS, ook al kan niet worden vastgesteld dat zij op dat moment actief waren.
De verdachte heeft ruim vijf jaar in IS-gebied verbleven. Toen het laatste IS-bolwerk instortte, is zij vrij snel daarna gevlucht. Het is onaannemelijk dat de verdachte in de tussenliggende periode niet heeft kunnen vluchten. Zij is, anders gezegd, uit vrije wil gebleven.
Uit bovenstaande feitelijkheden kan worden afgeleid dat de verdachte Nederland is uitgereisd met het doel in het strijdgebied in Syrië te gaan wonen bij iemand die deel zou nemen aan de gewapende strijd. De verdachte heeft propaganda gemaakt voor (het leven bij) IS en daarmee anderen aangemoedigd naar het Kalifaat te komen. Tot slot is zij faciliterend geweest naar anderen door een whatsappgroep te beheren waarin onder meer granaten werden aangeboden.
Door deze handelingen heeft verdachte zichzelf en anderen gelegenheid en inlichtingen verschaft tot het plegen van terroristische misdrijven, heeft zij een ander getracht te bewegen om de in de tenlastelegging onder feit 2 beschreven terroristische misdrijven (door deelname aan IS) te plegen, doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid te verschaffen.