ECLI:NL:RBROT:2021:296

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
C/10/600949 / HA ZA 20-712
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. J. van den Bos
  • mr. C. Bouwman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidenten in een civiele procedure over inzage en afschrift van administratie tussen vennoten van een vennootschap

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 januari 2021, zijn de incidentele vorderingen in conventie en reconventie inhoudelijk gelijk, maar verschillen de grondslagen. De vordering in conventie is gebaseerd op artikel 843a Rv en artikel 3:15j sub b en c BW, terwijl de vordering in reconventie is gebaseerd op artikel 223 Rv. Artikel 223 Rv betreft een voorlopige voorziening in een bodemprocedure, maar de rechtbank oordeelt dat een bevel tot inzage of afschrift een definitief karakter heeft en daarom niet kan slagen. De rechtbank wijst erop dat de informatie-uitwisseling na inzage of afschrift niet ongedaan kan worden gemaakt.

De rechtbank behandelt de vorderingen van de eisers en gedaagde, waarbij de eisers inzage en afschrift van de volledige administratie van hun vennootschap vorderen. De rechtbank oordeelt dat de gevorderde inzage in en afschriften van notulen en gespreksverslagen niet toewijsbaar zijn, omdat niet is aangetoond dat deze bescheiden bestaan. Ook de vordering tot inzage in de financiële administratie wordt afgewezen, omdat onduidelijk is of deze bescheiden onder de eisers berusten.

De rechtbank concludeert dat de vorderingen in zowel conventie als reconventie niet toewijsbaar zijn en wijst deze af. De gedaagde wordt veroordeeld in de kosten van de incidenten, die aan de zijde van de eisers zijn begroot op € 543,00. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/600949 / HA ZA 20-712
Vonnis in incidenten van 27 januari 2021
in de zaak van

1..[naam eiser 1] ,

wonende te [woonplaats eiser 1] ,
2.
[naam eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2] ,
3.
[naam eiser 3],
wonende te [woonplaats eiser 3] ,
4.
[naam eiser 4],
wonende te [woonplaats eiser 4] ,
eisers in conventie in de hoofdzaak,
verweerders in reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in de incidenten,
advocaat mr. R.P. van Boven te Assen,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in de incidenten,
advocaat mr. M. Hoogenboom te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en [naam gedaagde] genoemd worden. De personen die tot [eisers] behoren zullen hierna afzonderlijk [naam eiser 1] , [naam eiser 2] , [naam eiser 3] en [naam eiser 4] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 juli 2020 met producties,
  • de incidentele conclusie van eis ex 843a Rv tevens conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in reconventie, tevens incidentele vordering ex 223 Rv met producties,
  • de conclusie van antwoord in het incident met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn vennoot van [naam bedrijf 1] (verder: [naam bedrijf 1] ).
2.2.
[naam bedrijf 1] heeft een restaurant gedreven op het adres [adres] . Op 22 maart 1995 zijn partijen de rechthebbende geworden van het appartementsrecht met betrekking tot dat appartement (verder: de onroerende zaak).
2.3.
De loonadministratie, de BTW-aangiften en het opstellen van de jaarrekeningen van [naam bedrijf 1] is steeds verzorgd door [naam bedrijf 2]
2.4.
[naam bedrijf 2] is de voormalige eenmanszaak van [naam eiser 3] . Per 1 januari 2004 is zijn zoon, [naam 1] , eigenaar van deze eenmanszaak geworden en met ingang van 1 juni 2018 wordt deze onderneming voortgezet door [naam bedrijf 3]
2.5.
Op 4 juni 2019 hebben partijen de onroerende zaak verkocht. De notariële overdracht vond plaats op 3 september 2019. De verkoopopbrengst is gestort op de bankrekening van [naam bedrijf 1] en is zodanig geblokkeerd dat daarvan zonder toestemming van alle vennoten geen betalingen kunnen plaatsvinden.
2.6.
[naam bedrijf 1] verkeert thans in liquidatie.
2.7.
Bij aan [naam bedrijf 1] gerichte declaraties van 4 januari 2020 en 3 april 2020 heeft [naam bedrijf 2] respectievelijk € 5.866,38 en € 2.146,54 in rekening gebracht. Deze declaraties zijn nog niet voldaan. [naam bedrijf 2] heeft aan [eisers] opgegeven dat verwerkte administratieve gegevens digitaal beschikbaar zijn en zullen worden toegezonden na voldoening van de openstaande declaraties.

3..Het geschil in de hoofdzaak

in conventie

3.1.
[eisers] vordert – samengevat – :
1. [naam gedaagde] te veroordelen om binnen twee werkdagen na betekening van het te
wijzen vonnis zijn medewerking te verlenen zodat de navolgende betalingen ten laste van de bankrekening van [naam bedrijf 1] kunnen plaatsvinden:
 € 465,79 € 465,79 te vermeerderen met 5,5% rente vanaf 1 april 2020 tot aan de dag der
algehele voldoening naar DJRA B.V.;
 € 38.123,21 € 38.123,21 te vermeerderen met 5,5% rente vanaf 1 april 2020 tot aan de dag
der algehele voldoening naar [naam 2] ;
 € 8.012,92 € 8.012,92 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 1 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening naar [naam bedrijf 2] ;
 € 8.012,92 de individuele vennoten: ieder 1 /5e deel van het resterend banksaldo;
2. [naam gedaagde] te veroordelen om aan [eisers] een dwangsom te betalen indien hij niet tijdig aan deze hoofdveroordeling voldoet;
3. [naam gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting - ten titel van
buitengerechtelijke kosten - aan [eisers] te betalen het bedrag ad € 2.374,85;
4. [naam gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding, alsmede de nakosten.
3.2.
[naam gedaagde] voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen.
in reconventie
3.3.
[naam eiser 5] vordert – samengevat – :
te bevelen dat [verweerders] binnen 14 dagen na een in deze procedure te wijzen incidenteel vonnis [naam eiser 5] inzage dienen te hebben verleend in en afschriften dienen te hebben verstrekt van de volledige administratie van [naam bedrijf 1] , waaronder in ieder geval, doch niet uitsluitend, zijn begrepen, de financiële administratie vanaf 2012 tot heden inclusief controlebestanden van de hoofdadministratie en subadministraties inclusief alle voorafgaande journaalposten in een dataformaat dat leesbaar is in Microsoft Excel, alle grootboekrekeningen en voorafgaande journaalposten op papier afgedrukt over de jaren vanaf 2012 tot heden, de BTW-administratie vanaf 2012 tot heden, de notulen en gespreksverslagen tussen de firmanten vanaf 1 januari 2016 tot op heden, waaruit afspraken tussen partijen zouden blijken, zoals door [verweerders] gesteld, en alle schriftelijke contracten met derden, althans de toewijzende overeenkomstige vordering ex artikel 223 Rv te bekrachtigen;
[verweerders] te veroordelen tot het betalen van een dwangsom indien en voor zover niet volledig aan het gevorderde onder sub 1 wordt voldaan;
voor recht te verklaren dat [naam eiser 5] per 5 mei 2020 € 58.926,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, van [naam bedrijf 1] te vorderen heeft;
[verweerders] hoofdelijk te veroordelen, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van een bedrag van € 20.690,01 aan buitengerechtelijke kosten aan [naam eiser 5] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2020;
[naam bedrijf 1] wegens gewichtige redenen te ontbinden en [verweerders] (bij wijze van voorwaarde, althans in het kader van de vereffening) hoofdelijk te veroordelen, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, tot het betalen van het onder sub 3 gevorderde/te bepalen bedrag aan [naam eiser 5] , zulks te vermeerderen met de wettelijke rente indien en voor zover het bedrag niet uiterlijk binnen 14 dagen van een in deze procedure te wijzen vonnis is betaald;
[verweerders] te veroordelen tot het betalen van de kosten van deze procedure, met bepaling dat indien en voor zover deze kosten niet uiterlijk binnen 14 dagen na het wijzen van het vonnis zijn voldaan, [verweerders] de wettelijke rente daarover aan [naam eiser 5] verschuldigd zijn;
[verweerders] te veroordelen aan [naam eiser 5] te betalen de kosten vallende na het vonnis, zulks conform de geldende forfaitaire en gebruikelijke tarieven met en zonder betekening van het vonnis.

4..Het geschil in de incidenten

in conventie en reconventie

4.1.
[naam gedaagde] vordert zowel in conventie al in reconventie – samengevat –:
1. te bevelen dat [eisers] binnen 14 dagen na een in deze procedure te wijzen incidenteel vonnis [naam gedaagde] inzage dienen te hebben verleend in en afschriften dienen te hebben verstrekt van de navolgende bescheiden:
de financiële administratie vanaf 2012 tot heden inclusief controlebestanden van de hoofdadministratie en subadministraties inclusief alle voorafgaande journaalposten in een dataformaat dat leesbaar is in Microsoft Excel;
alle grootboekrekeningen en voorafgaande journaalposten op papier afgedrukt over de jaren vanaf 2012 tot heden;
de BTW-administratie vanaf 2012 tot heden;
e notulen en gespreksverslagen tussen de firmanten vanaf 1 januari 2016 tot op heden, waaruit afspraken tussen partijen zouden blijken, zoals door [eisers] gesteld;
2. [eisers] te veroordelen tot het betalen van een dwangsom indien en voor zover niet volledig aan het gevorderde sub 1 wordt voldaan;
3. [eisers] te veroordelen tot het betalen van de kosten van deze procedure, met bepaling dat indien en voor zover deze kosten niet uiterlijk binnen 14 dagen na het wijzen van het vonnis zijn voldaan, [eisers] de wettelijke rente daarover aan [naam gedaagde] verschuldigd zijn;
4. [eisers] te veroordelen aan [naam gedaagde] te betalen de kosten vallende na het vonnis, zulks conform de geldende forfaitaire en gebruikelijke tarieven met en zonder betekening van het vonnis.
4.2.
[eisers] voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in de incidenten

in conventie en reconventie

5.1.
De incidentele vorderingen in conventie en reconventie zijn inhoudelijk gelijk, maar de grondslagen daarvoor verschillen. De vordering in conventie wordt op artikel 843a Rv en artikel 3:15j sub b en c BW gebaseerd en de vordering in reconventie op artikel 223 Rv.
5.2.
Artikel 223 Rv betreft de vordering van een voorlopige voorziening in een bodemprocedure. De daarop gebaseerde vordering kan niet slagen, omdat een bevel tot inzage of afschrift naar haar aard een definitief karakter heeft. De informatie-uitwisseling na inzage of afschrift kan immers niet ongedaan worden gemaakt. De voorziening kan dan ook naar haar aard niet gelden voor alleen de duur van het geding.
5.3.
Een vordering tot afschrift van of inzage in bescheiden is slechts toewijsbaar indien aan de vier in het eerste lid van artikel 843a Rv genoemde voorwaarden is voldaan. Eén van die voorwaarden is dat dat de partij tegen wie de vordering is gericht de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van het navolgende deze voorwaarde aan toewijzing van de vordering in de weg.
5.4.
Niet gesteld is dat van notulen en/of gespreksverslagen van besprekingen tussen de vennoten werden gemaakt. Nu [eisers] dat ook betwisten, is niet komen vast te staan dat zij over dergelijke notulen en/of gespreksverslagen beschikken en artikel 843a Rv biedt niet de mogelijkheid voor het opvragen van bescheiden waarvan slechts het bestaan wordt vermoed. De gevorderde inzage in, en afschriften van notulen en gespreksverslagen strandt daarop, waarbij de rechtbank nog aantekent dat de vordering ook niet concreet omschrijft van welke concrete gesprekken of bijeenkomsten notulen of verslagen zouden zijn gemaakt.
5.5.
De overige bescheiden waar [naam gedaagde] onder sub a, b en c van zijn vordering inzage in en afschriften van vordert betreffen – samengevat – de financiële administratie van [naam bedrijf 1] vanaf 2012. Onduidelijk is of en in hoeverre dat de digitale bestanden betreft die onder [naam bedrijf 2] berusten. De door [naam gedaagde] gevorderde afgifte in een dataformaat dat leesbaar is in Microsoft Excel en gevorderde afgifte afgedrukt op papier kan er immers op duiden dat het om gegevens uit die digitale bestanden gaat, maar dat is niet zonder meer gegeven. Indien en voor zover de vordering die digitale bestanden betreft dient deze te worden afgewezen omdat deze niet onder [eisers] berusten en momenteel ook niet ter beschikking van [eisers] staan. Immers, [naam bedrijf 2] weigert die digitale bestanden af te geven zolang haar openstaande declaraties niet zijn voldaan, terwijl [naam gedaagde] bezwaar maakt tegen betaling van die declaraties ten laste van [naam bedrijf 1] en over dat bezwaar eerst in de hoofdzaak zal worden beslist.
5.6.
Indien en voor zover de in sub a, b en c van de vordering bedoelde bescheiden niet de digitale bestanden betreft die onder [naam bedrijf 2] berusten, geldt het navolgende.
5.7.
Er wordt van de vier vennoten die tezamen [eisers] vormen inzage in en afschriften van bescheiden gevorderd, maar onduidelijk is wie van hen wat onder zich zou hebben, terwijl (a) het gaat om stukken die in het algemeen niet integraal bij alle vennoten afzonderlijk aanwezig zijn en (b) ook niet is gesteld of gebleken dat allen alles onder zich hebben. Reeds daarom is de vordering niet toewijsbaar.
5.8.
Het beroep van [naam gedaagde] op artikel 3:15j BW leidt niet tot een ander oordeel. Ook voor het slagen van een vordering op grond van dat dat artikel is immers vereist dat de bescheiden waarop de vordering ziet ter beschikking staan van of berusten onder de partij tegen wie de vordering zich richt.
5.9.
Het vorenstaande leidt tot afwijzing van zowel de vordering in conventie als de vordering in reconventie.
5.10.
[naam gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de incidenten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden – in aanmerking nemend dat beide incidenten materieel om hetzelfde gaan en tegelijk zijn afgedaan – begroot op nihil aan verschotten en € 543,00 (1 punt × tarief € 543,00) aan salaris van de advocaat.

6..De beslissing

De rechtbank
in de incidenten
in conventie en reconventie
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [naam gedaagde] in de kosten van de incidenten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 543,00;
6.3.
verklaart onderdeel 6.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
in conventie en reconventie
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 februari 2021voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos. Het is ondertekend door mr. C. Bouwman, rolrechter, en door deze in het openbaar uitgesproken 27 januari 2021.
2515/1407