ECLI:NL:RBROT:2021:2958

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
8917547 CV EXPL 20-44982
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgverzekeringszaak tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en gedaagde over betalingsverplichtingen

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2021, heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. (hierna: VGZ) een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in persoon procedeert. De zaak betreft een zorgverzekeringskwestie waarbij de gedaagde een zorgverzekering had afgesloten bij VGZ. De gedaagde was verplicht om premie, eigen risico, eigen bijdrage en eventueel niet voor vergoeding in aanmerking komende zorgkosten te betalen. VGZ vorderde een bedrag van € 500,- van de gedaagde, te vermeerderen met wettelijke rente, wegens achterstallige betalingen die voortvloeien uit zorgkosten die in 2018 en 2019 zijn gemaakt.

De procedure begon met een dagvaarding op 3 december 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De gedaagde betwistte de verschuldigdheid van de proceskosten en stelde dat hij niet op de hoogte was van de kosten die hij zelf moest betalen. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde erkende dat de kosten waren gemaakt, maar dat hij niet wist dat hij deze zelf moest betalen. De kantonrechter heeft de vordering van VGZ toegewezen tot een bedrag van € 500,-, met wettelijke rente, en heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de proceskosten, ondanks zijn betwisting dat hij rauwelijks was gedagvaard. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde op de hoogte had kunnen zijn van de extra zorgkosten, gezien de communicatie van VGZ. Het vonnis is uitgesproken door mr. M. Fiege en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met afwijzing van het meer of anders gevorderde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8917547 CV EXPL 20-44982
uitspraak: 9 april 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die in persoon procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘VGZ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 3 december 2020, met producties;
de conclusie van antwoord, bestaande uit de aantekeningen van de griffier ter rolzitting;
de conclusie van repliek, met producties;
de conclusie van dupliek.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[gedaagde] heeft bij VGZ een zorgverzekering afgesloten zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet. Op grond van deze overeenkomst is [gedaagde] premie, eigen risico, eigen bijdrage en eventueel niet voor vergoeding in aanmerking komende maar wel voorgeschoten zorgkosten verschuldigd.

3..Het geschil

3.1
VGZ vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan VGZ van een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over de openstaande hoofdsom vanaf 3 december 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de btw.
3.2
VGZ legt nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst ten grondslag. [gedaagde] is gehouden om premie en eventueel voorgeschoten maar niet voor vergoeding in aanmerking komende zorgkosten te betalen. [gedaagde] heeft niet aan deze verplichting voldaan voor het eigen risico dat verschuldigd is geworden voor kosten voor farmacie, hulpmiddelen en ziekenhuishulp in 2018 en 2019. De achterstand bedraagt inclusief rente en kosten € 902,56. Om haar moverende redenen beperkt VGZ haar vordering vooralsnog tot een bedrag van € 500,-.
3.3
[gedaagde] betwist de verschuldigdheid van de proceskosten. Hierop wordt voor zover van belang in deze procedure in het navolgende ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
Partijen zijn het erover eens dat de door VGZ gevorderde zorgkosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij niet wist dat hij deze kosten zelf moet betalen en dat hij hierover nooit brieven van VGZ heeft ontvangen. [gedaagde] erkent echter dat de kosten wel zijn gemaakt, zodat hij de hoofdsom van € 739,- is verschuldigd. Aangezien VGZ haar vordering in deze procedure beperkt tot € 500,- wordt de vordering toegewezen tot € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2
[gedaagde] betwist dat hij de proceskosten is verschuldigd, omdat hij rauwelijks is gedagvaard. [gedaagde] stelt nooit eerder een acceptgiro of brief te hebben ontvangen over de kosten. [gedaagde] heeft echter niet de door VGZ als productie 11b bij repliek overgelegde e-mail weersproken, verzonden aan een aan hem toebehorend e-mailadres. [gedaagde] had dan ook in ieder geval al vanaf 1 december 2018 bekend kunnen zijn met extra zorgkosten die niet worden gedekt door zijn verzekeringspolis. [gedaagde] zal daarom als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan VGZ te betalen een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 3 december 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van VGZ vastgesteld op € 124,- aan griffierecht, € 105,09 aan dagvaardingskosten en € 150,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645