In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen WiseConn B.V. en A & R Textile Group B.V. WiseConn, eiseres in conventie, vorderde betaling van twee facturen van in totaal € 3.459,05, terwijl A&R in reconventie de ontbinding van een overeenkomst en betaling van een bedrag van € 33.693,97 vorderde. De procedure begon met een dagvaarding op 9 juli 2020 en omvatte verschillende conclusies en producties van beide partijen. De kern van het geschil draaide om de vraag of er sprake was van een contractsovername van TranCon naar WiseConn, en of A&R verplicht was om de facturen te betalen.
De kantonrechter oordeelde dat er geen contractsovername had plaatsgevonden, omdat de benodigde akte ontbrak. Dit betekende dat A&R WiseConn niet kon aanspreken op de uitvoering van de overeenkomst met TranCon. De rechter concludeerde dat er wel een licentie/service-overeenkomst tussen WiseConn en A&R tot stand was gekomen, aangezien A&R gebruik had gemaakt van de diensten van WiseConn en facturen had betaald. A&R werd veroordeeld tot betaling van de factuur van € 2.702,80, maar de vordering van WiseConn voor de factuur van € 756,25 werd afgewezen, omdat WiseConn niet voldoende had onderbouwd waarom deze kosten buiten de jaarlijkse vergoeding vielen.
Daarnaast werd de vordering van WiseConn voor buitengerechtelijke incassokosten afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. A&R werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat A&R aan de veroordelingen moest voldoen, ook als er hoger beroep werd ingesteld.