ECLI:NL:RBROT:2021:2955

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
C/10/583651 / HA ZA 19-931
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in civiele aansprakelijkheidszaak rondom niertransplantatie bij minderjarige

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een civiele aansprakelijkheidskwestie naar aanleiding van een niertransplantatie die op 2 januari 2013 heeft plaatsgevonden bij een minderjarige. De ouders van het kind, dat inmiddels is overleden, hebben de Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (EMC) aangeklaagd. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 30 september 2020 aangegeven behoefte te hebben aan deskundigenadvies over de vraag of de behandelend artsen hebben gehandeld conform de professionele standaard bij de uitvoering van de niertransplantatie. De ouders hebben gesteld dat de niertransplantatie niet in overeenstemming was met de geldende medische richtlijnen, gezien de gezondheidstoestand van hun kind op dat moment.

De rechtbank heeft vervolgens partijen in de gelegenheid gesteld om een deskundige voor te stellen. De ouders hebben gezamenlijk de kinderarts-nefroloog van het Amsterdam UMC voorgesteld, die zich bereid heeft verklaard om als deskundige op te treden. De rechtbank heeft deze deskundige benoemd en heeft vragen geformuleerd die beantwoord moeten worden in het deskundigenbericht. De vragen richten zich onder andere op de gezondheidssituatie van het kind voor de transplantatie en de vraag of de artsen hebben gehandeld conform de medische standaard.

De rechtbank heeft ook de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld en bepaald dat de ouders het voorschot voor deze kosten moeten betalen. De deskundige is opgedragen om binnen drie maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport in te dienen. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat er consequenties kunnen zijn als hieraan niet wordt voldaan. De zaak is op de parkeerrol geplaatst voor verdere behandeling na het deskundigenbericht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/583651 / HA ZA 19-931
Vonnis van 31 maart 2021
in de zaak van

1..[naam eiser 1]

en
2.
[naam eiser 2],
voor zichzelf en in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van hun overleden minderjarig kind
[naam minderjarige],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. H. Solstad te Capelle aan den IJssel,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
ERASMUS UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. P.J. klein Gunnewiek te Utrecht.
Eisers zullen hierna gezamenlijk de ouders worden genoemd en gedaagde zal EMC worden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 september 2020, en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akte van de ouders en die van EMC van 25 november 2020;
  • de antwoordakte van de ouders en die van EMC van 23 december 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 30 september 2020 heeft de rechtbank overwogen behoefte te hebben aan voorlichting door (een) deskundige(n) ten aanzien van (kort gezegd) het verwijt van de ouders dat EMC, in strijd met de destijds geldende professionele standaard en gegeven de (fysieke) gesteldheid van [naam minderjarige], op 2 januari 2013 een niertransplantatie bij [naam minderjarige] heeft uitgevoerd met de beschikbare donornier van een volwassene. Verder heeft de rechtbank overwogen dat het, voor het geval komt vast te staan dat EMC een toerekenbaar verwijt treft ten aanzien van de uitgevoerde niertransplantatie, vervolgens van belang is om – met behulp van voorlichting door (een) deskundige(n) – vast te stellen of [naam minderjarige] hierdoor is overleden. In aansluiting op deze overwegingen heeft de rechtbank aangegeven aanleiding te zien om in ieder geval een kindernefroloog te benoemen teneinde de rechtbank voor te lichten. Vervolgens is de zaak naar de rol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen zich bij (antwoord)akte uit te laten over de persoon van de te benoemen kindernefroloog en over de vraag of benoeming van (nog) een deskundige met een ander specialisme wenselijk is. Partijen zijn eveneens in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de aan de deskundige(n) te stellen vragen.
2.2.
Naar aanleiding van wat partijen in hun (antwoord)akten hebben aangevoerd, overweegt de rechtbank als volgt.
2.3.
Partijen hebben gezamenlijk verzocht om [naam], kinderarts-nefroloog, werkzaam in het Amsterdam UMC (hierna: [naam]), als deskundige te benoemen. [naam] heeft zich bereid en in staat verklaard als deskundige in deze procedure op te treden en desgevraagd te kennen gegeven geen binding met partijen te hebben. De rechtbank zal [naam] derhalve tot deskundige benoemen.
2.4.
De rechtbank heeft onder 4.26 van het tussenvonnis van 30 september 2020 een voorstel voor de aan de deskundige voor te leggen vragen geformuleerd. Partijen hebben gezamenlijk voorgesteld vraag 1 te wijzigen. Nu het een gezamenlijk voorstel van partijen betreft, waarin de rechtbank zich kan vinden, zal vraag 1 op de door partijen voorgestelde wijze aan de deskundige worden voorgelegd.
2.5.
Over vraag 3 bestaat geen overeenstemming tussen partijen. De ouders stellen zich op het standpunt dat vraag 3 door de deskundige moet worden beantwoord ongeacht het antwoord op vraag 2.
EMC heeft aangevoerd dat vraag 3 enkel gesteld zou moeten worden als in antwoord op vraag 2 door de deskundige is geoordeeld dat niet gehandeld is conform de medisch professionele standaard. In dat geval is in haar visie de vraag pas aan de orde of het onzorgvuldig handelen wel of niet het overlijden van [naam minderjarige] als gevolg heeft gehad.
In afwijking van haar eerdere voorstel zal de rechtbank voor dit moment vraag 3 formuleren op de manier zoals door EMC is voorgesteld, nu dit beter aansluit bij de tussen partijen bestaande discussie en de ouders niet nader hebben toegelicht waarom vraag 3 volgens hen ook relevant is als de deskundige vraag 2 bevestigend beantwoordt.
2.6.
Met de door de rechtbank geformuleerde vragen 2, 4 en 5 hebben partijen ingestemd. Deze vragen zullen dan ook ongewijzigd aan de deskundige worden voorgelegd. De ‘nota bene’ bij vraag 5 zal worden aangepast op de door partijen voorgestelde wijze.
2.7.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de door [naam] opgestelde begroting van zijn kosten en hebben te kennen gegeven hiertegen geen bezwaar te hebben. Het voorschot op loon en kosten van het onderzoek zal derhalve conform de opgave van [naam] worden begroot op € 3.146,00 (inclusief btw), uitgaande van een uurtarief van € 314,60 en een geschat aantal te besteden uren van 10.
2.8.
Zoals de rechtbank in het tussenvonnis van 30 september 2020 onder 4.27 heeft overwogen, zal het voorschot door de ouders moeten worden betaald.
2.9.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.10.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken. Een kopie van de bij het medisch dossier behorende cd-rom die EMC aan de deskundige wenst toe te sturen, dient EMC derhalve ook aan de ouders toe te sturen. EMC wordt verzocht de rechtbank eveneens een kopie van de cd-rom toe te sturen zodat partijen en de rechtbank over hetzelfde procesdossier beschikken.
2.11.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3..De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een schriftelijk deskundigenbericht ter beantwoording van de volgende vragen:
Vraag 1: Wilt u op basis van alle aan u beschikbare gegevens een zo volledig mogelijke beschrijving geven van de gezondheidssituatie van [naam minderjarige] vanaf haar geboorte tot het moment vlak voor de niertransplantatie?
Vraag 2: Hebben de behandelend artsen van [naam minderjarige], gegeven haar gezondheidssituatie, haar leeftijd en haar gewicht op het moment van de niertransplantatie, gehandeld conform de destijds geldende medische professionele standaard [1] door op 2 januari 2013 een niertransplantatie bij [naam minderjarige] uit te voeren met de beschikbaar gekomen donornier van een volwassene?
NB1. Het doel van deze vraag is om een zo goed mogelijk inzicht te krijgen in de opvattingen binnen uw vakgebied. Het eindoordeel, de vraag of de zorg van een goed hulpverlener (in de zin van artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek) in acht is genomen, is een juridisch oordeel dat is voorbehouden aan de rechter. U wordt gevraagd om voor dit eindoordeel de bouwstenen te geven die op uw vakgebied zijn gelegen. Hiervoor is noodzakelijk dat u uw oordeel zo inzichtelijk mogelijk motiveert. U wordt verzocht de overwegingen en omstandigheden die u in uw oordeel hebt betrokken en het gewicht dat u daaraan heeft toegekend, zo volledig mogelijk weer te geven. De redeneringen die aan uw oordeel ten grondslag liggen, moeten voor medische leken zo goed mogelijk zijn te volgen. Voor zover u in uw antwoord termen betrekt die een waardeoordeel inhouden (zoals ‘(on)redelijk’, ‘(on)zorgvuldig’ of ‘(niet) verwijtbaar’), is het zaak steeds goed toe te lichten op welke overwegingen die oordelen zijn gebaseerd.
NB2. U wordt verzocht om bij de beantwoording van deze vraag in ieder geval ook in te gaan op de bestaande medische wetenschappelijke opvattingen in 2012/2013, de ervaringen in Nederland, en voor zover bij u bekend in EMC, met transplantaties van volwassen nieren bij kinderen van de leeftijd van [naam minderjarige] en alle overige omstandigheden die u van belang acht.
Vraag 3: Deze vraag alleen beantwoorden als u in antwoord op vraag 2 hebt geoordeeld dat de behandelend artsen niet hebben gehandeld conform de destijds geldende medische professionele standaard: kunt u op basis van de aan u beschikbare gegevens vaststellen of het overlijden van [naam minderjarige] (op enigerlei wijze) het gevolg is van het feit dat bij [naam minderjarige] een volwassen nier is getransplanteerd op 2 januari 2013, en zo ja hoe groot u de kans acht (bijvoorbeeld in de vorm van een percentage) dat [naam minderjarige] is overleden als gevolg van deze transplantatie met een volwassen nier?
NB3. Kunt u bij de beantwoording van vraag 3 ook ingaan op de vraag of het overlijden van [naam minderjarige] ook zonder niertransplantatie of na een niertransplantatie met een kindernier had kunnen plaatsvinden in de maanden volgend na 2 januari 2013 gelet op de reeds vóór de niertransplantatie bij [naam minderjarige] bestaande gezondheidsklachten.
NB4. Deze vraag heeft tot doel inzicht te verschaffen in de vraag of een causaal verband aanwezig is tussen de gestelde medische fout en het overlijden van [naam minderjarige]. De vaststelling van het causaal verband vindt in het civiele aansprakelijkheidsrecht plaats aan de hand van een vergelijking tussen de feitelijke toestand, waarbij [naam minderjarige] is overleden, en de hypothetische situatie waarin zij zich zou hebben bevonden als de fout niet had plaatsgevonden.
Meestal zal het niet mogelijk zijn om deze vraag met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft, wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt zeggen.
Vraag 4: Zijn er nog andere feiten en/of omstandigheden waarover tussen partijen discussie bestaat, die van belang zijn voor uw eindoordeel, en zo ja, welke zijn dat?
Vraag 5: Welke omstandigheden zijn naar uw oordeel verder van belang ten behoeve van de door de rechtbank te nemen beslissing?
NB 5. Het staat u in beginsel vrij om desgewenst aan collega’s met een ander specialisme (deel)vragen voor te leggen ter beantwoording van bovenstaande vragen, voor zover u een (deel)vraag niet zelf kunt of wilt beantwoorden. Wilt u dan tevoren aan partijen laten weten welk bepaald deel of welke vraag u niet zelf doet/beantwoordt. Wilt u dan ook aan partijen laten weten welke collega (naam, titel, specialisme) u wilt betrekken in uw onderzoek en partijen vragen of zij daartegen bezwaar hebben. Tevens wordt u erop gewezen dat inschakeling van derden tot kosten kan leiden. Het is raadzaam deze kosten, indien mogelijk, te betrekken in uw opgave van het voorschot. Voor zover dit niet mogelijk is, wordt u verzocht opgave van deze kosten te doen en te verzoeken om een aanvullend voorschot op het moment dat u partijen bericht dat u een collega inschakelt.
3.2.
benoemt tot deskundige:
[naam],
Hoofd afdeling kindernefrologie Amsterdam UMC
adres: [adres],
telefoon: [telefoonnummer],
e-mailadres: [e-mailadres],
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 3.146,00 (inclusief btw),
3.4.
bepaalt dat de ouders het voorschot dienen over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat de ouders hun procesdossier in afschrift aan de deskundige dienen te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat EMC (een kopie van) de bij het medisch dossier behorende cd-rom aan de deskundige, de ouders en de rechtbank zal toesturen,
3.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.9.
wijst de deskundige erop dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.12.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.13.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het conceptrapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren,
overige bepalingen
3.14.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
6 oktober 2021,
3.15.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van de ouders op een termijn van vier weken,
3.16.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker, mr. B. van Velzen en mr. M. Witkamp, in tegenwoordigheid van mr. P. Blijleven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2021.
3078/1582/3194/2054

Voetnoten

1.De professionele standaard wordt gedefinieerd als het geheel van kennis, regels en normen waaraan een medisch beroepsoefenaar is gehouden, blijkend uit (de eisen van) de opleiding, inzichten uit de praktijk, wetenschappelijke literatuur op het vakgebied, protocollen, gedragsregels en vaardigheden.