2.3.Met het oog op het bestuur en het beheer van het onroerend goed, hebben [naam eiser 1] , [naam gedaagde 1] , [naam 1] , [naam gedaagde 3] en [naam 2] (hierna ook: de vennoten) in september 1991 een maatschapsovereenkomst gesloten. Het makelaarskantoor van [naam 2] , [naam bedrijf] te [vestigingsplaats] werd belast met het beheer van het onroerend goed. De maatschapsovereenkomst vermeldt verder voor zover van belang het volgende:
“
De ondergetekenden:
(…)
nemen in aanmerking:
1. Zij zijn sedert 29 juli 1991 de [gezamenlijke] kopers en na het a.s. [notariële] transport eigenaren van de percelen:
[adressen 1]
[adressen 2]
[adressen 3]
[adres]
allen gelegen te ROTTERDAM
waarin zij elk gerechtigd zullen zijn voor één/vijfde deel.
2. Zij hebben deze percelen aangekocht als belegging van kapitaal.
3. Zij wensen hun wederzijdse rechten en verplichtingen als volgt vast te leggen.
Zijn overeengekomen als volgt:
1. Partijen gaan met ingang van 27 september 1991 met elkaar een maatschap aan tot bestuur - beheer en beschikking - van de in de considerans genoemde onroerende goederen.
2. De maatschap is aangegaan voor onbepaalde tijd, en kan door elk der partijen middels opzegging aan de andere partijen beëindigd worden tegen het einde van een kalenderjaar met inachtneming van een termijn van drie maanden.
3. Elk der partijen brengt in de maatschap in zijn onverdeeld aandeel in de in de considerans omschreven onroerende goederen.
5. Met beheer is belast overeenkomstig de voorwaarden en tarieven van de Nederlandse Vereniging van Makelaars, N.V.M. en op basis van het betrokken modelcontract van die vereniging, het makelaarskantoor in onroerende goederen [naam bedrijf] te [vestigingsplaats] .
6. Indien een der partijen zijn aandeel in de voormelde onroerende goederen geheel of gedeeltelijk wil vervreemden danwel de maatschap zijnerzijds beëindigd wordt, is hij, daaronder medebegrepen zijn erfgenamen verplicht dit aandeel of gedeelte daarvan te koop aan te bieden aan de andere partijen, elk voor één/vierde deel, tegen een prijs, door drie deskundigen – ten verzoeke van de meest gerede partij te benoemen door de voorzitter van de Kamer van Koophandel te ’s-Gravenhage – te bepalen. Indien geen overeenstemming over deze andere prijs kan worden bereikt; indien een van partijen niet wenst te kopen voor de vastgestelde of vast te stellen prijs, geld[t] ten aanzien van dit één/vierde deel vervolgens de gelijke verplichting jegens de eventueel wel [geïnteresseerde] partijen.
7. Alle baten en lasten worden gelijkelijk door partijen genoten en gedragen; kosten ten gevolge van enige opzegging zullen echter geheel ten laste van de opzeggende partij worden gebracht. (…)”