De vordering van Ediola zal worden afgewezen wegens het ontbreken van een voldoende verband tussen de gestelde verrijking en verarming.
Ediola beklaagt zich erover dat Amaggi te weinig lading uit ruim 4 van het schip heeft ontvangen waar Cefetra te veel uit ruim 1 heeft ontvangen. Cefetra heeft ter zitting niet langer betwist dat zij meer lading uit het schip heeft ontvangen dan verwacht. Zij betwist echter dat dit surplus in voldoende (causaal) verband staat met enig manco aan de zijde van Amaggi.
Gesteld noch gebleken is dat (een deel van) de lading in ruim 1 op enig moment tot het vermogen van Amaggi is gaan behoren, zodat het geval dat Cefetra lading heeft ontvangen die reeds aan Amaggi toebehoorde zich niet voordoet.
Evenmin is gesteld of gebleken dat (het bewuste deel van) de lading in ruim 1 - anders dan gebruikelijk is voor (los gestorte) bulkgoederen als de onderhavige - reeds voorafgaand aan de belading zou zijn geïndividualiseerd als bestemd voor Amaggi.
Dat Amaggi anderszins (goederenrechtelijk en/of verbintenisrechtelijk) aanspraak kon maken op afgifte van de lading in ruim 1 aan haarzelf is evenmin gebleken.
Niet in geschil is dat Amaggi jegens Ediola slechts recht had op aflevering van goederen vervoerd onder de door haar als recht- en regelmatig houder gepresenteerde cognossementen, en vast staat ook dat de cognossementen vermeldden in welk ruim de betreffende lading was gestuwd (Amaggi-lading in ruimen 2, 4 en 6, Cefetra-lading in ruimen 1, 3, 5 en 7). Amaggi kon dus jegens Ediola geen recht op aflevering pretenderen onder enig cognossement dat was afgegeven ter zake van de lading in ruim 1, en dit stelt zij ook niet.
Het standpunt van Ediola is echter dat er kennelijk te veel lading in ruim 1 is ingenomen en dat dit surplus in ruim 4 had moeten zijn ingenomen en aan Amaggi had moeten zijn afgeleverd.
Tussen partijen is niet in geschil dat het schip is beladen met sojameelpellets afkomstig van zes verschillende verkopers, op grond van koopovereenkomsten door dezen gesloten met ofwel Amaggi ofwel Cefetra als koper. Van de zes verkopers heeft alleen Cocamar zowel aan Amaggi als aan Cefetra verkocht. Dit betekent dat Amaggi alleen van lading afkomstig van Cocamar zou kunnen veronderstellen dat deze aan Amaggi was verkocht maar (ten dele) aan Cefetra is afgeleverd. Daarvoor ontbreken echter aanwijzingen in de stukken. Onbetwist is dat de door Cocamar aan Cefetra verkochte partij op terminal ‘Cotri CT 1’ in ruim 4 is geladen en dat Ediola hiervoor het cognossement met nummer 26 heeft afgegeven. Als gesteld en niet betwist staat ook vast dat de door Cocamar aan Amaggi verkochte partij op terminal ‘Cotri CT 2’ in ruim 1 is geladen en dat Ediola daarvoor het cognossement met nummer 13 heeft afgegeven. Hoewel Ediola dit niet concreet heeft gesteld, is denkbaar dat door Cocamar een onjuiste beladingsinstructie aan de beide terminals is gegeven, waardoor een surplus voor Cefetra en een manco voor Amaggi is ontstaan. Maar zonder concrete feitelijkheden is dit slechts speculatie.
Ter zitting is namens Ediola nog geopperd dat manco en surplus moeten zijn ontstaan door een vergissing bij het beladen van het schip dan wel een beslissing ten behoeve van het ‘trimmen’, waardoor de lading anders dan voorzien over de ruimen is verdeeld. Welke vergissing of beslissing van wie dit dan betreft, is volgens Ediola niet meer te achterhalen. Ediola heeft er wel op gewezen dat op de SH terminal zowel (een deel van) de lading in ruim 1 is ingenomen als (een deel van) de lading in ruim 4. Ediola heeft desgevraagd verklaard niet te weten of de rapportages van de - naar onbestreden door Cefetra is verklaard - voor Amaggi en Cefetra bij het beladen aanwezige surveyors concrete aanwijzingen bevatten voor een dergelijke vergissing of beslissing. Aldus is ook dit scenario louter speculatie.
Evengoed mogelijk is dat uit (een combinatie van) andere oorzaken een surplus voor Cefetra is ontstaan terwijl tegelijkertijd een manco voor Amaggi is ontstaan.
Bij deze stand van zaken kan de rechtbank niet aannemen dat er een voldoende verband bestaat tussen het bij de lossing uit het schip gebleken surplus ten gunste van Cefetra en het bij die lossing geconstateerde manco ten nadele van Amaggi. Hierop strandt de vordering.