ECLI:NL:RBROT:2021:2846
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen afname en opslaan van DNA van een 16-jarige zonder strafblad
Op 29 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een bezwaarschrift tegen de afname en opslag van DNA van een 16-jarige veroordeelde, die geen strafblad had. De zaak werd behandeld in enkelvoudige raadkamer en betreft het parketnummer 10/681000-20. De rechtbank heeft de procedure schriftelijk afgehandeld, in het kader van de coronamaatregelen, waarbij zowel de veroordeelde als het Openbaar Ministerie geen bezwaar maakten tegen deze afhandeling.
De rechtbank heeft het bezwaar gegrond verklaard op basis van artikel 2, eerste lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-V). De rechter oordeelde dat het DNA-onderzoek in dit geval niet van betekenis zou zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging of berechting van strafbare feiten, aangezien het ging om een eenmalig incident, een zogenaamde jeugdzonde. De veroordeelde had op 16-jarige leeftijd een strafbaar feit gepleegd, maar was verder niet eerder of nadien veroordeeld.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het persoonlijk belang van de veroordeelde zwaarder weegt dan het algemeen belang in deze situatie. Daarom heeft de rechtbank besloten dat het afgenomen celmateriaal in de zaak met parketnummer 10/681000-20 onmiddellijk vernietigd moet worden. Deze beslissing is genomen door rechter V.M. de Winkel, in aanwezigheid van griffier N. Gregoor, en is op 29 maart 2021 uitgesproken.