ECLI:NL:RBROT:2021:2844

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
10/750074-07
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding ex artikel 530 Sv na vrijspraak in PGB fraude zaak

Op 30 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak waarin verzoekster, na vrijspraak in een strafzaak, aanspraak maakt op schadevergoeding op grond van artikel 530 Sv. De verzoekster was eerder vrijgesproken van de strafzaak die tegen haar was aangespannen, en het hoger beroep door de officier van justitie was ingetrokken, waardoor het vonnis onherroepelijk werd. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding behandeld, waarbij de kosten voor rechtsbijstand en andere gemaakte kosten aan de orde kwamen. De officier van justitie heeft aangegeven dat de kosten voor rechtsbijstand voldoende onderbouwd zijn en voor toewijzing vatbaar zijn, maar dat de kosten gemaakt door een extern bedrijf niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten voor de noodzakelijke verdediging in de strafzaak, evenals de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift, voor vergoeding in aanmerking komen. Uiteindelijk is aan de verzoekster een totale schadevergoeding van € 148.895,04 toegekend, die door de Staat moet worden betaald. Deze beschikking is openbaar uitgesproken en de griffier is belast met de uitbetaling van het toegekende bedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/750074-07
Raadkamernummer: 19/2673 (530 Sv (oud 591a Sv))
Beschikkingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, op het verzoek van:

[naam verzoekster], verzoekster,

gevestigd aan de [vestigingsadres verzoekster],
vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam 1],
voor deze zaak domicilie kiezende aan de [adres], ten kantore van haar advocaat mr. R.E. van Zijl.

Procedure

Op 14 oktober 2019 is ingediend een verzoekschrift met een verzoek op grond van artikel 591a Sv (oud). Op 23 juli 2020 heeft de raadsvrouw aanvullende stukken toegezonden ter onderbouwing van het verzoekschrift.
Het verzoek is op 9 maart 2021 door de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. E. Pols, de verzoekster, vertegenwoordigd door haar bestuurder, en de advocaat mr. R.E. van Zijl zijn gehoord.
Het artikel 591a Sv (oud), dat is vermeld in het verzoekschrift, is in het Wetboek van Strafvordering per 1 januari 2020 vernummerd (530 Sv) maar qua inhoud niet gewijzigd.

Inhoud verzoek en standpunt officier van justitie

Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoekster uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend voor:
  • kosten voor de noodzakelijke verdediging, gevoerd in de strafzaak tegen verzoekster als verdachte, bestaande uit de kosten voor rechtsbijstand van € 146.113,79;
  • kosten voor zover deze betrekking hebben op het aanleveren van bescheiden inzake het strafproces gemaakt door [naam bedrijf] van € 2.231,25;
  • kosten voor rechtsbijstand, gemaakt in verband met het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift ter hoogte van het forfaitaire bedrag van € 550,-.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten gemaakt voor rechtsbijstand voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar zijn. De kosten gemaakt voor het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift zijn ook toewijsbaar. Ten aanzien van de kosten gemaakt door [naam bedrijf] is het openbaar ministerie van mening dat deze kosten niet voor vergoeding ex artikel 530 Sv in aanmerking komen. Ter zitting heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat hij ten aanzien van de verzochte vergoedingen het billijkheidsoordeel aan de rechtbank laat.

Feiten

Bij vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 16 december 2015, is verzoekster vrijgesproken van hetgeen haar in de strafzaak ten laste was gelegd.
Op 15 juli 2019 heeft de officier van justitie het ingestelde hoger beroep tegen de strafzaak ingetrokken, waardoor het vonnis onherroepelijk is geworden.

Beoordeling

Vooropgesteld wordt dat een gewezen verdachte indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - op grond van artikel 530 juncto artikel 534 Sv in beginsel aanspraak kan maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten voor de rechtsbijstand, zulks voor zover daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen de verzoekster is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De vraag die dan beantwoord dient te worden is of de kosten die door de raadsvrouw zijn verzocht voor vergoeding op grond van artikel 530 Sv in aanmerking komen.
Kosten voor noodzakelijke verdediging in strafzaak
Verzocht is om vergoeding van het honorarium van de raadslieden van [naam 2] voor werkzaamheden ten behoeve van de behandeling van de strafzaak tegen de verzoeker ter hoogte van € 146.133,79. Daaraan is een urenspecificatie ten grondslag gelegd.
De door de raadsvrouw overgelegde tijdsbesteding, is gelet op de aard, de omvang en de complexiteit van de zaak niet als bovenmatig aan te merken. De kosten voor de noodzakelijke verdediging in de strafzaak komen derhalve voor vergoeding in aanmerking.
Daarnaast heeft de raadsvrouw een factuur van [naam bedrijf] ingediend voor de kosten die betrekking hebben op het aanleveren van bescheiden inzake het strafproces. Zij verzoekt daarbij om vergoeding van de helft (€ 2.231,25) van deze factuur. De rechtbank acht het billijk deze kosten te vergoeden nu deze gemaakt zijn ten behoeve van de verdediging in de strafzaak en hiermee de uren van het advocatenkantoor zijn beperkt door deze werkzaamheden door de accountant uit te laten voeren.
Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komen de kosten voor de noodzakelijke verdediging in de strafzaak op grond van artikel 530 Sv voor vergoeding in aanmerking, zodat dit zal worden toegewezen.
De gedeclareerde kosten voor rechtsbijstand en de kosten van [naam bedrijf] komen dan ook geheel, te weten voor een totaalbedrag van
€ 148.345,04inclusief kantoorkosten en btw, voor vergoeding in aanmerking.
Kosten rechtsbijstand voor opstellen, indienen en behandelen verzoekschrift
Het verzoek ziet daarnaast op de vergoeding van kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van het op grond van artikel 530 Sv ingediende verzoekschrift.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, worden gronden van billijkheid aanwezig geacht om aan de verzoekster ter zake de forfaitaire vergoeding van
€ 550,-toe te kennen.
Besluit
Resumerend zal aan de verzoekster op grond van artikel 530 Sv een vergoeding van in totaal een bedrag van
€ 148.895,04worden toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
kent aan de verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 148.895,04(zegge: honderdachtenveertigduizend achthonderdvijfennegentig euro en vier cent).
Deze beschikking is gegeven door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
mrs. J.M.L. van Mulbregt en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.V. Wagener, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2021.
De oudste rechter, jongste rechter en de griffier zijn buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.

Bevelschrift van de fungerend voorzitter in de rechtbank Rotterdam

Bij beschikking van deze rechtbank van 30 maart 2021 (RK-nummer: 19/2673) is op de voet van artikel 530 Sv aan

[naam verzoekster], verzoekster,

gevestigd aan de [vestigingsadres verzoekster],
een vergoeding uit ’s Rijks kas toegekend van
€ 148.895,04(zegge: honderdachtenveertigduizend achthonderdvijfennegentig euro en vier cent).
Bevolen wordt dat de griffier na het onherroepelijk worden van de beschikking overgaat tot uitbetaling van dit bedrag door overmaking op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Jebbink Soeteman advocaten te Amsterdam, o.v.v. dossiernummer [dossiernummer].
Dit bevelschrift is afgegeven op 30 maart 2021 door mr. J. van Dort, in de hoedanigheid van fungerend voorzitter in deze rechtbank.

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2
t.a.v. de bijzondere raadkamer
email: bijzondere.raadkamer.rb.rotterdam@rechtspraak.nl

AFSTANDSVERKLARING van gemachtigd raadsman/vrouw

Mr. ………………………… raadsman/vrouw* van ………………………
verder te noemen verzoeker verklaart hierbij:
dat hij/zij kennis heeft genomen van de beschikking(en) ex artikel(en) 533 (oud 89) en / of 530 (oud 591a) van het Wetboek van Strafvordering gegeven d.d. ………………… op verzoek van verzoeker voornoemd;
dat hij/zij namens verzoeker instemt met het niet betekenen van de hierboven genoemde
beschikking(en) aan verzoeker;
dat hij/zij namens verzoeker afstand doet van het recht om hoger beroep aan te tekenen tegen de hierboven genoemde beschikking(en);
Ondertekening:
Naam Plaats ondertekening
……………………. ……………………..
Datum ondertekening
……………………..
*doorhalen wat niet van toepassing is