Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam eiser 1] ,
[naam eiser 2],
[naam eiser 3],
[naam gedaagde 2],
1..De procedure
2..De feiten
3..Het geschil in conventie
De vordering
Ad A: Erflaatster had een rekening-courantverhouding met [naam gedaagde 1] . Hierover diende [naam gedaagde 1] een contractuele rente van 4% per jaar te betalen. De rekening-courantvordering bedroeg op 17 maart 2019 € 275.244,65.
De rekening-courantvordering van [naam eiser 1] op [naam gedaagde 1] bedroeg per 30 juni 2020 € 246.744,-. [naam eiser 1] en [naam gedaagde 2] zijn samen aandeelhouders van [naam gedaagde 1] en zijn verplicht om de belangen van de vennootschap in het oog te houden. Het opeisen van de rekening-courantvordering van [naam eiser 1] zal leiden tot het faillissement van [naam gedaagde 1] , hetgeen niet in het belang van de vennootschap is en ook niet in het belang van [naam eiser 1] . De eisen van redelijkheid en billijkheid en de goede trouw die aandeelhouders jegens elkaar in een vennootschap en jegens de vennootschap in acht dienen te nemen verzetten zich derhalve tegen het direct opeisen van de rekening-courantvordering door [naam eiser 1] . Het ligt in de lijn der verwachting dat [naam gedaagde 1] binnen afzienbare tijd worden verkocht. Bij een vrijwillige verkoop is de beste opbrengst gegarandeerd. Dit is ook in het belang van [naam eiser 1] . Vordering E moet daarom worden afgewezen.
4..Het geschil in voorwaardelijke reconventie
5..De beoordeling
6..De beslissing
woensdag 28 april 2021voor het indienen van een akte door alle partijen over hetgeen in de beoordeling en wel onder de samenvatting in r.o. 5.23. en 5.24. is vermeld;