In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2005. De moeder van [naam kind] woont te [woonplaats moeder] en oefent het ouderlijk gezag uit. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: GI) als belanghebbende aangemerkt. De GI had op 18 februari 2021 een verzoekschrift ingediend om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen, welke op 19 februari 2021 bij de griffie is ingekomen. Tijdens de zitting op 19 maart 2021 zijn zowel [naam kind] als de moeder gehoord, evenals een vertegenwoordigster van de GI.
De feiten tonen aan dat [naam kind] onder toezicht was gesteld tot 28 maart 2021, na een eerdere beschikking van 28 september 2020. De GI heeft toegelicht dat [naam kind] zich redelijk goed houdt aan de afspraken, maar dat er nog steeds zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Hij heeft hulp vanuit ASVZ en is recent weer gestart op school. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen rondom [naam kind] nog steeds aanwezig zijn, vooral gezien zijn zelfbepalend gedrag en eerdere problemen met politie en justitie. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van twaalf maanden, om ervoor te zorgen dat de benodigde hulpverlening kan worden voortgezet. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 30 maart 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.