ECLI:NL:RBROT:2021:2779

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
10/960057-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De uitreis van de verdachte naar Syrië en Irak om zich aan te sluiten bij de YPG en de International Freedom Batallion, met beschuldigingen van voorbereiding van moord en het voorhanden hebben van vuurwapens

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 maart 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die naar Irak en Syrië was gereisd om zich aan te sluiten bij de YPG en het International Freedom Batallion (IFB). De verdachte werd beschuldigd van het plegen van voorbereidingshandelingen voor moord, doodslag en zware mishandeling, alsook van het voorhanden hebben van automatische vuurwapens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de voorbereiding van moord, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan eendaadse samenloop van voorbereiding van doodslag en zware mishandeling, en het voorhanden hebben van een (automatisch) vuurwapen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 759 dagen, waarvan 720 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische toestand en eerdere gedragsproblemen. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn persoonlijkheidsstoornis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/960057-19
Datum uitspraak: 11 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] te
[woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. A.M.D. Naarden, advocaat te ’s-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij zich in de periode van 1 mei 2017 tot en met 10 juni 2018 in Syrië en/of Irak samen met één of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen van moord, doodslag en/of zware mishandeling en het voorhanden hebben van één of meer automatische vuurwapens en munitie.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Sannes heeft gevorderd:
 partiële vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde, te weten het voorhanden hebben van een vuurwapen Poelemjot Kalasjnikova Modernizirovanny (PKM) en munitie van een antitankraket van een RPG7;
 bewezenverklaring van het onder 1 en 2 (te weten het voorhanden hebben van een Automated Kalashnikov Modernized (AKM)) ten laste gelegde;
 veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd.

4..Aanleiding onderzoek

Op 22 september 2017 werd er door NPO1 een uitzending van EenVandaag uitgezonden, getiteld ‘Hagenees [naam] bij strijd in Raqqa’, met daarin aandacht voor een 23 jarige man uit Den Haag die zich “ [naam] ” noemde. Deze man had zich aangesloten bij Yekîneyên Parastina Gel (hierna ook: YPG) en vocht met hen in de strijd om Raqqa. Door de moeder van de verdachte werd de geïnterviewde man herkend als zijnde haar zoon. Hierop werd de verdachte gesignaleerd en op 27 maart 2019 in Nederland aangehouden. Het onderzoek [naam onderzoek] richtte zich op de uitreis van de verdachte naar Syrië en/of Irak medio 2017.

5..Yekîneyên Parastina Gel (YPG)

De Volksbeschermingseenheden (Koerdisch: Yekîneyên Parastina Gel) zijn een Koerdische militie in Rojava, opgericht in 2004. Ze vormen de militante tak van de Democratische Unie Partij (PYD). De groep heeft als doel het stichten van een autonome Koerdische regio in Syrië. De groep verdedigt deze gebieden verder tegen de invloed en/of aanwezigheid van andere partijen. De YPG vormen het hoofdonderdeel van de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF), de noordelijke Syrische Alliantie die in de Syrische burgeroorlog tegen IS (Islamitische Staat) strijdt.
Binnen de YPG zijn ook buitenlandse strijders uit West-Europa actief. Ten minste een deel van de buitenlandse strijders bij de YPG is sinds 2015 ondergebracht in een aparte eenheid, het International Freedom Batallion (IFB), dat beschikt over een eigen logo en vlag. [1]

6..Niet-internationaal gewapend conflict

In de periode vanaf juli 2012 was in Syrië sprake van een niet-internationaal gewapend conflict tussen het Syrische regeringsleger en verscheidende georganiseerde gewapende groepen waaronder ISIL/ISIS/IS. Ook in Irak was vanaf januari 2014 sprake van een niet-internationaal gewapend conflict tussen het Irakese regeringsleger en ISIS/IS. [2]
Burgers die in een niet-internationaal gewapend conflict deelnemen aan de vijandelijkheden (al dan niet als lid van een georganiseerde gewapende groep) genieten geen status vergelijkbaar met het combattantenprivilege, ofwel zij hebben geen recht om met inachtneming van de geweldsregels zoals neergelegd in het internationaal humanitair recht geweld te gebruiken. Zij genieten dan ook geen immuniteit van strafvervolging voor hun deelname aan de vijandelijkheden en kunnen derhalve worden vervolgd en berecht. Dit betekent dat naar Nederlands recht deelname aan het gewapend conflict in Syrië (en Irak) strafbaar is, hetgeen niet alleen geldt voor personen die zich aansluiten bij jihadistische groeperingen. [3]

7..Partiële vrijspraken

Ten aanzien van feit 1; voorbereiding van moord
De rechtbank acht de ten laste gelegde voorbereiding van moord niet wettig en overtuigend bewezen, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte naar Irak en Syrië is uitgereisd met een vooropgezet plan om te doden, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2; PKM en RPG7
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde vuurwapen Poelemjot Kalasjnikova Modernizirovanny (PKM) en een antitankraket (RPG7) voorhanden heeft gehad, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering ook zal worden vrijgesproken.

8..Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft - overeenkomstig de aan de rechtbank overgelegde pleitaantekeningen - bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte ontkent dat hij ooit enig vuurwapen voorhanden heeft gehad dat kennelijk bestemd was tot het begaan van een ernstig misdrijf. De verdachte is naar Irak en daarna naar Syrië gegaan om humanitaire hulp te verlenen aan de Koerdische bevolking en om dieren op te vangen. De verdachte had dus geen criminele intentie om met het vuurwapen gevechtshandelingen of anderszins geweld te plegen. Bovendien kon met het wapen dat hij voorhanden had geen munitie worden afgevuurd en diende het wapen enkel ter afschrikking.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte, vanuit Düsseldorf, op 27 mei 2017 is ingereisd op de luchthaven Al-Sulaimaniyah international Airport (Irak). Na een aantal weken in Sulaimaniyah te hebben verbleven, is de verdachte doorgereisd naar Syrië waar hij zich bij de YPG heeft aangesloten. De verdachte is in Raqqa geweest waar hij een interview heeft gegeven voor het programma EenVandaag dat op 22 september 2017 op NPO1 werd uitgezonden. In dit interview zegt de verdachte dat hij meerdere keren aan de frontlinie is geweest om de Koerden te steunen in hun strijd tegen IS en dat hij militair actief blijft totdat zij Raqqa hebben bevrijd. Ook staat vast dat de verdachte op 26 mei 2018 van bovengenoemde luchthaven is vertrokken uit Irak.
Voorts is op de Motorola telefoon van de verdachte een foto aangetroffen waarop zes personen staan afgebeeld, onder wie de verdachte en [naam medeverdachte 1] , die alle zes camouflagekleding dragen en vuurwapens, gelijkend op machinepistolen, vasthouden. Ook is op deze telefoon een chat conversatie aangetroffen met een zekere [naam medeverdachte 2] waarin de verdachte schrijft dat hij samen met Turkse kameraden en onder hun commando heeft gestreden. Ook schrijft de verdachte dat hij en [naam medeverdachte 1] elkaar pushten aan het front in Raqqa om er niet aan onder door te gaan terwijl ze met mortiervuur en snipers werden bestookt. Tevens zijn op deze telefoon drie interviews met de verdachte aangetroffen waarin de verdachte onder andere heeft gezegd dat hem redelijk snel de kans werd geboden om militair te dienen en dat hij dat is gaan doen. Hij droeg een Kalasjnikov voor close combat encounters. Ook heeft de verdachte in één van deze interviews gezegd dat de campagne om Raqqa te bevrijden net was begonnen en dat het een eer was om daaraan deel te nemen. De jeugd in Raqqa prijst de YPG en ze worden als helden onthaald. Als ze door de straten reden gooide iedereen het V-teken in de lucht, aldus de verdachte.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat al zijn uitlatingen in interviews en chatberichten slechts fantasie en grootspraak betroffen, omdat hij heldhaftig wilde lijken, en dat hij niet aan de strijd om Raqqa heeft deelgenomen. De rechtbank schuift deze verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde. Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt voor de stelling van de verdachte dat hij in Syrië werkzaam was voor het Koerdische Rode Kruis en slechts humanitaire hulp aan de Koerden heeft verleend en/of dieren heeft opgevangen. Integendeel, uit open bronnen blijkt dat zijn kameraad [naam medeverdachte 1] daadwerkelijk aan de zijde van de Koerden heeft gevochten en daarbij is omgekomen. Daarnaast zijn in de toilettas van de verdachte handgeschreven teksten aangetroffen die de indruk wekken militair tactisch te zijn, zoals een beschrijving van handsignalen en het gebruik van het woord RPG dat een raket-aangedreven granaat betreft. Ook werden in een notitieboek meerdere pagina’s met handgeschreven tekst aangetroffen welke gericht lijken te zijn aan zijn moeder. Hierin zegt de verdachte dat hij in Afrin (Noordwest Syrië) is met twee goede vrienden en dat hij een belangrijke strategische berg aan het verdedigen is. Hij schrijft onder andere letterlijk:
“Dit is de 2e dag dat we hier zijn, we leven en vechten als guerrilla’s”,
“We blijven nog 3-4 dagen hier om de berg te verdedigen tegen FSA en het Turkse leger”
“Ik hoop deze oorlog te overleven maar als je dit leest is dat waarschijnlijk niet gelukt.”
Ten slotte zijn in de toilettas van de verdachte badges aangetroffen van de YPG en van Özgürlük Gücleri; een linkse groepering welke onderdeel uitmaakt van IFB (International Freedom Battalion).
Voorts volgt uit het dossier dat de verdachte op meerdere foto’s, die op zijn telefoon zijn aangetroffen, staat afgebeeld in militaire kleding en met een aanvalsgeweer van het model AKM (Automatic Kalashnikov Modernized). Dit betreft een verbeterde versie van het originele Kalasjnikov model waarmee zowel semi-automatisch als automatisch kan worden gevuurd.
Weliswaar kon geen onderzoek worden verricht om vast te stellen of de AKM daadwerkelijk geschikt was om munitie mee af te vuren, maar dat moet uiteraard het geval zijn geweest aangezien de verdachte aan de zijde van de YPG heeft deelgenomen aan de strijd om Raqqa en hij zich dus tegen IS moest kunnen verdedigen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte welbewust naar het strijdgebied in Syrië is uitgereisd. De verdachte heeft aan de zijde van de YPG deelgenomen aan de strijd om Raqqa. Hij was uitgerust met een (semi-)automatisch vuurwapen bestemd om een ernstig misdrijf te begaan. De intentie om het vuurwapen (ter verdediging) te gebruiken en daarmee iemand te doden of te verwonden was dan ook aanwezig. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het plegen van doodslag dan wel zware mishandeling.
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
in de periode van 01 mei 2017 tot en
met 10 juni 2018 te Syrië meermalen, (telkens)
opzettelijk, ter voorbereiding van het/de te plegen misdrij(f)(ven) doodslag (op één of meer perso(o)n(en)) en/of zware
mishandeling (van één of meer perso(on)n(en)) opzettelijk een (automatisch) vuurwapen, kennelijk bestemd tot het begaan van dat/die misdrij(f)(ven), voorhanden heeft gehad.
2.
hij
in de periode van 1 mei 2017 tot en met 10 juni 2018 te Syrië een wapen van categorie II, te weten een Automated Kalashnikov Modernized (AKM), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

9..Strafbaarheid feiten

Eendaadse samenloop
De in de feiten 1 en 2 bewezen verklaarde feitelijkheden, wat ziet op het voorhanden hebben van een (automatisch) vuurwapen, vallen zowel onder de strafbepaling van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht als die van artikel 26 Wwm. De rechtbank neemt voor wat betreft die feiten, zoals door de verdediging bepleit, daarom eendaadse samenloop aan.
De bewezen feiten 1 en 2 leveren op:
De eendaadse samenloop van
voorbereiding van doodslag en zware mishandeling
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

10..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

11..Motivering straffen

Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op het plegen van doodslag en zware mishandeling. Hij is naar Irak en vervolgens naar Syrië uitgereisd om zich daar aan te sluiten bij de International Freedom Batallion (IFB) van de YPG. Hij vocht namens de Koerden in de strijd om Raqqa en daartoe was hij uitgerust met een (semi-)automatisch vuurwapen. Hij droeg dit wapen om te doden of te verwonden indien dat nodig was. Dat hij mogelijk het vuurwapen niet daadwerkelijk heeft gebruikt om te vuren op anderen, doet daar niet aan af. Weliswaar kan steun aan de Koerdische strijd tegen het gewelddadige IS, dat gruweldaden niet schuwt, in Nederland in brede kring op sympathie rekenen, feit is dat de verdachte door welbewust uit te reizen naar een gebied waar geweld aan de orde van de dag is, zich in de positie heeft geplaatst dat het zou kunnen voorkomen dat hij geweld zou moeten gebruiken. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Psychiater [naam psychiater] , GZ-psycholoog [naam GZ-psycholoog] en forensisch milieuonderzoeker [naam forensisch milieuonderzoeker] , hebben een zogenoemde triple rapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 maart 2020. Dit rapport houdt - kort samengevat en voor zover van belang - het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een scheefgroei in de persoonlijkheids- en identiteitsontwikkeling, bij een verstoord verlopen hechting en vanaf met name de puberteit tot heden een patroon van gedragsproblemen en oppositioneel gedrag. De verdachte beschikt over een kwetsbare en matig geïntegreerde persoonlijkheidsstructuur, met problemen op het gebied van zowel identiteit, autonomie en autoriteit, als zelfsturing. Zijn copingvaardigheden zijn beperkt en schieten tekort. In termen van de DSM-5 laat deze pathologie zich het best vertalen in een gemengde persoonlijkheidsstoornis met borderline en narcistische trekken. Deze persoonlijkheidsstoornis was ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Voorts loopt bij de verdachte vanaf zijn twaalfde jaar het gebruik van cannabis als rode draad door zijn leven. Er is bij hem sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis.
Onderzoekers schatten het risico op gewelddadig gedrag, dan wel gedrag voortkomend vanuit extremistische of terroristische motieven, in als laag. Het risico dat de verdachte opnieuw zal uitreizen, ingegeven vanuit zijn persoonlijkheidspathologie, schatten onderzoekers op de langere termijn in als verhoogd. Onderzoekers zien geen aanleiding, met name vanwege het als laag ingeschatte recidiverisico op geweld, om een tbs-maatregel te adviseren. Onderzoekers zijn van mening dat met name externe controle van de verdachte door middel van langdurig reclasseringstoezicht (meldplicht en bijvoorbeeld elektronisch toezicht) van belang zijn. Hierbij kunnen de problemen met autoriteit en zijn sterke behoefte aan autonomie wel een lastige factor zijn. Naast toezicht vanuit de reclassering is een poliklinische behandeling bij een forensisch psychiatrische instelling als Fivoor geïndiceerd. Behandeling van zijn persoonlijkheidspathologie en cannabisafhankelijkheid zal hierbij de kern moeten vormen. Inzicht in zijn identiteitsproblematiek en het vervolgens meer versterken van zijn identiteit, alsmede het uitbreiden en versterken van zijn copingvaardigheden zijn belangrijke onderdelen hiervan. Een dergelijk traject kan plaats vinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 november 2020. Dit rapport houdt - kort samengevat en voor zover van belang - het volgende in.
Vóór zijn uitreis (in mei 2017) stond de verdachte onder reclasseringstoezicht, hetgeen door zijn plotselinge vertrek voortijdig negatief werd afgesloten. Terugkijkend naar zijn eerdere verplichte reclasserings- en hulpverleningscontacten blijkt dat deze niet het gewenste effect hebben gesorteerd en evenmin tot de gewenste positieve gedragsverandering hebben geleid. Ook het huidige schorsingstoezicht kent een onderbreking omdat de verdachte zich niet goed aan de afspraken hield. Sinds de onderbreking stelt hij zich, na wat opstartproblemen, gemotiveerder op en houdt hij zich beter aan de afspraken. Inmiddels heeft hij ook de Leefstijltraining positief afgerond.
Uit het onderzoek komt het beeld naar voren van een altruïstische en idealistische wereldverbeteraar en uit de VERA-2R [4] komt een matig risico op extremistisch geweld. Waar de verdachte ten tijde van zijn uitreis een zinloos bestaan ervoer en zich in een marginale sociaal maatschappelijke situatie bevond, heeft hij momenteel realistische doelen in zijn leven en zijn praktische zaken op orde. Hij beschikt over een positief netwerk en bovendien is hij goed ingebed in maatschappelijke ondersteuning.
Daarentegen is hij verbolgen over zijn, in zijn ogen, onterechte behandeling in onderhavige zaak. De indruk ontstaat dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag en geen inzicht toont in het in stand houden van zijn problematiek. Daarbij is zijn probleemoplossend vermogen beperkt en lijkt zijn goede sociaal maatschappelijke situatie vooral voort te komen uit inspanningen door externe partijen. Desalniettemin accepteert de verdachte de hulpverlening en lijkt hij (momenteel) intrinsiek gemotiveerd voor het bereiken van een positieve gedragsverandering.
Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Straf
Gezien de ernst van de bewezen verklaarde feiten is de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf reëel. Echter, gelet op de door de gedragsdeskundigen bij de verdachte geconstateerde gemengde persoonlijkheidsstoornis die ambulant dient te worden behandeld, zal de rechtbank een aanzienlijk deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De rechtbank zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich vóór het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf voor de maximale duur passend en geboden.

12..In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen voorwerpen vermeld op de beslaglijst onder 3, 4, 6, 8, 11, 13 en 14 zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit van de voorwerpen onder 3, 4, 6, 8, 11 en 13 is in strijd met de wet en het algemeen belang.
Het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit is met betrekking tot het voorwerp onder 14 begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen vermeld op de beslaglijst onder 1, 2, 5, 7, 9, 10, 12 en 15 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

13..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 46, 55, 57, 289 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

14..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

15..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit voor zover het betreft voorbereiding van moord, heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan (partieel) vrij;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit voor zover het betreft het voorhanden hebben van een Poelemjot Kalasjnikova Modernizirovanny (PKM) en een antitankraket (RPG7), heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan (partieel) vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten voor het overige, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 759 (zevenhonderdnegenenvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
720 (zevenhonderdtwintig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich
melden bij Reclassering Nederlandop het volgende adres: Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag. Hierna moet hij zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden, zolang en frequent als de reclassering gedurende deze perioden noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal op door de reclassering vast te stellen dagen en tijdstippen
aanwezig zijn op het adres [adres] , [postcode] te [plaats]. Dit adres kan enkel worden gewijzigd met toestemming van de reclassering;
3. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd, zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk vindt,
niet bevinden op:
de internationale luchthavens in Nederland, te weten Schiphol, Rotterdam-The Hague, Eelde, Eindhoven en Maastricht-Aachen;
de grensgebieden van Nederland met omringende landen, te weten dat hij
twee kilometer van de landsgrenzen van Nederlandvandaan dient te blijven;
waarbij de veroordeelde zich onder
elektronisch toezicht (GPS-enkelband)stelt ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
4. de veroordeelde zal zich
onthouden van het gebruik van verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk vindt;
5. de veroordeelde zal zich
onder ambulante behandeling stellengericht op zijn
persoonlijkheidsstoornis, bij een door de reclassering aan te wijzen forensische psychiatrische polikliniek, waarbij hij zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt. Het innemen van medicatie kan onderdeel van de behandeling zijn;
6. de veroordeelde dient zich
in te spannen voor het behouden van woonruimte en structurele zinvolle (betaalde) dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Indien nodig zal de reclassering hierbij samenwerken met de gemeente of andere instanties in de plaats waar de veroordeelde woont;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tevens tot een
taakstrafvoor de duur van
240 uur (tweehonderdveertig) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (Bijlage III) als volgt:
- verklaart
onttrokken aan het verkeer: de achter nummers 3, 4, 6, 8, 11, 13 en 14 genoemde voorwerpen:
- gelast de
teruggave aan verdachtevan: de achter nummers 1, 2, 5, 7, 9, 10, 12 en 15 genoemde voorwerpen:
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. C. Vogtschmidt en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 maart 2021.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei 2017 tot en
met 10 juni 2018 te Syrië en/of Irak meermalen, althans éénmaal (telkens)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk,
ter voorbereiding van het/de te plegen misdrij(f)(ven) moord (op één of meer
perso(o)n(en)) en/of doodslag (op één of meer perso(o)n(en)) en/of zware
mishandeling (van één of meer perso(on)n(en)) opzettelijk een of meer (automatische) vuurwapen(s), kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
(artikel 46 jo. 289, 287 en 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 mei 2017 tot en met 10 juni 2018 te Irak en/of Syrië een of meer wapens van categorie II, te weten een Automated Kalashnikov Modernized (AKM) en/of een Poelemjot Kalasjnikova Modernizirovanny (PKM) en/of munitie van categorie II, te weten een antitankraket van een RPG7, voorhanden heeft gehad;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Einddossier [naam onderzoek] , p. 98 en 99.
2.Rechtbank Den Haag 23 juli 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:7430.
3.Rechtbank Den Haag 1 december 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:14652.
4.De VERA-2R is een empirisch onderbouwd risicotaxatie-instrument voor de inschatting van de kans op gewelddadig extremisme en bestaat uit een gestructureerde wegingslijst van 34 indicatoren, verdeeld over vijf domeinen, waarvan is vastgesteld dat er een relatie bestaat met gewelddadig extremisme. Deze indicatoren worden gewogen op aanwezigheid en relevantie ten aanzien van een in te schatten risico (op extremistisch geweld). Door middel van een gestructureerd professioneel oordeel kan de getrainde gebruiker een empirische risicoanalyse opstellen omtrent een specifiek persoon.