ECLI:NL:RBROT:2021:2762
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een planschadeverzoek en de rechtskracht van planologische maatregelen
Op 30 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland over een verzoek om tegemoetkoming in planschade. De eiser had op 12 december 2018 een aanvraag ingediend voor planschadevergoeding, die door verweerder was afgewezen. Het bezwaar van de eiser tegen deze afwijzing werd op 17 mei 2019 ongegrond verklaard, waarna de eiser beroep instelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht om ter zitting te worden gehoord, waardoor het onderzoek ter zitting is achterwege gebleven.
De rechtbank oordeelde dat voor de beoordeling van een aanvraag om planschadevergoeding moet worden onderzocht of de aanvrager in een nadeliger positie is komen te verkeren door een wijziging van het planologische regime. De rechtbank benadrukte dat alleen (delen van) planologische maatregelen die rechtskracht hebben verkregen met elkaar vergeleken kunnen worden. De rechtbank volgde het advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ), die had geconcludeerd dat er geen nadelige planologische effecten waren ontstaan voor de eiser.
De rechtbank verwierp de stelling van de eiser dat verweerder ook nadeelcompensatie had moeten onderzoeken, omdat de aanvraag enkel betrekking had op het bestemmingsplan "De Ackers e.o." en niet op de aangelegde infrastructuur. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.