Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[naam persoon A] ,
[naam persoon B],
[naam persoon C],
1..De procedure
- de dagvaarding van 16 november 2018 met producties 1 tot en met 8;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 17;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte in conventie, met producties 9 tot en met 16;
- het B8-formulier van 31 mei 2019 namens [naam persoon F] , met productie 18;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 4 juni 2019, waarin onder meer een mondeling tussenvonnis is opgenomen (het tussenvonnis);
- de akte van 14 augustus 2019 namens [naam persoon F] , met producties 18 en 19;
- de processen-verbaal van getuigenverhoor van 12 december 2019 en 12 oktober 2020;
- de conclusie na enquête, tevens wijziging van eis, van [naam persoon F] , met producties 20 tot en met 24;
- de conclusie na enquête van [naam persoon A] c.s., met producties 17 tot en met 33;
- de akte uitlaten producties en rectificatie van [naam persoon F] .
2..De feiten
kennelijk wordt bedoeld: het toenmalige perceel 2056, rechtbank] te [naam gemeente 1] voorlopig niet aan u te verhuren of te verkopen.
[naam persoon A] , rechtbank] verhuurt aan huurder [
[naam persoon F] , rechtbank] en huurder huurt van verhuurder de
bedrijfsruimte[…], gelegen te [naam gemeente 1] aan [de] [adres] , [gemeente] [naam gemeente 2] welke ruimte nader is aangegeven op de bijlage bij deze overeenkomst.
cascoverhuurd inclusief buitenterrein en parkeergelegenheid […]
het hotel/restaurant, rechtbank] kunnen worden geparkeerd. Deze percelen zijn kadastraal bekend als: gemeente [naam gemeente 1] , sectie B, nummers 2056 [
omvattend het nevenperceel, rechtbank] en 2693 [
het hoofdperceel, rechtbank].
3..Het geschil
in conventie
primair
subsidiair
4..De beoordeling
alle(mogelijke) parkeerplaatsen worden bedoeld, niet alleen de hoge parkeerplaatsen.
welkeparkeergelegenheid wordt meeverhuurd, en daarmee mag worden aangenomen dat het
alleparkeergelegenheid is die redelijkerwijs nodig is. Tijdens eerdere exploitatie van het hotel/restaurant hoorde het nevenperceel jarenlang – en met toestemming van het waterschap – bij de exploitatie van het hotel/restaurant. De noodzaak van het voorhanden zijn van parkeergelegenheid op het nevenperceel bestond al bij het aangaan van de huurovereenkomst en moet ook voor [naam persoon A] duidelijk zijn geweest.
nahet aangaan van de huurovereenkomst zou zijn gedaan. (Leden van) de familie [naam familie 2] zijn een bittere strijd aangegaan met [naam persoon F] om de verhuur van een andere horecagelegenheid. Zij hebben bovendien met hun volle gewicht geprobeerd de gemeente handhavend te laten optreden tegen de bedrijfsvoering van [naam persoon F] in het hotel/restaurant. Er is verzocht tot handhaving over te gaan en vervolgens is bezwaar, beroep en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aangetekend toen men niet gelijk kreeg. Met andere woorden: tegen de eigen huurder is bestuursrechtelijk geprocedeerd tot in laatste instantie. Daarentegen is van enige actie richting het waterschap, de toenmalig eigenaar van het nevenperceel, in verband met het gesteld illegale gebruik van het nevenperceel, helemaal niets gebleken. Dat had, gelet op de houding van [naam persoon A] c.s., bepaald voor hand gelegen als zij werkelijk meenden dat er geen gebruiksrecht van [naam persoon F] was op het nevenperceel.
€ 2.252,00(4,0 punten × tarief € 563,00)