ECLI:NL:RBROT:2021:2754

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
10/750059-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarig slachtoffer en taakstraf

Op 25 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarig slachtoffer. De verdachte, een rijinstructeur, heeft in de periode van 7 oktober 2019 tot en met 15 oktober 2019 meermalen ontucht gepleegd met een 17-jarig meisje, waarbij de betaling bestond uit het geven van rijlessen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de werkelijke leeftijd van het slachtoffer, ondanks dat hij had gevraagd naar haar leeftijd en zij had geantwoord dat zij achttien jaar oud was. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij geen schuld had aan de ontucht, omdat de minderjarigheid van het slachtoffer een geobjectiveerd bestanddeel is van het strafbare feit. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen en een taakstraf van 180 uren. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet was onderbouwd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750059-20
Datum uitspraak: 25 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
volgens eigen opgave ter zitting verblijvende te
[verblijfadres verdachte] te ( [postcode] ) [verblijfplaats] ,
raadsman mr. P.L.G. Rens, advocaat te 's-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. al Mansouri heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit (ontucht met een zeventienjarige tegen betaling in de vorm van autorijles);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte geen rijles meer zal geven aan 16- en 17-jarige vrouwelijke cliënten;
  • oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve het slachtoffer.

4..Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, in de periode van 07 oktober 2019 tot
en met 15 oktober 2019 te gemeente Nissewaard,
meermalen, ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002,
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele
handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren
maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt (en waarbij die
betaling bestond uit het geven van autorijlessen),
te weten het (meermalen):
- betasten van en/of wrijven over de borsten en billen van
die [naam slachtoffer] en
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, tong en penis in de mond van
die [naam slachtoffer] en/of
- leggen van een hand van die [naam slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die
[naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld (hierna: AVAS). Daartoe is aangevoerd dat de verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald over de leeftijd van het slachtoffer. De verdachte heeft verklaard dat hij naar de leeftijd van het slachtoffer heeft gevraagd en dat zij toen antwoordde dat zij achttien jaar oud was. Het slachtoffer heeft een pasje met haar foto aan de verdachte laten zien en daaruit leidde de verdachte af dat zij net jarig was geweest en dat zij óf net achttien jaar óf net negentien jaar was geworden. Ook haar uiterlijk en gedrag gaf de verdachte het vertrouwen dat het slachtoffer de waarheid vertelde over haar leeftijd. Alles bij elkaar genomen leidt dit ertoe dat hem geen schuld te verwijten valt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende voorop. Artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht heeft als doel het tegengaan van jeugdprostitutie. De minderjarigheid is in dit artikel een geobjectiveerd bestanddeel. Dit houdt in dat het bestanddeel bewezen is als komt vast te staan dat de minderjarige tussen de zestien en achttien jaar oud was. De leeftijd is als geobjectiveerd bestanddeel in dit wetsartikel opgenomen ter bescherming van minderjarigen, ook tegen verleidingen die van henzelf kunnen uitgaan. De vraag of de verdachte al dan niet wist hoe oud het slachtoffer in de onderhavige zaak was, is voor een bewezenverklaring niet van belang. Dat laat onverlet dat de verdachte een verweer kan voeren ten aanzien van zijn strafbaarheid.
Een beroep op afwezigheid van alle schuld, dat wil zeggen op het ontbreken van alle strafrechtelijke relevante verwijtbaarheid, zal, naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, alleen in uitzonderlijke gevallen kunnen slagen. Dit betekent dat de verdachte de verplichting had om zeer gedegen onderzoek te doen naar de werkelijke leeftijd van het slachtoffer. Zo’n onderzoek heeft de verdachte niet verricht.
Dat het slachtoffer heeft gereageerd op een advertentie op een sekswebsite waarvoor je achttien jaar moet zijn om op die site te komen, maakt niet dat de verdachte ervan mocht uitgaan dat zij daadwerkelijk meerderjarig was, ook al stond 18+ duidelijk in de advertentie vermeld. Ook de omstandigheid dat het slachtoffer desgevraagd tegen de verdachte zei dat zij achttien jaar was, is onvoldoende om het verweer te honoreren. Dat geldt ook ten aanzien van het gedrag en het uiterlijk van het slachtoffer.
De verdachte heeft zich niet ingespannen om zekerheid te krijgen over haar leeftijd. Vast staat dat hij haar geen officieel legitimatiebewijs heeft gevraagd. Hij heeft weliswaar verklaard dat hij een pasje heeft gezien – mogelijk van een onderwijsinstelling - met haar naam, haar foto en haar geboortedatum, maar hij weet niet meer wat voor pasje het was, zo verklaarde hij bij de politie en het was in ieder geval geen identiteitsbewijs.
Het slachtoffer heeft daarover verklaard dat zij geen legitimatiebewijs of iets dergelijks hoefde te laten zien. Ook uit andere bewijsmiddelen blijkt niet dat het slachtoffer een pasje aan de verdachte heeft laten zien waaruit hij kon opmaken dat ze meerderjarig was of dat de verdachte daar onderzoek naar heeft gedaan. Daarom is van een dergelijk gedegen onderzoek, waarmee de verdachte zich heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over de werkelijke leeftijd van dit minderjarige slachtoffer, niet gebleken. Om die reden is geen sprake van afwezigheid van alle schuld en wordt het verweer verworpen.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte bood als rijinstructeur rijlessen aan waarvoor in natura werd betaald. De verdachte heeft in korte tijd driemaal ontucht gepleegd met het minderjarige slachtoffer dat zich hier voor aanbood. Daarbij is sprake geweest van zowel oraal als vaginaal seksueel contact met penetratie.
De verdachte heeft verklaard dat hij heeft gevraagd naar de leeftijd van het slachtoffer en dat zij heeft geantwoord dat zij achttien jaar was. Hij heeft dit echter niet voldoende gecontroleerd en heeft daarna tot driemaal toe seksueel contact met haar gehad na afloop van een rijles. De verdachte heeft aldus haar lichamelijke integriteit aangetast.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
24 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Dit gegeven werkt niet straf verhogend of straf verlagend mee.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de strafmodaliteit en de duur van de op te leggen straf
heeft de rechtbank echter acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (1 maart 2020) voor wat betreft ontucht met een minderjarige tegen betaling. Als uitgangspunt daarvoor geldt oplegging van een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf voor de duur van 150 uren. Gezien de ernst van het feit is een dergelijke strafmodaliteit ook in deze zaak passend en geboden. De rechtbank heeft in strafverzwarende zin meegewogen dat de ontucht driemaal heeft plaatsgevonden. Daartegenover heeft de rechtbank rekening gehouden met de houding van de verdachte op de zitting, die oprecht berouw lijkt te tonen en blijk gaf van inzicht in het verwerpelijke van zijn handelen. Het forse tijdsverloop, het feit dateert van bijna anderhalf jaar geleden, heeft ook een enigszins matigende zin invloed gehad op de bepaling van de strafmaat.
Alles afwegend komt de rechtbank tot een bestraffing die lager is dan door de officier van justitie is geëist en die geen ruimte biedt voor een voorwaardelijk strafdeel.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Het slachtoffer [naam slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade, en een vergoeding van proceskosten, voor een bedrag van € 617,10 exclusief btw.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering, te weten een bedrag van € 1.000,-. Voor het resterende gedeelte van de vordering, inclusief de proceskosten, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard vanwege het ontbreken van onderbouwing.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de onderbouwing ontbreekt. Ten aanzien van de proceskosten is aangevoerd dat de raadsvrouw van de benadeelde partij een toevoeging had kunnen aanvragen, zodat de benadeelde partij deze kosten niet hoeft te maken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de vordering niet is onderbouwd met informatie van bijvoorbeeld een arts. Daarom kan niet worden vastgesteld of het slachtoffer psychisch letsel heeft op gelopen door wat de verdachte heeft gedaan en waaruit dat psychisch letsel bestaat. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu die niet is onderbouwd en ook anderszins niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. Ter zitting is erkend dat een toevoeging kan worden aangevraagd, maar dat was nog niet gebeurd wegens tijdgebrek. Dit betekent dat niet duidelijk is geworden dat de gevorderde proceskosten geheel of gedeeltelijk ten laste van de benadeelde partij moet komen.
Conclusie
De benadeelde partij is in deze strafzaak niet ontvankelijk in haar vordering en kan deze aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 248b van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 oktober 2019 tot
en met 15 oktober 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, en/of gemeente
Bernisse, althans op één of meer plaatsen in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002,
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele
handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren
maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt (en/of waarbij die
betaling bestond uit het geven van autorijlessen),
te weten het (telkens) (meermalen):
- betasten van en/of wrijven over de borsten en/of vagina en/of billen van
die [naam slachtoffer] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, tong en/of penis in de mond van
die [naam slachtoffer] en/of
- leggen van een hand van die [naam slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die
[naam slachtoffer] .