In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [naam eiseres] en [naam gedaagde]. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 7.037,62, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten, op basis van twee facturen die aan de gedaagde waren gestuurd. De gedaagde heeft de vordering betwist, onder andere door te stellen dat de facturen nooit intern waren doorgegeven aan de verantwoordelijke persoon voor de betaling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van de facturen en dat de facturen tijdig zijn verzonden. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde gehouden is tot betaling van de facturen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 7.021,96, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 14 mei 2020, en heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak is gedaan in het kader van een handelsovereenkomst, waarbij de contractuele betalingstermijn was verstreken.