In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam eiser] en [naam gedaagde 1] c.s. naar aanleiding van een geweldsincident dat op 16 maart 2017 plaatsvond. [naam eiser] vorderde schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad, nadat [naam gedaagde 1] c.s. eerder door de strafrechter waren veroordeeld voor openlijk geweld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de aansprakelijkheid van [naam gedaagde 1] c.s. op grond van artikel 161 Rv vaststaat, aangezien zij strafrechtelijk zijn veroordeeld voor het geweld dat [naam eiser] heeft ondergaan. De vordering van [naam eiser] omvatte onder andere medische kosten, studiekosten, smartengeld en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft de vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij de medische kosten en smartengeld zijn erkend, maar de studiekosten zijn afgewezen wegens gebrek aan causaal verband. De kantonrechter heeft [naam gedaagde 1] c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 951,04, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van [naam eiser] toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.