ECLI:NL:RBROT:2021:2713

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
C/10/596206 / HA ZA 20-442
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een overeenkomst van geldlening met hoofdelijke aansprakelijkheid

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Exploitatie- en Beheersmaatschappij Merwestreek B.V. (hierna: Merwestreek) nakoming van een overeenkomst van geldlening van € 140.000,- die op 15 oktober 2018 is aangegaan. Gedaagde, een andere besloten vennootschap, stelt dat de lening nog niet opeisbaar is en dat er geen hoofdelijkheid is overeengekomen. De rechtbank heeft de overeenkomst uitgelegd en vastgesteld dat de lening opeisbaar is, en dat gedaagde hoofdelijk aansprakelijk is voor de terugbetaling. De rechtbank oordeelt dat de vordering van Merwestreek tot terugbetaling van de hoofdsom, rente en boete toewijsbaar is. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van € 176.000,- toegewezen, vermeerderd met een contractuele rente van 24% per jaar, en de kosten van beslaglegging en buitengerechtelijke kosten toegewezen. De reconventionele vordering van gedaagde tot opheffing van het beslag is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/596206 / HA ZA 20-442
Vonnis van 24 maart 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPLOITATIE- EN BEHEERSMAATSCHAPPIJ MERWESTREEK B.V.,
gevestigd te Hardinxveld-Giessendam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L. Alberts te Hardinxveld-Giessendam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.A. Oskamp te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Merwestreek en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 april 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie van 22 juli 2020, met producties;
  • de akte overleggen producties van 22 juli 2020 van de zijde van Merwestreek;
  • de brief van 12 augustus 2020 van de rechtbank waarbij partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling via Skype voor bedrijven;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, ingediend op de rol van 8 oktober 2020, met producties;
  • het proces-verbaal van de via Skype voor bedrijven gehouden mondelinge behandeling van 22 oktober 2020, alsmede de daarin vermelde spreekaantekeningen van [naam gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Merwestreek houdt zich bezig met verhuur, financiering en exploitatie van zakelijk onroerend goed. [naam 1] (hierna: [naam 1]) is (middellijk) bestuurder van Merwestreek. [naam gedaagde] houdt zich bezig met de aankoop, verbouw en verkoop van onroerend goed. [naam 2] (hierna: [naam 2]) is (middellijk) bestuurder van [naam gedaagde].
2.2.
Op 15 oktober 2018 zijn Merwestreek als schuldeiser en [naam 2], Westduin B.V., Weteringkade Vastgoed B.V., HS Investment B.V., [naam gedaagde] en Nieuwe Wonen B.V. als schuldenaren (hierna gezamenlijk: de schuldenaren) een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) aangegaan.
2.3.
In de overeenkomst is, voor zover hier relevant, opgenomen:
“De ondergetekenden:
1
a. [naam 2] […]
b. Westduin B.V. […]
c. Weteringkade Vastgoed B.V. […]
d. HS Investment B.V. […]
e. [naam gedaagde] […]
f. Nieuwe Wonen B.V. […]
hierna gezamenlijk en afzonderlijk te noemen: schuldenaar,
en
2 Exploitatie- en Beheersmaatschappij Merwestreek B.V. […]
hierna te noemen: schuldeiser,
Verklaren overeengekomen te zijn op 13 oktober 2018 dat schuldeiser een lening zal verstrekken van € 140.000,00 zegge: honderdveertigduizend euro, hierna te noemen 'hoofdsom', welke schuldenaar zal aanwenden voor het betalen van achterstallige rente en voorschot van het project 'Soest'.
Schuldeiser en schuldenaar komen in het kader van deze geldlening het volgende overeen:
1. Schuldenaar is gehouden tot nakoming van al hetgeen is overeengekomen. Indien schuldenaar in gebreke blijft dan is schuldenaar aansprakelijk voor alle gevolgen uit hoofde van hetgeen is overeengekomen in deze overeenkomst.
2. De lening wordt verstrekt voor de duur van 1 maand, gerekend vanaf 15 oktober 2018. De einddatum van de lening is derhalve 14 november 2018.
3. Eventuele verlenging van deze overeenkomst voor een periode van nog 1 maand zal alleen plaatsvinden indien schuldenaar daartoe tenminste 1 week voor de genoemde einddatum van deze overeenkomst daartoe een verzoek doet bij schuldeiser en vervolgens pas nadat dat de schuldeiser ook instemt met dit verzoek. Het staat schuldeiser overigens geheel vrij om wel of niet in te stemmen met een dergelijk verzoek. Even zo staat het schuldeiser vrij om alsdan te bepalen de duur van de periode van verlenging en eventuele aanpassing van de voorwaarden voor de lening.
4. […]
5. Over de lening is een gedurende de looptijd van deze lening een vaste (rente)vergoeding verschuldigd van €10.000,00 per periode van een maand. Dit geldt derhalve voor beide periodes als genoemd in artikel 2 en 3: €10.000,00 voor de periode 15 oktober 2018 t/m 14 november 2018 en €10.000,00 voor een eventuele verlengde periode van 15 november 2018 t/m 14 december 2018. De vergoeding zal steeds per einde van de periode verschuldigd zijn. Tenzij partijen anders en nader zullen overeenkomen zal schuldenaar gehouden zijn de verschuldigde vergoeding uiterlijk aan het einde van iedere periode te betalen op bankrekeningnummer […] ten name van schuldeiser. Indien de vergoeding niet tijdig betaald wordt, zal het verschuldigde bedrag bijgeschreven worden op de hoofdsom per einde van de betreffende periode en vanaf dat moment rentedragend zijn voor een
rentepercentage van 2% per maand (24% op jaarbasis).
6. […]
7. De hoofdsom (of het restant daarvan) plus alle verschuldigde en openstaande rente, vergoeding, kosten en boete zal schuldenaar stipt op de in artikel 2 en 3 overeengekomen einddatum op het bankrekeningnummer van de schuldeiser. Als dit niet het geval is, is schuldenaar in verzuim zonder verdere voorafgaande ingebrekestelling, en is schuldenaar terstond een boete verschuldigd van 10% over het openstaande bedrag. De rente wordt vanaf dat moment vastgesteld op 2% per maand (24% op jaarbasis) en wordt berekend totdat volledige aflossing en betaling van alle openstaande bedragen heeft plaatsgevonden.
8. Schuldenaar staat garant voor volledige terugbetaling van de lening, verschuldigde rente, vergoeding, kosten en boete, zonder dat er korting, verrekening of compensatie betaald moet worden.
9. De hoofdsom, of het restant daarvan, is met bijkomende rente, vergoeding, kosten en boete, zonder voorafgaande opzegging, dadelijk opeisbaar indien de rente, vergoeding, kosten, boete en/of de aflossing niet uiterlijk op de vervaldatum is betaald, […]. De schuldenaar is in gebreke door het bloot ontstaan van het feit of door het enkel verloop van de termijn, zonder dat daartoe een bevel of andere akte van ingebrekestelling wordt vereist, tevens bij beëindiging van zijn bedrijf.
10. […]
11. Alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten, waartoe deze overeenkomst van geldlening en de terugbetaling van hoofdsom, rente, vergoeding, kosten en boete aanleiding mochten geven naar het oordeel van schuldeiser, waaronder begrepen de kosten van deze akte, zijn ten laste van Schuldenaar. Schuldenaar is zich bewust dat de wet BIK een afgerond forfaitair bedrag voorschrijft. Schuldenaar is zich bewust dat deze niet overeengekomen is.
12. Schuldenaar is er volledig van op de hoogte en is zich bewust van de hoogte van de in deze overeenkomst overeengekomen rentepercentages en vergoedingen. Schuldenaar zal nimmer (al dan niet met gerechtelijke tussenkomst) om matiging vragen. Schuldeiser zal alle gerechtelijke kosten die nodig zijn tot vordering van nakoming van deze overeenkomst in rekening brengen bij schuldenaar. Ook hier is schuldenaar zich volledig van bewust.
13. Ter zekerheid van alle verplichtingen van de schuldenaar jegens schuldeiser uit hoofde van deze overeenkomst spreken partijen het volgende af:
Terugbetaling van deze lening en bijbehorende rente, vergoeding, kosten en boete zal worden gedaan uit de winst die zal worden behaald uit de eerstkomende verkoop van de volgende lopende projecten van schuldenaar:
a. Project Soest: Beckeringhstraat en/of Koningsweg en/of Nieuweweg;
b. Project Scheveningen Westduinweg
c. Project Den Haag Weteringkade
d. Project Apeldoorn
Indien deze winst aantoonbaar niet voldoende zal blijken te zijn tot voldoening van de verschuldigde bedragen met betrekking tot deze lening zal voor het resterende deel de behaalde winst bij verkoop van het daarna eerstvolgende project hiervoor worden aangewend, en op deze wijze doorgaand tot alle verschuldigde bedragen met betrekking tot deze lening zullen zijn voldaan.
[…]”
2.4.1.
In een e-mailbericht van 10 april 2019 (productie 11 bij conclusie van antwoord in reconventie) schrijft [naam 1] aan [naam 2], voor zover hier relevant, het volgende:
“Onderstaand een overzicht van de projecten en leningen die lopen:
[…]
3)
Soest, aanvullende lening: hoofdsom €140.000, rente €10.000 per maand vanaf datum verstrekking 15-10-2018. Verschuldigd per 15-3-2019: €140.000 + 2 maanden rentevergoeding €20.000 + boete niet tijdige aflossing €16.000 + lopende rente vanaf 15-12-2018, totaal t/m 15-3-2019 €186.910,18 (zie bijlage).”
2.4.2.
[naam 2] heeft bij e-mail van 11 april 2019 op het bericht van [naam 1] gereageerd, waarbij hij achter de hierboven geciteerde tekst heeft geschreven:
“< klopt >”.
2.5.
Merwestreek heeft op 1 mei 2020 conservatoir beslag doen leggen ten laste van [naam gedaagde].
2.6.
In een e-mail van 5 oktober 2020 met als onderwerp “Hoofdelijkheid leningen” schrijft [naam 2] het volgende aan [naam 1].
“Beste [naam 1],
Na aanleiding van onze gesprekken deel ik je mede dat ik wel hoofdaansprakelijk ben inzake mijn verplichtingen.
Namens onder genoemde BV’s.
Indien er ruimte ontstaat bij een verkoop van een locatie uit een van de BV ‘s, zal ik jou informeren uit welke bv
jij dan de gelden ontvang ter aflossing van de openstaande schulden met rente en kosten; lening Javastraat,
Lening weteringkade, lening Soest.
Als kanttekening wil ik opmerken dat het project Apeldoorn alle hypotheek, kosten en schulden zoals wij in een
eerder stadium afgesproken volledig gelost zouden worden. Dat is naast de aankoop van Apeldoorn.
Hopelijk u hiermee van dienst te zijn, verblijf ik met vriendelijke groet.
[naam 2] in prive
Namens
[naam bedrijf 1]
Westduin BV
Weteringkade Vastgoed BV
Nieuwe Wonen BV
[naam bedrijf 2]
Javaan BV
HS Invest BV
[naam gedaagde].
2.7.
Er is noch door [naam gedaagde], noch door (een van) de andere schuldenaren betaald onder de overeenkomst.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
Merwestreek vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [naam gedaagde] veroordeelt tot
I. betaling van € 243.142,67 aan Merwestreek binnen 48 uur na betekening van het vonnis;
II. betaling aan Merwestreek van een cumulatieve rente van 2% per maand over het onder I genoemde bedrag, met ingang van 23 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, te voldoen binnen 2 werkdagen na afloop van de maand waarover de rente verschuldigd is;
III. betaling aan Merwestreek van de kosten van de conservatoir beslaglegging ad € 3.361,94, binnen 48 uur na betekening van het vonnis, te vermeerderen met eventuele na te komen kosten van beslaglegging;
IV. primair betaling aan Merwestreek van de werkelijk gemaakte buitengerechtelijke kosten als overeengekomen in artikel 11 van de overeenkomst van geldlening, nader op te maken bij staat, alsmede subsidiair de buitengerechtelijke incassokosten ad € 2.972,35 conform de Wet BIK, binnen 48 uur na betekening van het vonnis;
V. betaling van de kosten van dit geding, waaronder begrepen een salaris voor de advocaat.”
3.2.
Merwestreek grondt haar vorderingen op nakoming van de overeenkomst. Daartoe heeft Merwestreek aangevoerd dat de lening onder de overeenkomst (hierna: de lening) is verstrekt voor de duur van een maand, dat deze is verlengd, en dat op grond van de overeenkomst over de hoofdsom boetes en rente verschuldigd zijn, aangezien [naam gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar hoofdelijke verplichting tot terugbetaling.
3.3.
[naam gedaagde] voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Merwestreek in de kosten van het geding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[naam eiseres] vordert dat de rechtbank het door Merwestreek gelegde conservatoir beslag op het appartementsrecht in [adres], kadastraal bekend gemeente ’s-Gravenhage, sectie [sectie], nummer [nummer], appartementsindex 2 (hierna: de woning) opheft, althans de vordering opnieuw begroot voor een bedrag van € 50.000,-, althans dat de rechtbank een beslissing neemt die zij rechtvaardig acht, met veroordeling van Merwestreek bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.6.
Merwestreek voert verweer, strekkende tot afwijzing van de reconventionele vorderingen.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
Merwestreek vordert terugbetaling van het geleende bedrag, te vermeerderen met rente en boete. Volgens Merwestreek is de lening op grond van artikel 2 van de overeenkomst verstrekt voor de duur van een maand, tot 14 november 2018. Hierover is [naam gedaagde] op grond van artikel 5 een gefixeerde rentevergoeding van € 10.000,- verschuldigd. Op grond van artikel 3 en 5 is de overeenkomst met een maand verlengd, waarover eveneens € 10.000,- verschuldigd werd. Aangezien noch [naam gedaagde], noch een van de andere schuldenaren hebben betaald, was per 15 december 2018 een bedrag van € 160.000,- verschuldigd. Op grond van artikel 7 is hierover een boete van 10% over het openstaande bedrag, van € 16.000,- verschuldigd, waardoor de schuldenaren hoofdelijk per 15 december 2018 € 176.000,- verschuldigd waren. Ingevolge artikel 5 van de geldleningovereenkomst is vanaf 15 december 2018 een rentevergoeding van 2% per maand verschuldigd. Op 23 april 2020 was onder de overeenkomst € 243.142,67 inclusief rente verschuldigd, aldus Merwestreek.
4.2.
[naam gedaagde] voert aan, samengevat, dat uit de overeenkomst volgt dat zij de lening niet hoeft terug te betalen, dat er geen sprake is van hoofdelijke verplichtingen en dat de overeenkomst niet is verlengd.
4.3.
De kern van het geschil betreft dus de uitleg van de overeenkomst. Bij die uitleg komt, ook tussen professionele partijen, beslissend gewicht toe aan de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de overeengekomen bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de Haviltex-maatstaf). Daarbij komt onder meer betekenis toe aan de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van het contract, welke rechtskennis van partijen kan worden verwacht en de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van de ene of de andere uitleg. Ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst kunnen van belang zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg.
Opeisbaarheid
4.4.
[naam gedaagde] heeft haar verweer dat de vordering van Merwestreek niet opeisbaar is, als volgt toegelicht. Op grond van artikel 13 van de overeenkomst hoefden de schuldenaren pas te betalen als er winst was gemaakt met één of meerdere van de in dat artikel 13 genoemde projecten. [naam gedaagde] heeft met geen van deze projecten winst gemaakt, zodat de lening op grond van artikel 13 van de overeenkomst niet hoeft te worden terugbetaald. Daarnaast wijst de hoogte van de verschuldigde rente op een investering, en niet op een lening, aldus [naam gedaagde].
4.5.
Merwestreek heeft aangevoerd dat uit de inleidende zin van artikel 13 (“Ter zekerheid van alle verplichtingen van de schuldenaar jegens schuldeiser uit hoofde van deze overeenkomst spreken partijen het volgende af”) blijkt dat dat artikel enkel bedoeld is om de schuldeiser, Merwestreek, aanvullende zekerheid te verschaffen, in die zin dat de resultaten en/of winsten van
projecten niet gebruikt zouden worden voor andere verplichtingen van [naam gedaagde], maar dat die eerst en vooral ten gunste zouden komen ter aflossing van de geldlening. Uit de tekst van de overeenkomst als geheel blijkt dat de vordering wel opeisbaar is. Merwestreek wijst daarbij in het bijzonder op artikel 7 van de overeenkomst, waarin is opgenomen: “De hoofdsom (of het restant daarvan) plus alle verschuldigde en openstaande rente, vergoeding, kosten en boete zal schuldenaar stipt op de in artikel 2 en 3 overeengekomen einddatum op het bankrekeningnummer van de schuldeiser. Als dit niet het geval is, is schuldenaar in verzuim zonder verdere ingebrekestelling
(...).” Dat ook [naam gedaagde] dat zo heeft begrepen, volgt volgens Merwestreek uit de mail van [naam 2] van 11 april 2019 (zie2.4.2), waarin hij bevestigt dat het door [naam 1] genoemde, in verband met “Soest” verschuldigde bedrag, klopt.
4.6.
De rechtbank oordeelt dat de vordering uit de overeenkomst tot terugbetaling van de lening (en daarmee betaling van rente en boete) opeisbaar is. Daarvoor is het volgende redengevend. Uit artikel 7 van de overeenkomst blijkt dat de lening na (uiterlijk) twee maanden moest worden terugbetaald. De tekst van artikel 13 van de overeenkomst noopt niet tot een andere uitleg. Bovendien zou de uitleg die [naam gedaagde] aan artikel 13 geeft met zich brengen dat indien er geen winst werd gemaakt op de genoemde projecten, noch de lening, noch de rente, hoefde te worden (terug)betaald. Dat Merwestreek een dergelijke regeling heeft beoogd is zo onaannemelijk dat [naam gedaagde], gezien het bepaalde in artikel 7 van de overeenkomst en in de afwezigheid van bepalingen of omstandigheden die steun geven aan haar uitleg, in redelijkheid niet mocht verwachten dat de door haar voorgestane uitleg van de overeenkomst de juiste was. Bovendien heeft [naam gedaagde] in zijn e-mail van 11 april 2019 bevestigd gehouden te zijn tot terugbetaling van (onder andere) de gehele lening met renten en boete.
Verlenging van de overeenkomst
4.7.
[naam gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat de overeenkomst, die was aangegaan voor de duur van een maand, niet is verlengd overeenkomstig artikel 3. Dit omdat [naam gedaagde] nooit een verzoek tot verlenging heeft gedaan, althans dat in ieder geval niet een week voor 15 oktober 2018 (de rechtbank neemt aan dat door [naam gedaagde] 15 november is bedoeld) heeft gedaan, en er bovendien geen sprake is van instemming van Merwestreek met een verlenging.
4.8.
Merwestreek heeft hiertegen ingebracht dat de verlenging mondeling is overeengekomen, en dat die overeenstemming ook blijkt uit de e-mail van [naam 2] van 11 april 2019.
4.9.
De rechtbank overweegt dat [naam 2] in het door Merwestreek aangehaalde e-mailbericht (zie 2.4.2) inderdaad aangeeft dat de berekening van het verschuldigde bedrag, inclusief tweemaal een rentevergoeding van € 10.000,-, klopt. Nu [naam gedaagde] dat bericht en de stelling van Merwestreek dat de verlenging mondeling overeen is gekomen onbesproken heeft gelaten, staat vast dat de overeenkomst is verlengd op de wijze zoals door Merwestreek gesteld.
Hoofdelijkheid
4.10.
Merwestreek heeft - in reactie op het verweer van [naam gedaagde] - aangevoerd dat niet alleen uit de tekst van de overeenkomst blijkt dat partijen een hoofdelijke verbintenis van de schuldenaren overeen zijn gekomen, maar dat dit ook blijkt uit (onder meer) de verklaring van [naam 2] in zijn e-mail van 5 oktober 2020 (zie 2.6) en uit de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de overeenkomst. Het geleende geld is louter aangewend door [naam gedaagde]. Het is dan logisch dat die als hoofdelijk schuldenaar geldt.
4.11.
[naam gedaagde] heeft aangevoerd dat geen hoofdelijkheid overeen is gekomen en dat er dus zes schuldenaren zijn. Op grond van artikel 6:6 BW is [naam gedaagde] in haar visie derhalve niet gehouden om meer dan een zesde van enig verschuldigd bedrag terug te betalen. [naam 2] betwist niet dat hij in de e-mail van 5 oktober 2020 heeft aangegeven dat [naam gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen onder de overeenkomst, maar voert aan dat die e-mail is geschreven in het kader van schikkingsonderhandelingen. De vraag waar het geleende geld precies voor is aangewend, is niet van belang bij de beantwoording van de vraag of hoofdelijke aansprakelijkheid overeen is gekomen, aldus [naam gedaagde].
4.12.
De rechtbank oordeelt, hetgeen hiervoor onder 4.3 is overwogen in aanmerking nemend, dat partijen zijn overeengekomen dat [naam gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen onder de overeenkomst. Daarbij is het volgende meegewogen.
In een leningsovereenkomst als de onderhavige, waar het geleende geld geheel ten goede komt aan een partij ([naam gedaagde]), is het niet aannemelijk dat de schuldeiser er genoegen mee neemt dat die partij slechts voor gelijke delen met de andere schuldenaren aansprakelijk is voor terugbetaling van de gelden. Dat in de overeenkomst de schuldenaren zowel afzonderlijk als gezamenlijk zijn gedefinieerd als “schuldenaar” is bovendien een indicatie voor hoofdelijkheid. In de afwezigheid van omstandigheden die op het tegendeel wijzen, kon [naam gedaagde] dan ook in redelijkheid de overeenkomst slechts zo uitleggen dat zij hoofdelijk aansprakelijk zou zijn. Daarnaast is van belang dat ([naam 2] namens) [naam gedaagde] in de e-mail van 5 oktober 2020 (zie 2.6) de hoofdelijke aansprakelijkheid van [naam gedaagde] heeft bevestigd. [naam gedaagde] heeft aangevoerd dat die e-mail is verstuurd in het kader van minnelijk overleg en dat de kern en de bedoeling van de e-mail was dat pas als er totale overeenstemming werd bereikt, de niet-hoofdelijkheid zou komen te vervallen. De rechtbank stelt vast dat die lezing niet valt op te maken uit de tekst van de e-mail, terwijl door Merwestreek wordt betwist dat de e-mail in het kader van minnelijk overleg is gestuurd en genoemde strekking had. Het had dan ook op de weg van [naam gedaagde] gelegen haar stelling te onderbouwen. Nu zij dit niet heeft gedaan, moet ervan worden uitgegaan dat [naam gedaagde] met de bewuste e-mail heeft bevestigd dat [naam gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk is onder de overeenkomst.
Conclusie
4.13.
De conclusie van het bovenstaande is dat uitleg van de overeenkomst ertoe leidt dat [naam gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen van de schuldenaren onder de overeenkomst. De vordering tot (terug)betaling van de hoofdsom en van de contractuele rente zal dan ook worden toegewezen, zij het op basis van een rentepercentage van 24% per jaar en niet op basis van de gevorderde cumulatieve 2% per maand. Uit de overeenkomst (artikel 5) blijkt immers dat de daarin opgenomen verschuldigde rente van 2% per maand niet cumulatief is, nu aan de woorden “2% per maand” is toegevoegd “(24% per jaar)”. Dat partijen (vervolgens) een ander percentage zijn overeengekomen is niet gesteld, zodat Merwestreek haar vordering voor het meerdere (het verschil tussen cumulatief 2% per maand en 24% op jaarbasis) niet heeft onderbouwd.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.14.
Merwestreek vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten; primair - met verwijzing naar artikel 11 van de overeenkomst - van de werkelijk gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, nader op te maken bij staat; subsidiair conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (hierna: het Besluit), neerkomend op € 2.972,35.
4.15.
[naam gedaagde] heeft aangevoerd dat niet aannemelijk is gemaakt dat Merwestreek buitengerechtelijke kosten heeft moeten maken en dat daarnaast het op het Besluit gebaseerde bedrag van € 2.972,35 niet juist is, omdat er geen sprake is van hoofdelijkheid en de hoofdsom waarop genoemd bedrag gebaseerd is dus lager is.
4.16.
De rechtbank stelt vast dat Merwestreek voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Merwestreek heeft echter niet onderbouwd dat de kosten daarvan meer bedragen dan het - door haar op het Besluit gebaseerde - bedrag van € 2.972,35. Dit leidt er toe dat er geen plaats is voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure en dat de rechtbank de kosten zal toewijzen tot het subsidiair gevorderde bedrag van € 2.972,35.
Beslagkosten
Merwestreek vordert [naam gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten van € 3.361,94 (bestaande uit € 656,- aan griffierecht, € 303,94 aan deurwaarderkosten en
€ 2.402,- aan salaris advocaat). De vordering is - gelet op artikel 706 Rv en nu [naam gedaagde] op dit punt geen specifiek verweer heeft gevoerd - toewijsbaar.
Proceskosten
4.17.
[naam gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Merwestreek worden begroot op:
- dagvaarding € 83,38
- griffierecht € 3.475,00
- salaris advocaat €
4.982,00(2,0 punten × tarief € 2.491,00)
Totaal € 8.540,38.
in reconventie
4.18.
In reconventie heeft [naam eiseres] opheffing gevorderd van het door Merwestreek gelegde conservatoir beslag op de woning. [naam eiseres] heeft daartoe primair aangevoerd dat, kort samengevat, het beslag op een ondeugdelijke grondslag berust. Voor zover er wel sprake is van een deugdelijke grondslag, dient de vordering - omdat er geen sprake is van hoofdelijkheid - opnieuw te worden begroot.
4.19.
De rechtbank oordeelt dat nu is vastgesteld dat [naam eiseres] hoofdelijk aansprakelijk is en de vordering van Merwestreek op [naam eiseres] (dus) grotendeels zal worden toegewezen, en er overigens geen grond voor opheffing van het beslag is gesteld of gebleken, de vordering in reconventie dient te worden afgewezen.
4.20.
[naam eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie. De kosten aan de zijde van Merwestreek worden begroot op € 563,00 aan salaris advocaat (2 punten × factor 0,5 × tarief € 563,00).

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [naam gedaagde] om aan Merwestreek binnen 48 uur na betekening van dit vonnis te betalen een bedrag van € 176.000,- (honderdzesenzeventigduizend euro), vermeerderd met de contractuele rente van 24% per jaar over het toegewezen bedrag met ingang van 15 december 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [naam gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 3.361,94, te voldoen binnen 48 uur na betekening van dit vonnis,
5.3.
veroordeelt [naam gedaagde] om aan Merwestreek binnen 48 uur na betekening van dit vonnis te betalen een bedrag van € 2.972,35 ter zake buitengerechtelijke kosten,
5.4.
veroordeelt [naam gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Merwestreek tot op heden begroot op € 8.540,38,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.7.
wijst de vordering af,
5.8.
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Merwestreek tot op heden begroot op € 563,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Volker. Het is ondertekend door mr. C. Bouwman, rolrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2021.
3178/2221