ECLI:NL:RBROT:2021:2700

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
10/650045-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het medeplegen van het beïnvloeden van een getuige met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het beïnvloeden van een getuige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander opzettelijk heeft geprobeerd om de getuige, [naam 1], te beïnvloeden in zijn verklaring die hij moest afleggen bij de rechter. Dit gebeurde in de periode van 9 juni 2018 tot en met 4 september 2018, waarbij de verdachte gebruik maakte van afgeluisterde telefoongesprekken waarin hij de getuige heeft bedreigd en aangemoedigd om zijn verklaring te wijzigen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit en heeft een gevangenisstraf van 34 dagen opgelegd, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 120 uur opgelegd, subsidiair 60 dagen hechtenis. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat het van groot belang is dat getuigen in een strafzaak onbelemmerd kunnen verklaren, en dat het beïnvloeden van getuigen de rechtsorde ondermijnt. De verdachte heeft een strafblad, maar de rechtbank heeft ook geconstateerd dat hij na het feit op het rechte pad is gebleven. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd en de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/650045-19
Datum uitspraak: 12 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak
tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
verblijvende op het adres:
[verblijfadres verdachte] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. S.M. Scheer, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is – kort gezegd – het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft van meet af aan de aantijgingen ontkend. Uit het dossier blijkt bovendien niet dat de verdachte degene is geweest die de belastende tapgesprekken heeft gevoerd met het telefoonnummer eindigend op - [nummer] . Zijn stem is bij het uitluisteren van de tapgesprekken immers niet herkend en het “telefoonnummer” of een daaraan gekoppeld toestel is niet bij de verdachte aangetroffen. Het feit dat in twee belastende tapgesprekken de twee deelnemers door elkaar zijn gehaald, maakt dat die tapgesprekken niet als bewijs in het nadeel van de verdachte mogen worden gebruikt. Tot slot bestaat de mogelijkheid dat de verdachte niet de (enige) gebruiker is van het toestel waaraan het telefoonnummer - [nummer] is gekoppeld. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij weleens de telefoon van iemand anders leent om mee te bellen.
Voorts kan niet vastgesteld worden dat de verdachte daadwerkelijk handelingen heeft verricht richting de getuige zoals die in de tenlastelegging staan omschreven. De getuige heeft ook ontkend door de verdachte of iemand anders te zijn benaderd.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 9 juni 2018 heeft een schietincident plaatsgevonden aan de Weizichtstraat te Rotterdam waarbij de vermoedelijke vluchtauto een Kia type Sportage, met kenteken [kentekennummer] , (hierna: Kia Sportage) was. In het onderzoek kwam [naam 1] (hierna: [naam 1] ) als de gebruiker van deze auto naar voren. Op 14 juni 2018 is [naam 2] (hierna: [naam 2] ) in de bewuste auto aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de schietpartij. Op 25 juni 2018 is [naam 1] door de politie als getuige gehoord. Tijdens dit verhoor is aan [naam 1] gevraagd wie op 9 juni 2018 in de avond in de Kia Sportage heeft gereden. [naam 1] heeft verklaard dat hij de Kia Sportage zaterdagmiddag aan [naam 2] heeft uitgeleend en hij dit ook nog kon nakijken aan de hand van zijn agenda en bonnen.
In een afgeluisterd telefoongesprek tussen [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en [naam 2] (die zich op dat moment in de penitentiaire inrichting De Schie bevindt) van 5 juli 2018 heeft [naam 2] gezegd dat hij negentig dagen heeft gekregen voor
deze bullshiten dat dat komt door die Antilliaan die domme dingen praat. [naam 2] heeft voorts gezegd dat hij niet weet waar die met zijn hoofd was “met zijn datum en agenda’s”.
Op 19 juli 2018 heeft het volgende telefoongesprek plaatsgevonden tussen [naam 3] en de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op - [nummer] waarin onder andere het volgende is gezegd:
[bijnaam 1] : Je weet toch die Antilliaan wel van hier, van onze buurt? Ik heb met hem gesproken. Ik zei tegen hem “je gaat je verklaring veranderen, dit dat. Ik heb hem een beetje bedreigd”. Hij zegt tegen mij “is goed broer, hoe jij het wil. Laat [naam 2] maar tegen mij zeggen wat hij wil veranderen, dan ga ik het veranderen.”. Dus dat is geregeld. Wanneer je op bezoek gaat, zeg wat ie moet veranderen, dan ga ik dat laten doen.
Op 29 juli 2018 heeft wederom een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [naam 3] en
de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op - [nummer] waarin onder andere het volgende is gezegd:
[bijnaam 1] : Ik ben met [bijnaam 2] ! En wat zei [bijnaam 4] ?
[naam 3] : Ik weet het nog niet. Ik heb [bijnaam 4] nog niet gezien. Ik zou nog op bezoek gaan man.
[bijnaam 1] : Heb je nog in de Schie met hem gepraat?
[naam 3] : Nee maar ik kan niet ...(onv) die ding is "faja”
[bijnaam 1] : Ik geef je [bijnaam 2] even.
Op de achtergrond zegt [bijnaam 1] : “ [bijnaam 2] heeft nog niets gehoord”. Op de achtergrond bij [bijnaam 1] wordt [naam 3] genoemd. [bijnaam 3] op de achtergrond zegt: “Ja maar hij heeft mijn nummer”.
[bijnaam 1] : Ja toch. Is goed. Hij zegt: “Jij belt hem gewoon”.
[naam 3] : Ja, ik bel hem sowieso. Maar ik moet eerst op bezoek gaan hoe en wat.
[bijnaam 1] : Want ik ben nu hier met hem. Hij zegt: “Kijk hoeveel weken al voorbij is, niemand heeft nog niets gezegd”.
[bijnaam 3] zegt op de achtergrond bij [bijnaam 1] : ”Maar mensen praten op straat”. Maar probeer te regelen dan praat ik met hem.
Verbalisanten [naam agent 1] en [naam agent 2] hebben voornoemd gesprek beluisterd en herkennen de stem van [bijnaam 3] als zijnde de stem van [naam 1] . Uit onderzoek is reeds gebleken dat “ [bijnaam 2] ” een bijnaam is van [naam 1] en [naam 2] vaker “ [bijnaam 4] ” wordt genoemd.
Op 4 augustus 2018 heeft nogmaals een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [naam 3] en de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op - [nummer] waarin onder andere het volgende is gezegd:
[bijnaam 1] : Wie is de advocaat?
[naam 3] : Silvis
[bijnaam 1] : Is goed, we gaan wel. Dan ga ik hem bellen, dan ga ik die neger daarheen brengen. Je moet donderdag zeggen: “ [naam verdachte] heeft de neger nog niet gezien.”. Je moet zeggen: “Hij is sowieso iedere dag daar”.
[naam 3] : Is goed, ik ga naar hem toe en ik bespreek het.
[bijnaam 1] : Ja toch, je moet zeggen “Als er niets gebeurt, dan staat de neger gereed”. Je weet toch, je moet zeggen: “die dingen zijn geregeld”. Maar precies wat. “Anders neemt hij hem mee naar jouw advocaat”, dat moet je zeggen. Je moet zeggen: “Alsjeblieft, zet er een beetje haast achter”. Je moet zeggen: “ [naam verdachte] heeft me ook vaak gebeld”. Ga donderdag sowieso honderd procent he. Ook al ga je 5 minuten even naar binnen of zo. Maar ga!
[naam 3] : Ja, is goed. Ik ga het regelen.
[bijnaam 1] : Zeg tegen hem dat hij zich geen zorgen moet maken.
Op 4 september 2018 is [naam 1] als getuige onder ede gehoord door de
rechter-commissaris te Rotterdam. Tijdens dit verhoor heeft [naam 1] verklaard niet te weten wie op 9 juni 2018 in de Kia Sportage heeft gereden.
Anders dan de verdediging, stelt de rechtbank vast dat in de voornoemde afgeluisterde gesprekken verdachte degene is die praat via het telefoonnummer eindigend op - [nummer] . De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Dit telefoonnummer is in het onderzoek aan de verdachte als gebruiker gelinkt aan de hand van afspraken die hij maakt in [naam café] te [plaatsnaam] , van welk café hij vaste bezoeker is, en contacten met een telefoonnummer van zijn moeder (tenaamgestelde). De gebruiker wordt voorts meermalen bij de naam “ [naam verdachte] ” genoemd, zijnde de voornaam van de verdachte. Zo onder andere in een inkomend sms-bericht van 6 augustus 2018 en ook in het hierboven aangehaalde tapgesprek van 4 augustus 2018, waarin de verdachte het heeft over “ [naam verdachte] ” in de derde persoon.
Aan deze vaststelling dat hij de voornoemde gesprekken als gebruiker van het nummer
- [nummer] heeft gevoerd, doet niet af dat de verdachte, eerst op de zitting, heeft gezegd dat hij weleens de telefoon van iemand - die hij niet nader aanduidt - leent.
Dat, geruime tijd later, geen telefoon bij de verdachte is aangetroffen die gekoppeld is aan het telefoonnummer eindigend op - [nummer] , doet daaraan evenmin af.
De rechtbank gaat ook voorbij aan het verweer van de verdediging dat betrekking heeft op stemherkenningen, nu de rechtbank een stemherkenning van de verdachte niet gebruikt voor het bewijs.
Dat bij het vertalen in eerste instantie in twee van de betrokken belastende tapgesprekken de twee deelnemers abusievelijk zijn verwisseld, maakt niet dat die tapgesprekken niet als bewijs kunnen worden gebruikt. Uitgaande van de herstelde vertaling zijn de uitlatingen via het nummer - [nummer] , zoals hiervoor is onderbouwd, aan de verdachte toe te schrijven.
De stelling van de verdediging, dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk de handelingen heeft verricht richting de getuige, zoals die in de tenlastelegging staan omschreven, verwerpt de rechtbank ook.
Uit het tapgesprek van 19 juli 2018 maakt de rechtbank op dat de verdachte, zoals hij zelf aangeeft, tegen [naam 1] heeft gezegd dat hij zijn verklaring moet veranderen en dat hij [naam 1] daarbij “een beetje heeft bedreigd”. Uit de rest van de gesprekken volgen de overige ten laste gelegde uitvoeringshandelingen. Dat de uitingen ook daadwerkelijk zijn gedaan, vindt bovendien bevestiging in het feit dat [naam 1] op 4 september 2018 bij de rechter-commissaris daadwerkelijk zijn bij de politie afgelegde, voor [naam 2] belastende, verklaring in voor [naam 2] gunstige zin heeft aangepast.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat de verdachte zich samen met een ander opzettelijk mondeling jegens [naam 1] heeft geuit om diens verklaringsvrijheid te beïnvloeden, terwijl zij wisten dat [naam 1] een verklaring bij een rechter zou afleggen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op tijdstippen in de periode van 9 juni 2018 tot en met
4 september 2018 in Nederland,
tezamen en in vereniging
met een ander,
zich opzettelijk mondeling jegens [naam 1] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid en geweten ten overstaan van een rechter een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij enzijn mededader wisten dat die verklaring zou worden afgelegd,
immers hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader, zakelijk
weergegeven, opzettelijk:
- tegen die [naam 1] gezegd dat hij zijn verklaring moet gaan wijzigen en daarbij die [naam 1] bedreigd, en
- met die [naam 1] afgesproken en besproken dat
zijn, verdachtes, mededaderzal aangeven wat die [naam 1] in zijn verklaring moet wijzigen en dat
hij, verdachte,dat (vervolgens) gaat regelen, en
- meermalen met die [naam 1] (direct) over zijn verklaring gesproken en/of overlegd/afgestemd.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet dat die verklaring zal worden afgelegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander een getuige willen beïnvloeden terwijl hij ervan op de hoogte was dat die getuige een verklaring bij de rechter-commissaris moest gaan afleggen in een lopende strafzaak. Daarmee heeft hij het onderzoek in die strafzaak belemmerd. Dat getuigen in een strafzaak in vrijheid en onbelemmerd kunnen verklaren is van het grootste belang voor de waarheidsvinding en het eerlijke verloop van een strafprocedure. Door die vrijheid aan te tasten wordt de rechtsorde ondermijnd en dat valt verdachte aan te rekenen, te meer nu het hier ging om een onderzoek naar een schietpartij in een woonwijk op klaarlichte dag, waarbij iemand gewond is geraakt.
Anders dan de officier van justitie heeft geëist vindt de rechtbank niet dat de verdachte nu nog terug moet naar de gevangenis. Zij betrekt daarbij de volgende omstandigheden. Het feit dateert van de tweede helft van 2018, geruime tijd geleden dus, en daarmee moet in strafmatigende zin rekening worden gehouden. Zeker nu de verdachte weliswaar een stevig strafblad heeft, maar dat dat ziet op veroordelingen van daarvoor. Ondanks zijn criminele verleden is de verdachte er kennelijk in geslaagd na het onderhavige feit op het rechte pad te blijven.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal dan ook een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel niet uitgaat boven de tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient ertoe om te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Daarnaast is een forse werkstraf op zijn plaats.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 63 en 285a van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 34 (vierendertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op één op meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 juni 2018 tot en met
4 september 2018, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
zich opzettelijk mondeling jegens [naam 1] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid en geweten ten overstaan van een (politie) ambtenaar en/of rechter een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of
ernstige reden had(den) te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader (s), zakelijk
weergegeven, opzettelijk:
- tegen die [naam 1] gezegd dat hij zijn verklaring moet gaan wijzigen en daarbij die [naam 1] bedreigd, en/of
- met die [naam 1] afgesproken en/of besproken dat hij, verdachte, zal aangeven wat die [naam 1] in zijn verklaring moet wijzigen en dat zijn, verdachtes, mededader(s) dat (vervolgens) gaat/gaan (laten) regelen, en/of
- tegen [naam 1] gezegd dat [naam 1] sowieso wordt gebeld maar dat zijn, verdachtes, mededader(s) eerst bij verdachte op bezoek gaat/gaan om met verdachte te praten over hoe en wat, en/of
- afgesproken/besproken dat zijn, verdachtes, mededader(s) bij verdachte zal/zullen langsgaan om te praten en/of om aan/door te geven dat [naam 1] gereed staat en/of dat de dingen zijn geregeld en/of dat iedereen klaar staat en/of dat hij, verdachte, zich geen zorgen moet maken, en/of
- ( meermalen) met die [naam 1] (direct en/of indirect) over zijn verklaring gesproken en/of overlegd/afgestemd.