ECLI:NL:RBROT:2021:2698

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
10/172152-18; 10/190841-18 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging en mishandeling, veroordeling poging afpersing en mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging, mishandeling, en poging tot afpersing. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van openlijke geweldpleging en mishandeling, omdat de betrokkenheid van de verdachte niet kon worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaringen onvoldoende betrouwbaar waren om als bewijs te dienen. De verdachte ontkende stellig betrokken te zijn geweest bij de openlijke geweldpleging en de rechtbank vond geen ondersteunend bewijs in het dossier.

De rechtbank heeft echter wel de poging tot afpersing bewezen verklaard. De verdachte had op 4 augustus 2018 geprobeerd om [naam slachtoffer 1] onder dreiging van geweld te dwingen tot afgifte van geld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers en getuigen voldoende bewijs boden voor deze poging tot afpersing. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 70 dagen, waarvan 63 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerder strafblad voor een vermogensdelict.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen. De rechtbank besloot dat de kosten van de benadeelde partij door de verdachte moesten worden gedragen, maar deze werden begroot op nihil.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/172152-18; 10/190841-18 (gev. ttz.)
Datum uitspraak: 19 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. R.S. Boonstra, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen onder de parketnummers 10/172152-18 en 10/190841-18. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. W.L. van Prooijen, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/172152-18, te weten de poging tot afpersing van [naam slachtoffer 1] (hierna: [naam slachtoffer 1] ), met uitzondering van de poging tot afpersing ten aanzien van [naam slachtoffer 2] (hierna: [naam slachtoffer 2] );
  • bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/172152-18, te weten de poging toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [naam slachtoffer 2] ;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/190841-18, het plegen van openlijk geweld tegen [naam slachtoffer 3] (hierna: [naam slachtoffer 3] ) en [naam slachtoffer 4] (hierna: [naam slachtoffer 4] ), met uitzondering van de handelingen die zien op het slaan/stompen met een boksbeugel, althans een hard voorwerp;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/190841-18, de diefstal van de tas van [naam slachtoffer 4] ;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 114 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis;
  • het opheffen van het geschorste bevel bewaring.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak ten aanzien van de feiten 1 en 2, parketnummer 10/190841-18
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging en baseert zich hierbij op de aangiftes van [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] , de verklaringen van de forensische artsen van het letsel bij de aangevers, de herkenningen van de verdachte op een foto door de aangevers en de verklaring van de getuige [naam getuige 1] . Niet is bewezen dat bij deze openlijke geweldpleging boksbeugels zijn gebruikt, zodat de verdachte van de handelingen die zien op het slaan/stompen met een boksbeugel, althans een hard voorwerp, partieel moet worden vrijgesproken. Tevens stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de diefstal met geweld (feit 2) wettig en overtuigend kan worden bewezen gelet op de aangiftes van [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] en de verklaring van de getuige [naam getuige 1] .
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte op 22 december 2015 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de slachtoffers [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] (feit 1 primair), dan wel deze slachtoffers heeft mishandeld (feit 1 subsidiair) en de tas van [naam slachtoffer 4] met geweld heeft gestolen (feit 2).
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. De getuige [naam getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte hem heeft afgeperst. Daarom wilden [voornaam slachtoffer 3] (aangever [naam slachtoffer 3] ) en [naam slachtoffer 4] met hem praten, maar zij werden aangevallen door de verdachte en twee anderen. Daarna heeft deze getuige na het plaatsvinden van het incident de aangever [naam slachtoffer 3] geappt en aangegeven dat twee van de drie daders een Facebookaccount hadden.
Vervolgens heeft de aangever [naam slachtoffer 3] bij het zien van het account ‘‘
[naam account]’’ de man herkend als één van de daders. Ook de getuige [naam slachtoffer 4] heeft de verdachte op een foto van Facebook herkend. De rechtbank is echter van oordeel dat deze herkenningen onvoldoende betrouwbaar zijn om als bewijs tegen de verdachte te kunnen dienen. Zo blijkt uit de verklaring van de aangever [naam slachtoffer 4] dat het ten tijde van het incident donker was buiten en hij niet veel zicht had. Daarbij geldt ook dat de getuige [naam getuige 1] bij zijn getuigenverklaring bij de rechter-commissaris terugkomt op zijn eerdere politieverklaring en aldaar verklaart niet meer te weten of de verdachte één van de daders is geweest.
Verder is geen ondersteunend bewijs in het dossier aanwezig waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde kan worden afgeleid. Daarnaast heeft de verdachte zelf van meet af aan stellig ontkend betrokken geweest te zijn bij de openlijke geweldpleging.
Nu de betrokkenheid van de verdachte niet kan worden vastgesteld, dient de verdachte van de onder 1 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging te worden vrijgesproken. Dit betekent ook dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair ten laste gelegde mishandeling en de onder 2 ten laste gelegde diefstal met geweld, zodat de verdacht ook hiervan zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1, parketnummer 10/172152-18
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de poging tot afpersing van [naam slachtoffer 1] niet wettig en overtuigend kan worden bewezen nu enkel de heer [naam slachtoffer 1] hierover verklaart.
4.2.2.
Beoordeling
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de poging tot afpersing van [naam slachtoffer 1] wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit het dossier blijkt dat niet alleen [naam slachtoffer 1] hierover heeft verklaard, maar ook [naam slachtoffer 2] .
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de poging tot afpersing van [naam slachtoffer 2] niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering partieel zal worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 2, parketnummer 10/172152-18
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verklaringen van de aangever [naam slachtoffer 2] en de getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 3] niet aannemelijk zijn. Aangever [naam slachtoffer 2] heeft over het incident verklaard dat hij geen adem meer kon halen, heel benauwd was, tranen in zijn ogen kreeg en helemaal slap was. Toch stond hij na het incident direct op en vond het vervelend dat zijn beurt bij de kapper voorbij was gegaan. Volgens de verdediging zegt dit iets over de geloofwaardigheid van deze verklaring. Daarnaast is het niet aannemelijk dat het dichtknijpen van de keel twintig seconden lang heeft geduurd zoals door de aangever is verklaard. Tevens is getuige [naam slachtoffer 1] de enige geweest die heeft verklaard dat de aangever rood en paars werd en begon te spugen. De getuige [naam getuige 3] heeft verklaard dat de aangever zou zijn geschopt. Dit komt op geen enkele manier terug in het dossier. Gelet op de stellige ontkenning van de verdachte dienen deze verklaringen kritisch te worden bekeken. Mocht de rechtbank deze verklaringen wel aannemelijk achten, dan kan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen worden nu het opzet van de verdachte – ook niet in voorwaardelijke zin – niet uit de verklaring van de verdachte kan worden afgeleid. Uit de uiterlijke verschijningsvorm kan dit evenmin worden afgeleid. Indien de rechtbank ervan uitgaat dat de verdachte zijn arm om de keel van de aangever heeft geklemd, dan is alsnog de vraag of dit gekwalificeerd kan worden als een mishandeling nu door de aangever niet wordt gesproken over pijn of letsel.
4.3.2.
BeoordelingVast staat dat op 4 augustus 2018 te Rotterdam een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en de aangever [naam slachtoffer 2] . De rechtbank overweegt verder als volgt. De aangever heeft verklaard dat de verdachte zijn arm met kracht om de nek van de aangever klemde, waardoor hij geen adem meer kon halen. Volgens de aangever heeft de verdachte zeker twintig seconden zijn keel dichtgeknepen. Nadat de verdachte de aangever losliet, moest de aangever hoesten en spugen. Het feit dat de aangever direct na het incident opstond en het vervelend vond dat zijn kappersbeurt hierdoor voorbij was gegaan, doet aan de geloofwaardigheid van die aangifte niet af. Daarnaast vindt de lezing van de aangever van het voorval op belangrijke punten steun in de overige bewijsmiddelen. Zo verklaren ook de getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 3] dat de verdachte zijn arm om de keel van de aangever klemde. Verder heeft de getuige [naam slachtoffer 1] verklaard dat hij zag dat de aangever het heel benauwd had, omdat hij geen adem kon halen, dat zijn gezicht rood en paars werd en dat hij moest hoesten. Ook de getuige [naam getuige 3] heeft verklaard dat nadat de verdachte de aangever losliet, de aangever begon te hoesten.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de aangever bij zijn jas ter hoogte van zijn kraag heeft gepakt en heeft geprobeerd hem naar buiten te trekken. Hij heeft ontkend de keel van de aangever te hebben dichtgeknepen. Hoewel de verdachte ontkent de keel van de aangever dicht te hebben geknepen, is de rechtbank op grond van de aangifte en de getuigenverklaringen van oordeel dat de verdachte de keel van de aangever heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte zich met deze handelingen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Nu er geen aanwijzingen in het dossier zijn met hoeveel druk de keel is dichtgeknepen en hoe lang de keel is dichtgeknepen kan niet worden vastgesteld dat de verdachte een poging zware mishandeling heeft gepleegd. Ook is er geen medische informatie die dit ondersteund.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van mishandeling en tot vrijspraak van een poging tot zware mishandeling.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde, de mishandeling.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten met parketnummer 10/172152-18 heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 4 augustus 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1]
te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld dat geheel aan deze [naam slachtoffer 1] toebehoorde,
- op dreigende toon tegen voornoemde [naam slachtoffer 1] gezegd dat [naam slachtoffer 1] € 1000,- aan verdachte moest betalen, anders zou hij hem wel vinden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
subsidiair
hij op 4 augustus 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door bij deze [naam slachtoffer 2] zijn arm om zijn keel te klemmen en (vervolgens) zijn keel enige tijd dicht te drukken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/172152-18

1..Poging tot afpersing;

2..(subsidiair) Mishandeling

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing door het slachtoffer [naam slachtoffer 1] onder dreiging van geweld te dwingen tot afgifte van geld. Dit soort feiten is in het algemeen zeer bedreigend en verstrekt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling. De verdachte heeft zijn arm om de keel van het slachtoffer [naam slachtoffer 2] geklemd en vervolgens zijn keel dichtgedrukt. Slachtoffers van een dergelijk geweldsdelict kunnen nog als gevolg daarvan gedurende langere tijd fysieke en emotionele gevolgen van het delict ondervinden en zich uitermate onveilig voelen. Verder neemt de rechtbank het de verdachte kwalijk dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan dit ernstige misdrijf waarbij het slachtoffer in directe aanwezigheid van hem bekende personen werd geconfronteerd met een schending van zijn lichamelijke integriteit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een vermogensdelict.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf beperken tot het reeds ondergane voorarrest, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Anders dan de verdediging acht de rechtbank – gelet op de ernst van de feiten – een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank zal daarbij de na te melden algemene voorwaarde stellen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan de officier van justitie zal de rechtbank geen taakstraf opleggen, aangezien zij dit niet passend vindt onder meer gezien het lange tijdsverloop sinds de pleegdatum van de strafbare feiten.
De rechtbank komt tot oplegging van een aanmerkelijk lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, aangezien de rechtbank verdachte vrijspreekt van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten met parketnummer 10/190841-18 en het onder 2 primair ten laste gelegde feit met parketnummer 10/172152-18.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van parketnummer 10/190841-18, feit 1

[naam slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij
vordert een vergoeding van € 1.000,- aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,-
aan immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 57, 63, 300, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/190841-18 en het onder 2 primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/172152-18 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/172152-18, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 70 (zeventig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 63 (drieënzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en P. van Dijken, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Wuijckhuijse, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Teksten tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/172152-18
1.
hij op of omstreeks 4 augustus 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1]
te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] toebehoorde,
- tegen voornoemde [naam slachtoffer 2] heeft gezegd dat [naam slachtoffer 2] hem, verdachte € 2000,- moest betalen en als hij dat niet zou doen hij voornoemde [naam slachtoffer 2] in zijn voet en/of in zijn hoofd zou schieten en/of
- op dreigende toon tegen voornoemde [naam slachtoffer 1] gezegd dat [naam slachtoffer 1] € 1000,- aan verdachte moest betalen, anders zou hij hem wel vinden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 4 augustus 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen bij voornoemde [naam slachtoffer 2] een arm om zijn keel heeft geklemd en/of (vervolgens) zijn keel enige tijd heeft dichtgedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 augustus 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door bij deze [naam slachtoffer 2] zijn arm om zijn keel te klemmen en/of (vervolgens) zijn keel enige tijd dicht te drukken.
Parketnummer 10/190841-18
1.
hij op of omstreeks 22 december 2015 te Rotterdam, openlijk, te weten op de openbare weg, te weten de Nicolaas Beetstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en), te weten [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] , door (meermalen) (met kracht):
- te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 3] , tengevolge waarvan die [naam slachtoffer 3] op de grond viel en/of
- op het lichaam te gaan zitten van die [naam slachtoffer 3] en/of
- het lichaam van die [naam slachtoffer 3] tegen de grond te duwen en/of
- te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 3] , terwijl die [naam slachtoffer 3] op de grond lag en/of
- met een boksbeugel, althans een hard voorwerp, te slaan en/of te stompen tegen het hoofd en/of in het gezicht, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 3] , terwijl die [naam slachtoffer 3] op de grond lag en/of
- die [naam slachtoffer 4] de woorden toe te voegen: "moet ik jullie dood maken", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- met een boksbeugel, althans een hard voorwerp, te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 4] en/of
- te slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 4] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 december 2015 te Rotterdam [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] heeft mishandeld door (meermalen) (met kracht):
- te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 3] , tengevolge waarvan die Tourialia op de grond viel en/of
- op het lichaam te gaan zitten van die [naam slachtoffer 3] en/of
- het lichaam van die [naam slachtoffer 3] tegen de grond te duwen en/of
- met een boksbeugel, althans een hard voorwerp, te slaan en/of te stompen tegen het hoofd en/of in het gezicht, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 3] , terwijl die [naam slachtoffer 3] op de grond lag en/of
- met een boksbeugel, althans een hard voorwerp, te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 4] ;
2.
hij op of omstreeks 22 december 2015 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (merk Calvin Klein) met als inhoud een sleutelbos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond uit het van het lichaam trekken van voornoemde tas.