4.1.3.Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat op 22 juni 2020 bij een doorzoeking van de woning aan de [adres delict] te Rotterdam verschillende verdovende middelen zijn aangetroffen. Uit Forensisch onderzoek en het onderzoek van het NFI blijkt het te gaan om 3,26 kilogram heroïne, 23,72 kilogram MDMA en 400 gram hennep. Daarnaast zijn verschillende attributen gevonden die gebruikt zijn bij de bereiding en de verwerking van de verdovende middelen, zoals maatbekers, handschoenen, mengkuipen en een stellage om verdovende middelen in poedervorm te persen tot een vaste massa.
De vraag die voorligt is – kort gezegd – of bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde Opiumwetfeiten. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Opzettelijk bereiden, bewerken en/of verwerken
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de woning is geweest met de medeverdachte [naam medeverdachte] om koffie te drinken. Hij is daar maar één keer geweest. Hij wilde eten klaar maken in de keuken maar vond de keuken vies, daarom heeft hij de keuken schoongemaakt en daarbij in de woning een mondmasker gedragen. Hij heeft geen drugs in de woning gezien en deze ook niet geproduceerd.
Uit het dossier blijkt dat in de keuken diverse werktuigen zijn aangetroffen waarvan het bekend is dat deze worden gebruikt voor het versnijden van heroïne, zoals een drugspers, een potkrik, mallen, een speciekuip en een weegschaal. Uit de foto’s in het dossier blijkt dat deze goederen erg vies waren en allen bedekt waren met een laag bruin stof. De aangetroffen gebruikte mondkapjes, de (werk)handschoenen, de weegschaal en de speciekuip met bruine poederresten zijn gezien de vervuiling ook voor de bereiding en verwerking van drugs gebruikt. Dit blijkt ook uit de aangetroffen vervuiling op de handgrepen van de kastjes, het aanrechtblad en de kastdeurtjes in de keuken.
Bij de doorzoeking werd video-opnameapparatuur aangetroffen. Op deze apparatuur
werden de beelden opgeslagen van de beveiligingscamera’s die zowel aan de buiten- als binnenzijde van de woning opnames maakten. De verdachte heeft zich zelf op de beelden herkend als “NN3”.
De beelden van 20 en 21 juni 2020 zijn veiliggesteld. Op de beelden is te zien dat de verdachte op 20 juni 2020 om 16.43 uur binnenkomt samen met een ander en om 18.17 uur alleen weggaat. Om 18.21 uur komt hij weer terug. Rond 19.59 uur is te zien dat de verdachte in de keuken is met een mondmasker op. Ook hield hij in zijn handen een zak vast. Om 22.04 uur doet hij de voordeur open en laat vier mannen binnen. Om 02.34 uur op 21 juni 2020 verlaat de verdachte de woning.
Uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de verdachte dat hij alleen kwam koffiedrinken en wat eten heeft klaar gemaakt, niet geloofwaardig is. De drugs en de attributen die nodig zijn bij het bereiden van de verdovende middelen zijn op meerdere plekken in de woning aangetroffen en de woning was niet geschikt voor normale bewoning.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich bezig heeft gehouden met het bewerken en het verwerken van heroïne. Tevens is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen. Uit de uitgekeken camerabeelden blijkt dat meerdere mannen, waaronder de verdachte, de woning in- en uitlopen. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting aangegeven dat hij op uitnodiging van de medeverdachte [naam medeverdachte] naar de woning is gekomen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het medeplegen van het bewerken en het verwerken van een hoeveelheid heroïne wettig en overtuigend bewezen (feit 1).
Niet is komen vast te staan dat in de woning MDMA is bereid, bewerkt en/of verwerkt (feit 1). Het dossier biedt hiervoor geen aanknopingspunten, zodat de verdachte hiervan partieel zal worden vrijgesproken.
Opzettelijk aanwezig hebben
Gelet op het feit dat de verdachte in de keuken van de woning zich bezig heeft gehouden met het bewerken en verwerken van heroïne, staat daarmee ook het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid heroïne vast.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van 23,72 kilogram MDMA (feit 1) en de 400 gram hennep (feit 3) en dat hij daar tevens beschikkingsmacht over had. In het dossier zit geen bewijs dat rechtstreeks wijst op wetenschap van de verdachte van de aanwezigheid van deze drugs. De MDMA en de hennep zijn aangetroffen in een sporttas. Deze drugs lagen dan ook niet in het zicht.
Dat de verdachte in de bewezen verklaarde periode in de woning is geweest en betrokken is geweest bij het bewerken en het verwerken van heroïne, betekent niet automatisch dat hij wetenschap – al dan niet in voorwaardelijke zin – van de aanwezigheid van en beschikkingsmacht over 23,72 kilogram MDMA en 400 gram hennep heeft gehad.