ECLI:NL:RBROT:2021:2683

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
C/10/612116 / JE RK 21-182
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 maart 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige] te verlengen. De minderjarige, geboren in 2015, woont bij zijn vader, die sinds 16 februari 2021 het eenhoofdig gezag over hem heeft. De moeder van de minderjarige is sinds september 2019 met een zorgmachtiging opgenomen en is wilsonbekwaam verklaard. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren, terwijl de moeder niet verscheen.

De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar, maar de vader heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. Hij heeft aangegeven dat er al veel hulpverlening betrokken is bij de minderjarige en dat hij actief op zoek is naar ondersteuning. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds zijn plaatsing bij de vader een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat er geen zorgen zijn over de opvoedsituatie. De rol van de moeder is duidelijk geworden, en de kinderrechter concludeert dat er op dit moment geen gronden zijn om de ondertoezichtstelling te verlengen.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek van de GI afgewezen, waardoor de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] eindigt op 1 april 2021. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/612116 / JE RK 21-182
Datum uitspraak: 12 maart 2021

Beschikking

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2015 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat: mr. M. Erik, te 's-Gravenhage.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van
25 januari 2021, ingekomen bij de griffie op 26 januari 2021.
Op 12 maart 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. M. Erik;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feiten

Bij beschikking van 16 februari 2021 van de rechtbank Rotterdam is het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige] beëindigd en is de vader belast met het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige] .
[voornaam minderjarige] woont bij de vader.
Bij beschikking van 16 december 2015 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 1 april 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Vanwege ziekte van de jeugdbeschermer heeft de vader lange tijd niets van de GI gehoord. Op 4 januari 2021 heeft de nieuwe jeugdbeschermer kennis gemaakt met de vader. Het gezag van de moeder is recent beëindigd. Dit geeft rust. [voornaam minderjarige] vraagt veel aandacht en zorg. De vader doet erg zijn best voor [voornaam minderjarige] en accepteert alle hulpverlening. Praktijk Inzicht is bezig met een onderzoek bij [voornaam minderjarige] . Op school gaat het goed met [voornaam minderjarige] . Er zijn nog wel zorgen over de andere zoon van de vader, [naam broer minderjarige] . Aanstaande dinsdag 16 maart 2021 vindt een groot overleg plaats. Vervolgens wil de GI een familiebijeenkomst houden om te bespreken wie de vader kan ondersteunen. De komende drie tot zes maanden wil de GI alles goed op een rij zetten, zodat de ondertoezichtstelling met een gerust hart kan worden afgesloten.

Het standpunt van de vader

Door en namens de vader is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Er is al lange tijd veel hulpverlening betrokken bij [voornaam minderjarige] en de vader. Ook heeft school zicht op [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] krijgt logopedie, fysiotherapie en speltherapie. Het sociaal wijkteam is betrokken om de vader te helpen met de financiën, huisvesting en hoe om te gaan met het gedrag van [voornaam minderjarige] . Het afgelopen jaar is de GI weinig aanwezig geweest, maar dit heeft niet tot problemen geleid. De vader zoekt actief naar hulp en de familie is betrokken. Ook hebben de zorgen over [naam broer minderjarige] niets te maken met de thuissituatie bij de vader. Op de vorige zitting heeft de GI twee zorgen naar voren gebracht, namelijk het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige] en de rol van de moeder. Inmiddels is het eenhoofdig gezag geregeld. Ook is er zicht op de situatie van de moeder. Van de moeder kan niet veel meer worden verwacht, hooguit begeleide omgang in de toekomst. Bovendien moet eerst door een gedragswetenschapper onderzocht worden of [voornaam minderjarige] in staat is om geconfronteerd te worden met de moeder. In het verzoekschrift van de GI komen dezelfde gronden naar voren. Op dit moment is er geen sprake meer van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Inmenging van de GI is niet meer nodig en niet meer wenselijk. Verzocht wordt om verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen, subsidiair om de ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden te verlengen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
[voornaam minderjarige] functioneert op moeilijk lerend intelligentieniveau en vertoont gedragsproblematiek. Sinds de plaatsing bij de vader in november 2018 heeft [voornaam minderjarige] een positieve ontwikkeling doorgemaakt en zijn de gedragsproblemen verminderd. Er is al lange tijd veel hulpverlening betrokken bij [voornaam minderjarige] en de vader. [voornaam minderjarige] krijgt logopedie, fysiotherapie en speltherapie. Het wijkteam is betrokken om de vader te ondersteunen met de financiën en huisvesting. De vader accepteert alle hulpverlening en zoekt zelf ook actief naar hulp. Het belang van [voornaam minderjarige] zet hij hiermee voorop.
Er waren nog zorgen over de rol van de moeder in het leven van [voornaam minderjarige] . Bij beschikking van 17 september 2020 heeft de kinderrechter geoordeeld dat een termijn van zes maanden voldoende is om duidelijkheid te krijgen over de rol van de moeder en het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige] . Het afgelopen halfjaar is hierover duidelijkheid gekomen. De vader is recent, bij beschikking van 16 februari 2021, belast met het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige] . De moeder is sinds september 2019 met een zorgmachtiging opgenomen bij Yulius met een ernstige psychotische stoornis. Volgens de behandelaar is de moeder wilsonbekwaam verklaard. De verwachting is dat de moeder de komende jaren niet tot nauwelijks een rol kan spelen in het leven van [voornaam minderjarige] . Een contactherstel lijkt momenteel niet in het belang van [voornaam minderjarige] .
Aangezien er geen zorgen zijn over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] en er voldoende duidelijkheid is gekomen over de situatie van de moeder, is de kinderrechter van oordeel dat er op dit moment geen gronden meer aanwezig zijn om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen. De vader is in staat de hulpverlening voor [voornaam minderjarige] zelfstandig te organiseren. De vader verdient hiervoor een groot compliment. Binnenkort zal er nog een groot overleg plaatsvinden, waarbij alles op een rij kan worden gezet en de ondertoezichtstelling zorgvuldig kan worden afgesloten.
De kinderrechter wijst het verzoek van de GI daarom af, waardoor de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] eindigt op 1 april 2021.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2021 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 26 maart 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.